ECLI:NL:RBNNE:2022:1716

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
C/18/207782 / HA ZA 21-154
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Publicaties onrechtmatig? Botsing recht op vrijheid van meningsuiting met het recht op eerbiediging van de eer en goede naam

In deze zaak vordert eiser, een amateurhistoricus en auteur van het boek ‘(De Jacht Op) Hitlers Diamanten’, dat gedaagde, een journalist, wordt veroordeeld tot het staken van smadelijke uitlatingen over hem en zijn boek. Eiser stelt dat gedaagde in verschillende media onrechtmatige uitlatingen heeft gedaan, waaronder beschuldigingen van antisemitisme. Gedaagde betwist deze beschuldigingen en beroept zich op zijn recht op vrijheid van meningsuiting. De rechtbank moet de botsing tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van eiser beoordelen. De rechtbank concludeert dat gedaagde in zijn uitlatingen voldoende steun vond in het beschikbare feitenmateriaal en dat zijn recht op vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder weegt dan het recht van eiser op eerbiediging van zijn eer en goede naam. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/207782 / HA ZA 21-154
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat: mr. D.M. Lamers, kantoorhoudende te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. R. Brekhoff en mr. M.M.S. van den Berg, kantoorhoudende te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 november 2021;
  • de mondelinge behandeling van 8 maart 2022 en de schriftelijke aantekeningen die de griffier daarvan heeft gemaakt;
  • de pleitnotitie van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een (amateur)historicus. Hij is auteur, althans medeauteur, onder de naam
‘Het Enigmacollectief’, van het boek ‘(De Jacht Op) Hitlers Diamanten’ (hierna: het boek).
2.2.
[gedaagde] is (onderzoeks)journalist en auteur van meerdere boeken, in het bijzonder over de Tweede Wereldoorlog. [gedaagde] publiceert onder andere op de nieuws- en opiniesite The Post Online en op de website [webadres] .
2.3.
Op 30 juli 2020 heeft [eiser] een persbericht naar verschillende media gestuurd, waaronder The Post Online, over de presentatie van het boek. In dat persbericht is onder meer te lezen:
‘Geachte redacties en journalisten,
middels dit persbericht willen wij, de auteurs van het boek “Hitlers Diamanten” (uitgegeven door uitgeverij ASPEKT te Soesterberg) u graag informeren en tevens uitnodigen voor een persconferentie op dinsdag 18 augustus om 14.00 uur op het adres van Aspekt: [adres] .
Het betreft de presentatie van ons jarenlange speurwerk en de vele daaruit voortgekomen verbazingwekkende bevindingen, waaronder nooit eerder vermelde historische zaken en zelfs uiteindelijk de laatste rustplaats van Hitler.
Vanaf 2012 hebben we met een team van zo'n acht mensen vanuit meerdere disciplines na verbeten onderzoek een, naar later bleek, authentiek gecodeerd Nazidocument weten te ontrafelen en ontcijferen dat absoluut nooit in de openbaarheid had mogen komen.
Gaandeweg en stapje voor stapje begon het document steeds meer zijn geheimen prijs te geven en vielen we van de ene (historische-) verbazing in de andere. Het doorgronden van de codes en Hitlers gedachtegang was één ding, het allemaal helder uitleggen en opschrijven was de volgende megaklus.
Nu na 75 jaar, terwijl er nog vrijwel dagelijks documentaires te zien zijn op o.a. Discovery, History en Nat. Geographic hebben we dan eindelijk het laatste en enige ware hoofdstuk kunnen schrijven.
Een volstrekt verbijsterend verhaal zoals nog nooit eerder iemand het had kunnen of misschien zelfs wel had willen opschrijven.
(…)’
2.4.
[gedaagde] heeft naar aanleiding van voormeld persbericht een bericht geschreven op de Facebook-pagina van Aspekt Uitgeverij (hierna: Aspekt), de uitgever van het boek. In dat bericht heeft [gedaagde] het boek
‘een belediging voor holocaust slachtoffers’genoemd.
2.5.
[eiser] heeft op 6 augustus 2020 op de Facebook-pagina van ‘Boek en Opinie’ een tweede persbericht geplaatst, waarin hij onder meer heeft vermeld:
‘De uitkomsten van dit boek kunnen werkelijk waar verbijsterend zijn. Het zou onze kijk en kunde op de top van het Nazi-apparaat kunnen veranderen. Dat wat we dachten te weten over de nazi-ideologie zou zomaar kunnen veranderen.’
