ECLI:NL:RBNNE:2022:1693

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
18/142582-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader wegens ontucht met zijn minderjarige dochter

Op 24 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontucht met zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2015 tot 1 september 2015 ontucht heeft gepleegd met zijn dochter, die op dat moment 13 jaar oud was. De verdachte heeft zijn dochter onder de douche misbruikt, wat een ernstige schending van haar lichamelijke en geestelijke integriteit met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij sinds het ten laste gelegde niet heeft gerecidiveerd. De rechtbank heeft ook de impact van de straf op de verdachte en zijn gezin in overweging genomen, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om de signalerende functie en de mogelijkheid van recidive te waarborgen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De zaak is behandeld op tegenspraak, en de verdachte was bijgestaan door een advocaat. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door een officier van justitie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/142582-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 mei 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.E. Dekens, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot 16 december 2017 te Zuidwolde, gemeente Bedum, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind en/of de aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, door,
  • meermalen (onder de douche) over de blote borsten en/of billen en/of vagina van die [slachtoffer] te wrijven en/of
  • zijn penis door die [slachtoffer] vast te laten houden en/of aftrekkende bewegingen te maken, althans zijn penis door die [slachtoffer] laten vasthouden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde, met dien verstande dat sprake is van een pleegperiode van 1 februari 2015 tot na de zomer van 2015.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat sprake is van een pleegperiode van 1 februari 2015 tot uiterlijk 1 juli 2015, aangezien [slachtoffer] heeft verklaard dat het misbruik plaatsvond in de tweede klas van de middelbare school.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 mei 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 augustus
2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020218992 d.d. 3 mei 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2022, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van de officier van justitie.
Ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank dat [slachtoffer] ten overstaan van de officier van justitie heeft verklaard dat de gedragingen zich hebben voorgedaan van februari 2015 tot na de zomer van 2015. De rechtbank zal gelet op deze verklaring en op het feit dat verdachte de pleegperiode in zijn verklaring ter terechtzitting niet heeft betwist uitgaan van een pleegperiode van 1 februari 2015 tot 1 september 2015.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 februari 2015 tot 1 september 2015 te Zuidwolde, gemeente Bedum, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, door:
  • meermalen, onder de douche, over de blote borsten, billen en vagina van die [slachtoffer] te wrijven en
  • zijn penis door die [slachtoffer] vast te laten houden en aftrekkende bewegingen te maken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, in combinatie met een forse onvoorwaardelijke taakstraf. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is, gelet op de schade die reeds is toegebracht aan verdachte en zijn gezin. Daarnaast zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk alleen maar meer schade toebrengen. Het gaat goed met het slachtoffer en zij woont bij verdachte in huis. Verder geldt dat sprake is van tijdsverloop in deze zaak en dat het feit dateert uit 2015. Verdachte heeft geen strafblad, hij is al enige tijd in therapie en verdachte is na het ten laste gelegde niet opnieuw de fout in gegaan. Indien aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal de therapie worden stopgezet en zal verdachte zijn huis en zijn baan kwijtraken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn – toen – 13-jarige dochter. Het misbruik vond gedurende ongeveer een half jaar plaats onder de douche in de woning van verdachte, alwaar zijn dochter om de week een weekend verbleef. Dit is bij uitstek een plek waar het slachtoffer zich veilig had moeten voelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op zijn dochter had en heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Verdachte heeft daarmee zijn eigen belang boven het welzijn, de belangen en de gevoelens van zijn dochter gesteld. Met zijn handelen heeft verdachte daarnaast een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter en hij heeft het vertrouwen dat zijn dochter in haar vader mocht hebben in ernstige mate beschaamd. Daarbovenop heeft verdachte zijn dochter ook nog eens in een zeer lastige positie gebracht door tegen haar te zeggen dat zij niemand mocht vertellen over hetgeen was voorgevallen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan. Dat het momenteel goed gaat met het slachtoffer en dat zij geen wrok koestert jegens haar vader doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van het feit. Zorgelijk acht de rechtbank bovendien dat verdachte in alle verhoren en gesprekken geen duidelijke uitleg heeft kunnen geven over de vraag waarom hij tot zijn handelen is gekomen.
Gelet op het voorgaande, alsmede het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel volledig op zijn plaats.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Allereerst heeft de rechtbank kennisgenomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 april 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 14 april 2022. Uit dat rapport volgt dat de reclassering hulpverlenging binnen een gedwongen kader niet noodzakelijk acht. Er is sprake van een laag risico op recidive, verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en hij maakt gebruik van de hem geboden hulpverlening bij de Waag. Uit het verhandelde ter terechtzitting is verder gebleken dat verdachte sinds het misbruik aan het licht is gekomen beperkt contact heeft met zijn jongste twee kinderen. Met zijn oudste dochter – tevens slachtoffer – heeft verdachte goed contact en zij woont bij verdachte in huis. Aldus zou een eventueel verlies van de woning van verdachte mogelijk ook voor haar gevolgen hebben.
Alles afwegende zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank komt tot oplegging van een korter onvoorwaardelijk strafdeel dan is geëist door de officier van justitie, gelet op het feit dat verdachte sinds het ten laste gelegde niet heeft gerecidiveerd, er sprake is van een herstelde verhouding tussen verdachte en zijn dochter en er sprake is van tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank acht oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats, gelet op de signaalfunctie en de mogelijk recidive verminderende werking hiervan, nu, zoals gezegd, onduidelijk blijft waarom verdachte tot zijn handelen is gekomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 mei 2022. mr. A.G.D. Overmars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.