De veroordeelde heeft, blijkens het advies van Reclassering Nederland, d.d. 30 november 2021, een van de bij voornoemd arrest opgelegde bijzondere voorwaarde niet nageleefd. De urine van veroordeelde is namelijk op 28 januari 2021 (cocaïne) en op 27 september 2021 (amfetamine) positief getest op harddrugs. Voorts is gebleken dat veroordeelde het lastig vindt om hier zijn verantwoordelijkheid in te nemen en legt hij de schuld grotendeels buiten zichzelf. Gezien de hoge risico’s hiervan in verhouding tot de feiten waarvoor veroordeelde is veroordeeld heeft de reclassering de keuze gemaakt het toezicht retour te sturen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
De deskundige T. Douma heeft ter terechtzitting de inhoud van het rapport bevestigd en nader toegelicht. Op het moment dat de reclassering vernam dat veroordeelde op 9 november 2021 is aangehouden in de aanwezigheid van harddrugs is na een afweging besloten het toezicht terug te leggen. Het risico op recidive was – in combinatie met de twee positieve urinetests – volgens haar namelijk te hoog.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gehandhaafd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de vordering niet los kan worden gezien van de recente aanhoudingen van veroordeelde, zodat deze in het licht van de schending van de algemene voorwaarde moeten worden aangebracht bij de twee nieuwe zaken. Daarnaast is het vreemd dat de reclassering spreekt van een hoog risico op recidive, terwijl zij niet heeft geadviseerd om veroordeelde onmiddellijk aan te houden.
Het weigeren van de speekseltest bij de aanhouding op 9 november 2021 heeft enkel te maken met het feit dat veroordeelde op dat moment geen verkeersdeelnemer was. Daaruit mag niet worden afgeleid dat er sprake zou zijn van drugsgebruik.
Veroordeelde bestrijdt daarnaast de uitkomst van de eerste urinetest. Hij heeft toen geen drugs gebruikt. Veroordeelde heeft destijds gevraagd om een tegenonderzoek, maar dat was niet meer mogelijk om dat hem de uitslag pas na een week is meegedeeld. Het is daarom niet vast te stellen of het onderzoekslab een fout heeft gemaakt. De tweede urinetest bestrijdt veroordeelde niet. Hij heeft toen Ritalin van een vriend gebruikt voor zijn ADHD. Veroordeelde heeft zich daarbij niet gerealiseerd dat hij Ritalin alleen op recept had mogen gebruiken. Gelet op de betwisting van de eerste uitslag van de urinecontrole, de reden voor de uitslag van de tweede controle en het feit dat verdachte al in voorlopige hechtenis zit voor een ander feit, is het niet noodzakelijk dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf op dit moment wordt toegewezen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan veroordeelde is een forse straf opgelegd voor poging tot doodslag waarbij hij het slachtoffer met een mes meermalen in het gezicht en het lichaam heeft gestoken/gesneden. Ook heeft hij een ander slachtoffer met een mes bedreigd en was hij in het bezit van een boksbeugel. Deze feiten, zo blijkt uit het arrest van het gerechtshof, zijn gepleegd door verdachte terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol en speed. Het hof heeft verdachte een fors hogere straf opgelegd dan de rechtbank en heeft ter voorkoming van geweld aan verdachte onder meer een drugs- en alcoholverbod opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat deze voorwaarde een belangrijk instrument is ter voorkoming van recidive. Dit is ter zitting ook bevestigd door de deskundige die heeft aangegeven dat het middelengebruik een groot onderdeel is van het recidiverisico. Het spreekt naar het oordeel van de rechtbank voor zich dat bij overtreding van de voorwaarden de toezichthouder ook een inschatting moet maken van de wijze waarop een veroordeelde al dan niet openheid van zaken geeft.
Alhoewel veroordeelde de uitkomst van de eerste positieve urinetest betwist, heeft de deskundige ter zitting aangegeven dat bij haar over deze uitkomst geen twijfel bestaat; de aangetroffen waarden waren zeer hoog. De rechtbank stelt daarnaast vast dat veroordeelde ten aanzien van de uitkomst van de tweede positieve test ter zitting aangeeft dat hij Ritalin van een vriend heeft gebruikt. De deskundige heeft ter zitting gemeld dat zelfs als dit het geval zou zijn geweest, deze wijze van handelen zorgelijk moet worden geacht, omdat veroordeelde op de hoogte is van het drugsverbod en desondanks zonder overleg pillen gebruikt.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat kan worden vastgesteld dat veroordeelde de opgelegde bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Tevens stelt zij vast dat veroordeelde over zijn gedrag geen openheid van zaken heeft gegeven, hetgeen het risico op recidive verhoogt. De rechtbank komt op grond daarvan tot het oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Voor dit oordeel acht de rechtbank van zwaarwegend belang de zeer ernstige feiten waarvoor veroordeelde de forse voorwaardelijke straf opgelegd heeft gekregen en de houding van veroordeelde waarbij hij de schuld buiten zichzelf legt en geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. De rechtbank is van oordeel dat daarmee het herhalingsgevaar van (fors) gewelddadig handelen onaanvaardbaar hoog moet worden geacht. De vordering van de officier van justitie zal reeds hierom moeten worden toegewezen. Dat veroordeelde daarnaast ook nog is aangetroffen in een auto waarin onder meer drugs zijn aangetroffen, waarbij hij heeft geweigerd mee te werken aan een speekseltest -wat daarvan de reden ook is- kan alleen maar worden gezien als een bevestiging van voormelde zorgen en voormeld oordeel.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering.