ECLI:NL:RBNNE:2022:159

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
182122
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 18 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren op [geboortedatum], die momenteel verblijft bij [instelling]. Het verzoek is ingediend op 7 januari 2022 en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse documenten, waaronder een indicatiebesluit, medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2022 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat mr. B.G. Kooi, en vertegenwoordigers van de zorginstelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. Er zijn zorgen over haar gedrag, waaronder agressie en suïcidaliteit, en de rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks de bezwaren van de betrokkene en haar ouders, die aangeven dat zij bereid zijn om voor haar te zorgen, oordeelt de rechtbank dat de zorgbehoefte van de betrokkene de mogelijkheden in de thuissituatie overstijgt. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 18 juli 2022, om de benodigde zorg en begeleiding te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/182122 / BZ RK 22-19
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van
18 januari 2022naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende bij [instelling] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. B.G. Kooi, kantoorhoudende te Dokkum.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 7 januari 2022, en van de volgende bijlagen:
  • het indicatiebesluit d.d. 18 maart 2021;
  • de aanvraag d.d. 28 december 2021;
  • de medische verklaring d.d. 24 december 2021;
  • een uittreksel uit het curateleregister;
  • een afschrift van de beschikking waarbij curatorschap is ingesteld en een curator is benoemd d.d. 11 september 2020;
  • het zorgplan d.d. 23 december 2021.
  • een afschrift van de beschikking waarbij een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf is toegewezen d.d. 10 november 2020;
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een e-mail van de ouders van betrokkene aan de rechtbank d.d. 14 januari 2022.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 januari 2022. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. B.G. Kooi;
  • [naam] , GGZ psycholoog namens de zorgverantwoordelijke;
  • [naam] , begeleider;
  • [naam] , curator;
  • [naam] , ouders van betrokkene.
1.4.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 18 januari 2022 genoemde personen gelijktijdig door middel van beeldbellen gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar cliënt verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar oordeel van de rechter het gedrag van betrokkene als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis. Er is bij betrokkene sprake van een licht verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis met daarbij impuls- en emotieregulatie problematiek. Ook is bij betrokkene diabetes type I vastgesteld.
2.3.
Deze verstandelijke handicap die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
In het verleden is het in de thuissituatie van betrokkene ernstig vastgelopen en is bovengenoemd ernstig nadeel zichtbaar geweest. Betrokkene had geen daginvulling, er was geen grip op haar diabetes en er was sprake van ernstig stalkgedrag. Betrokkene bedreigde haar ouders en hulpverleners, was agressief en dreigde met suïcide. De ouders van betrokkene konden geen grip op haar krijgen. In 2020 is betrokkene daarom middels een rechterlijke machtiging opgenomen in de kliniek. Sinds mei 2021 verblijft zij op vrijwillige basis in de kliniek, maar zij geeft de laatste tijd veelvuldig aan weer bij haar ouders te willen gaan wonen.
In gesprekken kan betrokkene nog altijd de totale regie overnemen en is zij niet in staat te luisteren naar anderen. Daarnaast heeft betrokkene geen inzicht in haar functioneren en de problematiek die zich thuis heeft afgespeeld. Door betrokkene haar zeer zwakke agressie-impulsregulatie wordt zij makkelijk kwaad wat leidt tot fysieke agressie. Zij heeft begeleiding nodig om hierin beperkt en beschermd te worden.
Betrokkene is – zowel voor als tijdens de opname in de kliniek – slecht te motiveren voor de behandeling en ze kan erg manipulatief gedrag vertonen. Zo drinkt of eet zij grote hoeveelheden waardoor haar bloedsuikerwaardes ontregelen, dreigt zij met suïcide en met het spuiten van een overdosis insuline. Dit alles om haar zin te krijgen. De kans dat zij dit daadwerkelijk doet, is reëel. Er blijft een spanningsveld ontstaan rondom het eten en het spuiten van insuline, hetgeen heeft geleid tot het opstellen van een protocol en het volgen van een dieet. Hoewel het insulinegebruik nog steeds niet helemaal perfect gaat, is er sinds het verblijf van betrokkene in de kliniek wel een aanzienlijke verbetering in haar bloedsuikerwaardes te zien ten opzichte van hoe het was in de thuissituatie. Maar, de bloedsuikerwaardes zijn nog altijd structureel te hoog, met het risico op gezondheidsproblemen op langere termijn.
2.4.
Door en namens betrokkene is afwijzing van het verzoek bepleit. Hoewel betrokkene aan de ene kant zegt het naar haar zin te hebben in de kliniek, wil ze aan de andere kant erg graag naar huis. De hele situatie geeft bij betrokkene veel onrust. Doordat betrokkene het liefst naar huis wil, acht zij een rechterlijke machtiging niet noodzakelijk. Voorts is door de advocaat aangegeven dat betrokkene al een geruime tijd zonder rechterlijke machtiging in de kliniek verblijft en daarbij al structureel aangeeft naar huis te willen, maar tot op heden nimmer de daad bij het woord heeft gevoegd. Dit maakt dat het toewijzen van een rechterlijke machtiging niet doelmatig en proportioneel is.
2.5.
In tegenstelling tot betrokkene en haar ouders is de rechtbank van oordeel dat een opname en verblijf wel noodzakelijk en geschikt zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Hoewel door de ouders van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht dat zij bereid zijn om thuis voor betrokkene te zorgen, zien zij ook wel (enigszins) de risico’s hiervan in. Gebleken is immers dat betrokkene 24-uurs zorg nodig heeft, hetgeen haar in de thuissituatie niet geboden kan worden. Op het moment dat betrokkene naar huis gaat, bestaat het reële gevaar dat betrokkene niet genoeg begrensd gaat en kan worden door haar ouders, hetgeen in het verleden ook is gebeurd. Omdat betrokkene juist die begrenzing hard nodig heeft om behoed te worden voor het ernstig nadeel, zullen dezelfde problemen als voor de opname in de kliniek zich voor gaan doen. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat de ouders nu wel een voldoende begrenzend klimaat kunnen scheppen. Bovendien is het in de thuissituatie erg ingewikkeld om betrokkene haar bloedsuikers op peil te houden, haar veilig te houden en haar een gestructureerd dagprogramma te bieden. De rechtbank constateert daarom dat de zorgbehoefte van betrokkene de mogelijke hulpverlening in de thuissituatie overstijgt. Nu betrokkene bovendien regelmatig de geboden behandelingen weigert dan wel bewust frustreert, is de rechtbank van oordeel dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
De rechtbank ziet gelet op de onderliggende stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling naar voren is gekomen voldoende reden om aan te nemen dat betrokkene zich verzet tegen opname en verblijf bij [instelling] . Zoals eerder overwogen frustreert betrokkene de benodigde behandeling en geeft zij de laatste tijd steeds vaker aan naar huis te willen. Hoewel betrokkene tijdens de mondelinge behandeling wisselende signalen geeft over haar verblijf in de kliniek, moet voor de momenten waarin betrokkene wel aangeeft naar huis te willen, dit worden geduid als verzet. Een rechterlijke machtiging is daarom noodzakelijk om het verblijf van betrokkene in de instelling te kunnen waarborgen en haar de benodigde zorg, begrenzing en begeleiding te kunnen bieden. Bovendien is het met een rechterlijke machtiging voor de kliniek makkelijker om betrokkene na (de nog op te starten) bezoeken aan de ouders mee terug te krijgen. De angst bestaat nu dat betrokkene na een bezoek thuis niet meer mee terug wil gaan naar de kliniek. De rechterlijke machtiging dient hiervoor als stok achter de deur.
2.7.
Als aanvulling op het hierboven overwogene, is de rechterlijke machtiging niet alleen noodzakelijk om het verblijf van betrokkene in de huidige kliniek te kunnen waarborgen, maar ook om haar hopelijk binnenkort over te kunnen plaatsen naar een andere woonplek, waar de curator nog steeds naar op zoek is. Betrokkene staat ook op de wachtlijst hiervoor. Het is de wens van de ouders dat betrokkene – indien zij niet naar huis kan – op een andere geschiktere plek terecht komt waar zij zich thuis voelt. De rechtbank begrijpt dat het voor de ouders frustrerend is dat er al zo lang gezocht wordt naar een passende vervolgplek en deze nog steeds niet is gevonden en dat zij voortvarendheid missen bij de curator. Daarentegen heeft de curator tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht al zes keer op huisbezoek te zijn geweest en dat hij veel pogingen doet om betrokkene elders geplaatst te krijgen. Hij loopt daarbij alleen wel aan tegen wachtlijsten, die hij ook niet op kan lossen. De rechtbank leidt hieruit af dat de curator alles doet wat mogelijk is en de rechtbank hoopt dat er voor betrokkene snel een passende vervolgplek beschikbaar komt. Aangezien de inschatting bestaat dat betrokkene niet vrijwillig zal instemmen met een overplaatsing kan de rechterlijke machtiging er in dit geval voor zorgen dat betrokkene wel wordt overgeplaatst naar een andere, meer passende woonplek.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 18 juli 2022.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene],geboren op [geboortedatum] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 18 juli 2022.
Deze beschikking is op 18 januari 2022 mondeling gegeven door mr. J. Teertstra, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 26 januari 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
..
fn. 896
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.