2.6.
Op 18 augustus 2020 heeft de boekpresentatie plaatsgevonden. Daarna is het boek beschikbaar gesteld aan het publiek.
2.7.
[gedaagde] heeft op 24 augustus 2020 een e-mail aan het Centrum Informatie en Documentatie Israël (hierna: CIDI) gestuurd, waarin hij heeft geschreven:
‘Met mijn collega [naam] onderzoek ik al enige jaren de vervalsingsindustrie die vermeende Hitlerobjecten produceert en verhandelt (op https:// [webadres] /hitler/index/html). We onderzoeken ook boeken waarin zulke objecten “geauthentiseerd” worden, en zodoende vroegen we een recensie-exemplaar op van het vorige week bij uitgeverij Aspekt verschenen boek
Hitlers diamanten.
Uit de persberichten maakten we op dat het een onzinboek was, waarin het bestaan van Hitlers graftombe en allerlei schatten aangetoond zou worden, en allerhande “geheimen” over Hitler zouden worden onthuld. Maar bij lezing bleken die elementen slechts lokkertjes voor het onderliggende verhaal: dat vanaf het jaar 1100 (jawel) een groot Joods-protestants Vrijmetselarijcomplot zou bestaan, gericht op wereldoverheersing. Met als klap op de vuurpijl de bewering (in een 17 pagina’s tellend betoog) dat de
Protocollen van de Wijzen van Zionwel degelijk echt zouden zijn. En dit alles in een quasi-taalkundige en numerologische wartaal opgediend.
In de bijlage een paar van die passages, die de rode lijn vormen in het 521 pagina’s tellende boek.
Onze vraag: zijn deze overduidelijke anti-semitische uitlatingen strafbaar of niet? En zo ja: overweegt het CIDI aangifte te doen tegen de schrijver en de auteur?
Antwoorden willen we verwerken in onze recensie, die later deze week op
The Post Onlineverschijnt, en die later in een uitgebreide geannoteerde versie op
[gedaagde] Magazinegepubliceerd wordt.
Als auteur wordt het “Enigmacollectief” genoemd. Maar daar schuilt waarschijnlijk slechts een persoon achter: ene [eiser] uit [woonplaats] .
Wellicht is het handig als u zelf een exemplaar bemachtigd: https://www.bol.com/nl/f/-/9300000007406825/ - zodat uzelf kan zien wat voor boek dit is.
2.8.
De heer [naam A] , verbonden aan CIDI, heeft op 26 augustus 2020 inhoudelijk per e-mail gereageerd. In die e-mail aan [gedaagde] is te lezen:
‘Ik heb jullie bevindingen (nogmaals chapeau!) eens beter onder de loep genomen. Ik zou onze reactie als volgt formuleren:
Dit boek staat bol van onverbloemde antisemitische complottheorieën. Het cliché van een vermeend complot van Joden en Vrijmetselaars om de wereld te overheersen, wordt niet eens subtiel of en passant naar voren gebracht, maar is de expliciete leidraad van het verhaal. Alsof dat niet genoeg is, worden de
De protocollen der Wijzen van Zion, de bekendste antisemitische
hoaxuit de geschiedenis, als waarheid gepresenteerd. Zulk werk heeft in de verste verte niets met historisch onderzoek te maken.
De verschillende antisemitische passages komen bovenop de ‘methode’ waarop de schrijvers hun bevindingen zeggen te baseren. De Jodenhaat in het boek komt dus op het conto van de schrijvers zelf. Zelfs als men de methode leest, blijkt deze zo arbitrair en onnavolgbaar te zijn, dat er met ook maar licht kritische blik geen chocolade van te maken is. Het lezerspubliek kan zijn tijd op veel betere manieren besteden.
Wij zijn ons ervan bewust dat de uitgever van het boek dezelfde is als die van de CIDI-informatiereeks. Wij hebben de uitgever dan ook uitvoerig op de hoogte gebracht van ons standpunt dat dit boek geen podium geboden zou moeten worden. Ook aan
Bol.com, waar CIDI in contact mee staat om te adviseren inzake antisemitische literatuur, laten wij dit weten.’
