Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, primair op het standpunt gesteld dat oplegging van een straf geen toegevoegde waarde meer heeft, gelet op de gevolgen die verdachte reeds heeft ondervonden van het incident. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf. De raadsman heeft verzocht de taakstraf te matigen, gelet op het tijdsverloop in deze zaak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft het slachtoffer naar aanleiding van een langlopend conflict op klaarlichte dag, midden in een winkelcentrum, met een stok op het hoofd geslagen. Dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een stok is niet toevallig, nu hij deze stok naar het winkelcentrum had meegenomen voor het geval hij het slachtoffer zou tegenkomen. Het slachtoffer heeft als gevolg van de slag op zijn hoofd pijn ondervonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Tijdens het incident heeft ook het slachtoffer geweld gebruikt. Verdachte en het slachtoffer hebben in en rondom het winkelcentrum telkens de confrontatie met elkaar gezocht. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij alle kansen om zich te onttrekken aan het conflict onbenut heeft gelaten.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is oplegging van een taakstraf in beginsel passend.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 12 mei 2021. Uit dat rapport volgt dat de reclassering reclasseringsinterventies niet noodzakelijk acht. De risicotaxatie laat een laag risico op recidive en geweld zien en er zijn geen aanwijzingen dat verdachte een stelselmatig probleem heeft op het gebied van agressieregulatie. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank constateert dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden, nu het vonnis meer dan 24 maanden na 13 mei 2019, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld, wordt gewezen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, door de straf enigszins te matigen.
Al met al zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank – conform de eis van de officier van justitie – aan verdachte een taakstraf opleggen. Anders dan de raadsman acht de rechtbank oplegging van een straf passend en geboden, gelet op de aard en de ernst van het feit en de rol die verdachte bij het incident heeft gehad.