Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, in combinatie met een forse onvoorwaardelijke taakstraf. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is, gelet op de schade die reeds is toegebracht aan verdachte en zijn gezin. Daarnaast zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk alleen maar meer schade toebrengen. Het gaat goed met het slachtoffer en zij woont bij verdachte in huis. Verder geldt dat sprake is van tijdsverloop in deze zaak en dat het feit dateert uit 2015. Verdachte heeft geen strafblad, hij is al enige tijd in therapie en verdachte is na het ten laste gelegde niet opnieuw de fout in gegaan. Indien aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal de therapie worden stopgezet en zal verdachte zijn huis en zijn baan kwijtraken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn – toen – 13-jarige dochter. Het misbruik vond gedurende ongeveer een half jaar plaats onder de douche in de woning van verdachte, alwaar zijn dochter om de week een weekend verbleef. Dit is bij uitstek een plek waar het slachtoffer zich veilig had moeten voelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op zijn dochter had en heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft daarmee zijn eigen belang boven het welzijn, de belangen en de gevoelens van zijn dochter gesteld. Met zijn handelen heeft verdachte daarnaast een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter en hij heeft het vertrouwen dat zijn dochter in haar vader mocht hebben in ernstige mate beschaamd. Daarbovenop heeft verdachte zijn dochter ook nog eens in een zeer lastige positie gebracht door tegen haar te zeggen dat zij niemand mocht vertellen over hetgeen was voorgevallen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan. Dat het momenteel goed gaat met het slachtoffer en dat zij geen wrok koestert jegens haar vader doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van het feit. Zorgelijk acht de rechtbank bovendien dat verdachte in alle verhoren en gesprekken geen duidelijke uitleg heeft kunnen geven over de vraag waarom hij tot zijn handelen is gekomen.
Gelet op het voorgaande, alsmede het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel volledig op zijn plaats.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 april 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 14 april 2022. Uit dat rapport volgt dat de reclassering hulpverlenging binnen een gedwongen kader niet noodzakelijk acht. Er is sprake van een laag risico op recidive, verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en hij maakt gebruik van de hem geboden hulpverlening bij de Waag. Uit het verhandelde ter terechtzitting is verder gebleken dat verdachte sinds het misbruik aan het licht is gekomen beperkt contact heeft met zijn jongste twee kinderen. Met zijn oudste dochter – tevens slachtoffer – heeft verdachte goed contact en zij woont bij verdachte in huis. Aldus zou een eventueel verlies van de woning van verdachte mogelijk ook voor haar gevolgen hebben.
Alles afwegende zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank komt tot oplegging van een korter onvoorwaardelijk strafdeel dan is geëist door de officier van justitie, gelet op het feit dat verdachte sinds het ten laste gelegde niet heeft gerecidiveerd, er sprake is van een herstelde verhouding tussen verdachte en zijn dochter en er sprake is van tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank acht oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, gelet op de signaalfunctie en de mogelijk recidive verminderende werking hiervan, nu, zoals gezegd, onduidelijk blijft waarom verdachte tot zijn handelen is gekomen.