2.9.
Op 31 augustus 2020 is op The Post Online een recensie over het boek verschenen. De recensie is geschreven door [gedaagde] en [naam] en kent de titel
‘Het boek Hitler’s diamanten is antisemitisch geraaskal. Het CIDI is niet blij dat huisuitgeverij Aspekt het boek uitgeeft’. In de recensie staat verder onder meer de zin:
‘Voor het eerst sinds de Holocaust is in Nederland een onverbloemd antisemitisch boek verschenen’.
2.10.
Daarnaast heeft [gedaagde] op Twitter, Facebook en op de website [webadres] gepubliceerd over het boek. Op genoemde website heeft [gedaagde] het boek
‘complotwaan’en
‘waanbloemlezing’genoemd. Verder heeft [gedaagde] zich op sociale media over het boek en [eiser] uitgelaten.
2.11.
Op 3 september 2020 is op de website van Dagblad van het Noorden een artikel verschenen met de titel: ‘De dodelijkste recensie ever: journalisten jagen antisemitisch complotboek rond Hitler uit de winkel’. Het artikel is geschreven door [naam B] .
2.12.
Op of rond 14 september 2020 heeft Aspekt besloten om het boek uit de handel te halen en alle reeds gedrukte exemplaren te vernietigen.
2.13.
Nadien hebben verschillende media aandacht besteed aan het boek en [eiser] . Op 14 september 2020 verscheen op de website The Post Online een artikel met de titel
“Boek ‘Hitlers diamanten’ definitief uit de handel en het komt ook niet meer terug’. Het artikel is geschreven door [gedaagde] en [naam C] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot het staken en gestaakt houden van diens smadelijke, dan wel lasterlijke uitlatingen jegens [eiser] in alle reguliere papieren, alsook digitale media, zulks op straffe van een dwangsom ad € 5.000,00 per uitlating, per dag, dan wel dagdeel dat deze zichtbaar is, althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom;
II. [gedaagde] te veroordelen tot het plaatsen van de navolgende rectificatie op de mediakanalen zoals opgesomd onder randnummer 2.37 van de dagvaarding, althans in/op door de rechtbank te bepalen media:
** RECTIFICATIE**
Als columnist van The Post Online alsook op andere (digitale) media heb ik,[gedaagde] , mij tussen 6 augustus 2020 en heden met grote regelmaat negatief uitgelaten over het boek “Hitlers Diamanten” van de hand van het Enigmacollectief, uitgegeven door uitgeverij Aspekt te Soesterberg, alsook over een der auteurs, de heer [eiser] .
Ik heb daarbij de heer [eiser] in het bijzonder, alsook uitgever Aspekt en het boek online belasterd en geridiculiseerd, met het oogmerk hen en het boek zoveel mogelijk schade toe te brengen, omdat de inhoud van het boek mij onwelgevallig was.
Ik heb de heer [eiser] daarbij telkens opnieuw ten onrechte van antisemitisme beschuldigd, hetgeen ik niet had mogen doen. De rechtbank heeft mij dan ook bevolen om alle lasterlijke en smadelijke geschriften van mijn hand te doen (laten) verwijderen en deze rectificatie te plaatsen, hetgeen ik hierbij doe.
III. [gedaagde] te veroordelen tot het voldoen van een door de rechtbank te bepalen schadevergoeding voor immateriële schade;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris en de nodige verschotten van de advocaat van [eiser] , te vermeerderen met de (na)kosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente, en nakosten.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde] in verschillende media uitlatingen over hem en het (mede) door hem geschreven boek heeft gedaan. [eiser] stelt dat die uitlatingen smadelijk en lasterlijk zijn en daarom onrechtmatig. Om die reden vordert [eiser] , kort gezegd, dat [gedaagde] zich onthoudt van smadelijke en lasterlijke uitlatingen, een rectificatie plaatst en een schadevergoeding aan [eiser] betaalt. [gedaagde] betwist dat de door hem gedane uitlatingen onrechtmatig zijn en beroept zich op zijn vrijheid van meningsuiting. Om die reden moet volgens hem de vordering worden afgewezen. De rechtbank overweegt als volgt.
