Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de eis in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het feit en het tijdsverloop in deze zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft het slachtoffer naar aanleiding van een langlopend conflict op klaarlichte dag, pal voor een winkelcentrum, in zijn arm gestoken. Op de spoedeisende hulp in het ziekenhuis is bij het slachtoffer een steekverwonding in de bovenarm en een actieve inwendige slagaderlijke bloeding uit de borstspier bij de steekverwonding geconstateerd. De steekverwonding in de bovenarm moest worden gehecht en de slagaderlijke bloeding moest worden gestelpt. Verdachte heeft zich niet om het slachtoffer bekommerd, maar is na het steken teruggelopen naar het winkelcentrum. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Tijdens het incident heeft ook het slachtoffer geweld gebruikt. Verdachte en het slachtoffer hebben in en rondom het winkelcentrum telkens de confrontatie met elkaar gezocht. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij alle kansen om zich te onttrekken aan het conflict onbenut heeft gelaten.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 14 mei 2021. Uit dat rapport volgt dat de reclassering reclasseringsinterventies niet noodzakelijk acht. De reclassering schat het risico op recidive in als laag, nu het ten laste gelegde een incident lijkt te zijn. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor enig strafbaar feit, zo blijkt ook uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 april 2022.
De rechtbank constateert dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden, nu het vonnis meer dan 24 maanden na 11 mei 2019, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld, wordt gewezen. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals hierna uiteen gezet.
Al met al zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank oplegging van een nadere gevangenisstraf niet passend, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur aan verdachte opleggen.