Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de raadsman een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aangewezen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 12 april 2021 en d.d. 20 juli 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van voorwerpen bestemd tot het plegen van grootschalige en/of beroepsmatige hennepteelt. Verdachte was kennelijk bezig een hennepkwekerij op te zetten. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 36.680,- ten behoeve van het opzetten van een hennepkwekerij. Met zijn handelen heeft de verdachte de illegale hennepteelt en hennephandel gefaciliteerd. Deze illegale activiteiten brengt allerlei maatschappelijke onwenselijke effecten met zich.
De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij opnieuw is overgegaan tot het opzetten van een grootschalige hennepkwekerij terwijl tegelijkertijd een strafzaak liep waarbij hij eveneens verdacht werd van het medeplegen van het telen van grote hoeveelheden hennep in meerdere hennepkwekerijen. Zoals de reclassering in haar rapport van 20 juli 2021 ook heeft geconcludeerd is er sprake van recidive en een duidelijk delictpatroon waarbij verdachte vanuit financiële overwegingen overgaat tot het plegen van dergelijke delicten. Het recidiverisico wordt door de reclassering dan ook hoog ingeschat, omdat van enig vooruitzicht op verbetering van de financiële situatie van verdachte op korte termijn geen sprake lijkt te zijn.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tevens gelet op het grootschalige karakter van de hennepkwekerij in aanbouw en daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot het telen van hennep en het witwassen. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte in 2005, 2006, 2009 en 2012 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten en dat deze eerdere veroordelingen verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden om opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op het bovenstaande niet kan worden volstaan met een taakstraf van maximale duur en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal daarom verdachte veroordelen conform de eis van de officier van justitie tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.