Toetsingskader onrechtmatige uitlating: botsing grondrechten
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag of een uitlating onrechtmatig is ziet de rechtbank zich geconfronteerd met de botsing van twee grondrechten. Aan de ene kant het recht op vrijheid van meningsuiting van degene die de uitlating doet (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM). Aan de andere kant het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van degene over wie de uitlating gaat (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM). [gedaagde] heeft er als journalist belang bij dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken kunnen blijven voortbestaan en [eiser] heeft er belang bij dat hij niet door publicaties in de pers wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en ongewenste publiciteit.
4.3.
Welke van de bovenstaande rechten en belangen zwaarder weegt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Uitgangspunt bij die afweging is dat beide rechten in beginsel gelijkwaardig zijn. Dit brengt mee dat de toetsing in één keer dient te geschieden en dat het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat daarmee de inbreuk op dat andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van het tweede lid van de in het geding zijnde artikelen. [1]
De Hoge Raad heeft als in aanmerking te nemen omstandigheden genoemd:
de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben,
de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen,
de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal,
e inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a tot en met c genoemde factoren,
de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie, het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden, en
de mate van zorgvuldigheid van het aan de publicaties ten grondslag gelegde onderzoek,
een mogelijke beperking van het door de perspublicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat het betreffende stuk, ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers, in de publiciteit zou zijn gekomen.
Deze opsomming is niet limitatief: alle relevante omstandigheden moeten worden meegewogen.
De vordering van [eiser]
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [eiser] onder I en II te ruim en algemeen zijn geformuleerd om tot toewijzing te kunnen leiden. [eiser] vordert (onder I) dat [gedaagde] ‘
diens smadelijke, dan wel lasterlijke uitlatingen jegens [eiser] ’staakt, zonder concreet te maken welke uitlatingen [gedaagde] zou moeten staken. Ook de vordering onder II is te ruim en algemeen geformuleerd, nu uit de tekst van de rectificatie niet valt op te maken welke uitlatingen [gedaagde] concreet zou moeten rectificeren.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank het vorenstaande aan [eiser] voorgehouden. Daarop heeft hij toegelicht dat hij met de in de vorderingen onder I en II genoemde ‘smadelijke en lasterlijke uitlatingen’ drie door [gedaagde] gedane uitlatingen heeft bedoeld, te weten:
(1) [gedaagde] heeft het boek antisemitisch genoemd,
(2) [gedaagde] heeft vermeld dat [eiser] het boek alleen heeft geschreven,
(3) [gedaagde] heeft [eiser] een complotwaanzinnige genoemd.
4.6.
Gelet op de toelichting van [eiser] ter zitting gaat de rechtbank ervan uit dat [eiser] aan zijn vorderingen de onder 4.5. genoemde uitlatingen ten grondslag legt. De rechtbank zal bij de beoordeling dan ook enkel uitgaan van die drie uitlatingen. Daarbij constateert de rechtbank dat door [eiser] de recensie(s) en/of kopieën van de website(s) waar(in) deze uitlatingen zouden zijn gedaan door [gedaagde] , opmerkelijk genoeg niet door [eiser] zijn overgelegd. [gedaagde] heeft evenwel erkend dat hij het boek als antisemitisch heeft gekwalificeerd. Hij betwist [eiser] een complotwaanzinnige te hebben genoemd, maar erkent dat hij het boek complottenwaan heeft genoemd.
(1) [gedaagde] heeft het boek antisemitisch genoemd
4.7.
[gedaagde] heeft in zijn recensie op The Post Online geschreven:
‘Voor het eerst sinds de Holocaust is in Nederland een onverbloemd antisemitisch boek verschenen’. De rechtbank begrijpt dat [eiser] stelt dat (in ieder geval) die uitlating in deze recensie onrechtmatig is. [eiser] heeft, zoals hiervoor overwogen, de recensie niet overgelegd, zodat de rechtbank niet kan beoordelen in welke context [gedaagde] deze uitlating heeft gedaan. De rechtbank zal hierna dan ook beoordelen in hoeverre de uitlating van [gedaagde] ‘dat het boek antisemitisch is’, onrechtmatig is.
4.8.
