ECLI:NL:RBNNE:2022:1696

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
18-300703-21 en 18-260001-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak wegens diefstal met braak en inklimming

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen met braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten 2 en 3 wegens onvoldoende wettig bewijs. Echter, voor feit 1, dat betrekking had op een woninginbraak in Hoogeveen, heeft de rechtbank de verdachte wel veroordeeld. De verdachte heeft in de periode van 14 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 een woning aan de [straatnaam] binnengekomen en daar diverse goederen, waaronder een iPad en sieraden, weggenomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor deze diefstal, waarbij de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak en het gebruik van een valse sleutel.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en het feit dat hij niet gemotiveerd was om mee te werken aan een klinische behandeling of reclasseringstoezicht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van 7 maanden op te leggen, in lijn met de landelijke oriëntatiepunten voor strafmaat. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat er geen verband was tussen de schade en de ten laste gelegde feiten. Tot slot heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd binnen de proeftijd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18-300703-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-260001-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.P. Senior.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit/in een woning aan de [straatnaam] , een I-pad en/of een hoeveelheid gouden en zilveren voorwerpen en/of een aantal horloges en/of bestek en/of geld en/of een beeldje en/of een aantal sieraden en/of twee, althans een spaarpot(ten) en/of een aantal sleutels, in elk geval enig goed, en/of een personenauto, merk: Ford, type Focus, staande (na)bij de woning aan de
[straatnaam] , dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot genoemde woning heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen en/of die weg te nemen auto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of door het gebruik van een valse sleutel;
2. hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2021 tot en met 16 juli 2021, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit/in een woning aan de [straatnaam] , een aantal sieraden en/of een aantal, althans een, horloge(s) en/of een ridderorde en/of cosmetica en/of een zaklamp en/of een ladder en/of twee, althans een, pomp(en) en/of een schijnwerper en/of een buitenlamp, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot genoemde woning heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 30 juli 2021 tot en met 31 juli 2021, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit/in een woning aan de [straatnaam] ,
65, althans een aantal, horloges en/of een 10, althans een aantal, antieke chatelaines en/of een collier met hanger en/of een antiek staand klokje en/of een collier met hanger en/of een antiek roomstelletje met suikerklontjestang en/of een bonbon schaaltje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot genoemde woning heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor het medeplegen. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde acht de officier van justitie de verklaring van verdachte, dat hij de zakhorloges voor iemand anders wilde verkopen, ongeloofwaardig omdat de verklaring verder niet is onderbouwd en daarom niet kan worden gecontroleerd.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen over de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting enkel kan worden vastgesteld dat verdachte na de inbraak een groot deel van de gestolen goederen te koop heeft aangeboden. Het dossier bevat geen bewijs, bijvoorbeeld in de vorm van DNA of schoensporen, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte op enige wijze direct betrokken is geweest bij de woninginbraak. Nu er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is, zal verdachte ook worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2021, metbijlage, opgenomen op pagina 68 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021232159 d.d. 8 januari 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Hoogeveen uit een woning aan de [straatnaam] een IPad en een hoeveelheid gouden en zilveren voorwerpen en een aantal horloges en bestek en geld en een beeldje en een aantal sieraden en twee spaarpotten en een aantal sleutels en een personenauto, merk: Ford, type Focus, staande nabij de woning aan de [straatnaam] , die geheel aan [benadeelde partij 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot genoemde woning heeft verschaft en die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming en door het gebruik van een valse sleutel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van maximaal 4 maanden. Indien een voorwaardelijke straf wordt overwogen, kan worden volstaan met de oplegging van het algemene reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten van 27 januari 2022 en 28 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 14 augustus 2021 tot en met 20 augustus 2021 schuldig gemaakt aan een brutale woninginbraak. Verdachte heeft niet alleen de woning overhoop gehaald en verschillende spullen weggenomen, ook heeft hij de auto weggenomen die op de oprit stond geparkeerd. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Door op een dergelijke manier te handelen heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en heeft hij enkel aan eigen financieel gewin gedacht.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat verdachte volgens zijn justitiële documentatie veelvuldig eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij zich in meerdere proeftijden bevond.
Uit de rapporten van de reclassering volgt dat verdachte reeds verschillende zorgtrajecten heeft doorgemaakt, zowel klinisch als ambulant. Volgens de reclassering is een klinisch traject de enige optie waarbij verdachte vanuit een beschermde omgeving stabiliteit kan opbouwen en kan resocialiseren.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in de penitentiaire inrichting contact heeft met een psycholoog waar het goed mee klikt en dat hij stappen maakt. Daarnaast wil verdachte na detentie een therapeut van VNN vragen om hem bij te staan. Verdachte is niet gemotiveerd om mee te werken aan klinische behandeling of aan reclasseringstoezicht.
Naast de ernst van het gepleegde feit en het strafblad van verdachte heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Hieruit volgt dat bij het plegen van een woninginbraak waarbij er sprake is van veelvuldige recidive de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden als uitgangspunt wordt gehanteerd. Nu verdachte uitdrukkelijk naar voren heeft gebracht dat hij niet gemotiveerd is om mee te werken aan een klinische behandeling of
reclasseringstoezicht, ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS en zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen die in verband kunnen worden gebracht met de bewezenverklaarde feiten verbeurd dienen te worden verklaard. De overige goederen dienen terug te worden gegeven aan de rechthebbenden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte terug moeten worden gegeven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen voorwerpen niet verbeurd verklaren zoals door de officier van justitie is gevorderd omdat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat het voorwerpen zijn die door middel van het strafbare feit zijn verkregen of voorwerpen met betrekking tot welke het strafbare feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • 11 STK Sleutel;
  • 1 STK Klok in wekkervorm;
  • 1 STK Sieraad ketting met hanger met Syrische vlag;
  • 1 STK Sieraad hangertje met engelsymbool;
  • 1 STK Breekijzer;
  • 1 STK Acculader;
  • 1 STK Accu;
  • 1 STK Boormachine;
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang vanstrafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,- ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat er geen verband bestaat tussen de schade en de tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat zij zich aansluit bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er geen verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de schade. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 2 december 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 december 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 januari 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak geldt.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven
  • 11 STK Sleutel;
  • 1 STK Klok in wekkervorm;
  • 1 STK Sieraad ketting met hanger met Syrische vlag;
  • 1 STK Sieraad hangertje met engelsymbool;
  • 1 STK Breekijzer;
  • 1 STK Acculader;
  • 1 STK Accu;
  • 1 STK Boormachine;
  • 1 STK Simkaart van zaktelefoon
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.260001-20:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 2 december 2020, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema-Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2022.
Mr. A.G.D. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.