De rechtbank betrekt bij die beoordeling allereerst de omstandigheid dat [gedaagde] heeft onderbouwd dat zijn uitlating ten tijde van de publicatie voldoende steun vond in het toen beschikbare feitenmateriaal. [gedaagde] verwijst in dat verband allereerst naar – onder meer – de volgende passages uit het boek:
‘Stap voor stap zullen we in dit boek dan ook aantonen dat zelfs Hitler slechts het eindproduct was van een nog veel demonischer systeem dan het Nazisme en meer doortrapte criminelen dan hijzelf.’
‘Terwijl de aristocratie en de geestelijkheid in Europa zich dus wentelden in hun weelde, wellust en waanzin, hadden de Joden en protestanten allang een verborgen agenda, die in alle stilte als onzichtbaar spinnenweb werd gespannen. Voor zover wij hebben kunnen reconstrueren, moet dat demonische plan al rond 1100 na Christus in werking zijn getreden.’
‘Maar in werkelijkheid ben je dan al in de val gelopen VAL-S spelen = VAL van S.atan. Een val waar je de rest van je leven eigenlijk alleen maar dieper in wordt gezogen en waarin alleen de Grootmeesters der Vrijmetselarij de echte agenda beheersen.’
Men kan het ook wel zien als de blauwdruk van het hedendaagse W.W.W., een wijdvertakt wereldnetwerk van Satansgetrouwen die bij voorkeur elkaar de bal toespelen (…). Een volstrekt pervers systeem dus, maar wel uiterst doeltreffend, want het heeft al vele eeuwen doorstaan en Satans Secret Army groeit ondergronds gewoon door onder de belofte dat zijn volgers ooit de aarde en al haar rijkdommen zullen beërven onder de bezielende leiding van een grote wereldleider conform Joods model.’
‘Daarnaast is het hele concept van de vrijmetselarij/Satan gebaseerd op het constant loeren naar prooien, naar zwakheden bij de ander, ook loeren naar kansen en uiteraard naar profijt en geldelijk gewin.’
‘Waarschijnlijk was het A.H. concept het grootste Joods-protestantse leiderkweekproject ooit sinds Napoleon, die op een vergelijkbare wijze ‘gemaakt’ werd tot wie hij was. In het geval van Adolf ging het echter door de interventie van Klara en Paus Leo 180 graden de andere kant op en kon Aloys [Hitlers vader] zijn plannen niet meer verwezenlijken en werden Adolf en Alois junior geen haatdrager voor het Joods-protestantse maar juist een Jihadist voor het leven, voor dat andere geloof, het Katholicisme. Een typisch geval dus van ‘wie een slangenkuil graaft voor een ander..’
‘Wat deden al die Joodse mensen, wiens geboorteland het warme Midden-Oosten was, nu allemaal plots in dat koude, onherbergzame Rusland anders dan het koloniseren en het land langzaam van binnenuit uithollen en bezetten? (…) en waarom moeten die eerste Zionistische congressen uitgerekend in Europa plaatsvinden en niet gewoon ergens in het Midden-Oosten? (…) Let wel, van ons mag iedereen wonen waar hij of zij wil op de wereld, echter we hebben een hekel aan verborgen, op geloofsfanatisme gestoelde, agenda’s die enkel en alleen tot doel hebben om sluipenderwijs andere mensen en volkeren te bekeren en zelfs te knechten.’
‘De haatzaaiers achter de schermen zoals een Samuel Untermyer die die in Amerika als een spin in het web zat van de Joods-protestantse vrijmetselarij aldaar, en al in 1933 namens alle Joden op de wereld de oorlog had verklaard aan Nazi-Duitsland.
Een historisch feit dat tijdens de geschiedenislessen in Europa toch vooral wordt verzwegen. Althans wij wisten niet eens van het bestaan van die man en zijn bepalende rol in de escalatie van het Joods-Duitse conflict. Samuel was blijkbaar in die tijd president van de Joods-economische wereldfederatie en een succesvolle financiële advocaat. Uitgerekend op 6 augustus 19.33 (opgesteld 68 = de horens van de ram0 riep hij een groot congres bijeen in Amsterdam voor alle Joodse leiders op de wereld teneinde in de naam van alle Joden de HEILIGE oorlog te verklaren aan Nazi-Duitsland. (…) Tijdens de haatspeech zei hij onder meer: ‘we would starve them to death’, daarmee doelend op Duitsland. (…) Kortom, dit openlijke optreden van Untermyer was vrij uitzonderlijk in de verborgen wereld van de vrijmetselarij. Normaal waren zij de grote manipulatoren achter de schermen die altijd buiten schot bleven en de lotsbestemming van hun schaapskudde, ook wel de mensheid genoemd, in het comfort van hun loge’s zaten te bekonkelen.’
‘We danken u dat u ons hebt willen vergezellen op deze waanzinnige speurtocht die ons tenminste vijf jaar aan research heeft gekost en we spreken de hoop uit dat toch bij velen onder u de ogen zijn geopend en dat u niet meer zomaar klakkeloos alles wat er om u heen gebeurt voor vanzelfsprekend zult aannemen en dat eenieder weer zélf zal gaan nadenken in plaats van om dat maar, uit een zekere gemakzucht, aan de Wolven in schaapskleren [= de Joods-protestantse Vrijmetselaars] met een verborgen agenda over te laten. Inmiddels is een wereldwijde cyberoorlog in volle gang en bespioneren bevriende naties elkaar volop. Ook de gewone burger zal nauwelijks nog het spiedende vrijmetselaarsoog kunnen ontlopen.’
‘Het echte verhaal is dat al die Joodse leiders in Bazel bijeenkwamen voor een hoger doel, met een volstrekt geheime agenda die angstvallig voor de buitenwacht verborgen werd gehouden. Dat doel was om de christelijke maatschappij (lees Katholieken en andere heidenen in hun optiek) omver te werpen om uiteindelijk tot een wereldheerschappij of Nieuwe wereldorde te komen. Dit natuurlijk onder leiding van een Joods-protestantse bovenlaag of intellectuele bevoorrechte elite).’
‘De Protocollen (
rb: van de Wijzen van Zion)beschrijven stap voor stap en in detail hoe er dan geleidelijk tot die Joods-protestantse wereldheerschappij gekomen zou kunnen worden, en omdat er in de Protocollen ook wordt gerefereerd aan juist weer de vrijmetselarij was het destijds bij de publicatie ervan in 19.03 voor velen hét bewijs dat er een joods-maçonnieke samenzwering of complot zou bestaan.’
‘Klaarblijkelijk wordt er ook nog steeds, vanuit een bepaalde belanghebbende hoek, veel moeite gedaan om dwaalsporen en rookgordijnen te genereren [genereren – TPO] teneinde de Protocollen voor eens en voor altijd naar het rijk der fabelen te verwijzen.’
‘Vrijmetselarij liep dan ook continu en als een rode draad door de geschiedenis, onlosmakelijk gekoppeld aan (Joodse-) Religie. Een giftige, haatdragende en mensenvernietigende cocktail. Zo zal men in het jodendom ook nooit het woord God opschrijven, maar altijd G’d. Het duurde even voordat we daar de V.M.-truc [V.M. = Vrijmetselaars] van doorhadden, maar die zit hem dus in die volstrekt onschuldig lijkende komma, of beter APOSTROPH. Pas als je dan anagrammen gaat maken van de letters G+D+A+P+O+S+T+R+O+P+H volgens hun systeem, komen er boodschappen tevoorschijn zoals: GOD = TEEF, TORA PESACH! Of E.E.G. = SEGE, PHARAO DE POET (het geld). En zo nog wat van die haatdragende boodschappen.’
4.9.
Antisemitisme betekent in het normaal spraakgebruik ‘Jodenhaat’, althans getuigen van een negatief vooroordeel ten aanzien van Joodse mensen. Ook partijen gaan daar kennelijk vanuit. In deze zaak ligt niet de vraag voor of de rechtbank van oordeel is dat het boek antisemitisch is, maar of [gedaagde] dat mocht schrijven. Daarbij is van belang dat hier gaat om een waardeoordeel en niet om een puur feitelijke aangelegenheid. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] de hiervoor weergegeven passages uit het boek in redelijkheid heeft kunnen opvatten als negatieve vooroordelen over Joodse mensen en daarmee heeft kunnen kwalificeren als antisemitisch. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [gedaagde] na het lezen van het boek en vóór het publiceren van zijn recensie, CIDI om een reactie over het boek heeft gevraagd en dat CIDI daarop heeft geantwoord dat het boek
‘bol van onverbloemde antisemitische complottheorieën’staat. Dat het boek een ‘fact-ficion’ verhaal zou betreffen en [gedaagde] er niet van uit mocht gaan dat het verhaal, en daarmee voornoemde passages, op waarheid is c.q. zijn berust, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd. [eiser] heeft het boek in het voorwoord en de persberichten gepresenteerd als een verhaal dat (voor het grootste gedeelte) op onderzoek van hem (en zijn medeauteurs) is gebaseerd. Overigens laat dat onverlet dat [gedaagde] ook een ‘fact-ficion’ verhaal als antisemitisch kan beschouwen.
4.10.
De rechtbank wil nog wijzen op het volgende. [eiser] heeft een boek uitgebracht over een precair onderwerp en daarover zélf de publiciteit opgezocht. Hij heeft het boek gepresenteerd als
‘het enige ware hoofdstuk’(
rb: over Hitler) en naar eigen zeggen zal in het boek worden aangetoond ‘
dat zelfs Hitler het eindproduct was van een nog meer demonischer systeem dan het Nazisme en meer doortrapte criminelen dan hijzelf’. Na lezing van het boek zou volgens [eiser]
‘onze kijk en kunde op de top van het Nazi-apparaat kunnen veranderen’. In het boek schrijft hij over een complot van Joden en Vrijmetselaars om de wereld te overheersen. Temeer gelet op de door hem gebezigde ‘gespierde taal’ heeft [eiser] hierdoor over zich afgeroepen dat een derde, en met name een journalist, zich kritisch zou uitlaten over het boek en daarbij het woord ‘antisemitisch’ in zijn mond zou kunnen nemen. [gedaagde] moet zich als journalist ook in het openbaar kritisch kunnen en mogen uitlaten over onderwerpen die de samenleving raken, zoals het onderhavige.
4.11.
Alle voorgaande feiten en omstandigheden in aanmerking genomen concludeert de rechtbank dat het recht van [gedaagde] op vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder dan het recht van [eiser] op eerbiediging van zijn eer en goede naam, zodat geen sprake is van onrechtmatige publicaties.
(2) [gedaagde] heeft vermeld dat [eiser] het boek alleen heeft geschreven
4.12.
[gedaagde] betwist dat hij heeft geschreven dat [eiser] het boek alleen heeft geschreven en niet, zoals [eiser] stelt dat [gedaagde] zou hebben vermeld, met zeven andere auteurs. [eiser] heeft daarop niet (nader) onderbouwd waar en wanneer [gedaagde] deze uitlating zou hebben gedaan. Voor zover [gedaagde] in de media al zou hebben vermeld dat [eiser] de enige auteur is van het boek, valt bovendien niet in te zien waarom die uitlating onrechtmatig is, omdat [eiser] niet heeft onderbouwd dat hij door
dieuitlating in zijn eer en goede naam is aangetast.
(3) [gedaagde] heeft [eiser] een complotwaanzinnige genoemd
4.13.
Ook deze uitlating wordt door [gedaagde] betwist en is niet door [eiser] onderbouwd. [gedaagde] erkent dat hij het boek ‘complotwaan’ heeft genoemd, maar dat acht de rechtbank – zonder informatie te hebben over de context waarin dat woord is geschreven – niet onrechtmatig. [eiser] erkent dat het boek ‘vol’ complotten zit, zodat dat deel van de uitlating op feiten is gestoeld. Indien [gedaagde] van mening is dat deze complotten niet op waarheid berusten, kan en mag hij, nu niet is toegelicht waarom dat in dit geval onrechtmatig zou zijn, gelet op zijn recht op vrije meningsuiting, het boek bestempelen als complotwaan.
4.14.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [eiser] onder I en II zullen worden afgewezen. Nu niet vast staat dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, is een veroordeling tot betaling van immateriële schadevergoeding ook niet aan de orde, zodat de vordering onder III eveneens zal worden afgewezen.
4.15.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punt × tarief € 563,00)
Totaal € 1.435,00
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna in het dictum zal worden bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.453,00, te voldoen binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het niet betaalde bedrag, tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mr. R. Bootsma en
mr. I.F. Clement, leden, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022. [2]

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 en Hoge Raad 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230.
2.type: 710