Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest tot datum uitspraak, te weten voor de duur van 269 dagen met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Tevens verzoekt de officier van justitie de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten met verpleging van overheidswege.
Voorts dient een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafvordering, te worden opgelegd, nu de oplegging van deze maatregel in het belang is van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat hij de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanzienlijk acht. Bij verdachte is sprake van duurzame problematiek op grond waarvan langdurig toezicht op verdachte is vereist om het recidiverisico in te kunnen perken.
Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering acht de officier van justitie het
creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de gemaximeerde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, langdurig onder toezicht te stellen, noodzakelijk om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden.
Tot slot vordert de officier van justitie, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, een contactverbod voor de duur van vijf jaren met [slachtoffer] als vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr), alsmede een locatieverbod zoals geadviseerd door de reclassering voor de diverse locaties behorend bij de gemeente Hoogeveen. Iedere keer dat verdachte niet aan deze maatregelen voldoet, dient vervangende hechtenis te worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie verzoekt de rechtbank deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren nu er, gelet op de recidive en de problematiek van verdachte, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] .
De inbeslaggenomen laptop/tablet moet worden verbeurd verklaard nu deze is gebruikt om het strafbare feit (2) te begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van al het ten laste gelegde primair niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Indien de rechtbank niet komt tot algehele niet-ontvankelijkheid vanwege de schending van het verschoningsrecht, dan dient dit volgens de verdediging te leiden tot strafvermindering.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 1 en feit 3 vrijspraak bepleit.
Meer subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van een op te leggen straf bepleit dat deze straf dient te worden gematigd tot hooguit een gevangenisstraf van enkele maanden in combinatie met een taakstraf en/of geldboetes.
Ten aanzien van een op te leggen maatregel heeft de raadsman opgemerkt dat beide pro-Justitia rapportages negatief adviseren over het opleggen van een TBS maatregel of een straf met voorwaarden. Een juridisch kader werkt contraproductief in het terugdringen van recidive en levert het risico op acting-out gedrag op, zo stellen de onderzoekers.
Indien de rechtbank een stoornis vaststelt en oplegging van een terbeschikkingstelling overweegt dan verzoekt de verdediging het onderzoek ter terechtzitting te heropenen voor het horen van de deskundigen ter zitting. Het betreft dan het horen van de psychiater, de twee psychologen als ook beide reclasseringsmedewerk(st)ers van Reclassering Nederland.
Het horen van deze deskundigen is dan noodzakelijk om de bezien of terbeschikkingstelling in enige vorm een geschikte en geëigende maatregel is.
Indien de rechtbank een maatregel ex artikel 38v WvSr zou overwegen, verzoekt de raadsman de rechtbank om daarbij rekening te houden met de mogelijkheden die verdachte moet blijven behouden om zijn burgerlijke en politieke rechten uit te oefenen. Nu de aangiftes zien op een medewerker van de Gemeente Hoogeveen, dient een eventueel contact en locatie-ge- of verbod niet zodanig beperkend te zijn dat verdachte niet meer in de gelegenheid is om met de overheid te communiceren, uitkeringen of toeslagen aan te vragen etcetera.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages die over verdachte zijn uitgebracht, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. Tevens heeft de rechtbank gelet op de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot ambtsdwang, bedreiging van een gemeenteambtenaar en lokaalvredebreuk. Aangever [slachtoffer] heeft ter terechtzitting, in zijn slachtofferverklaring aangegeven dat de feiten grote impact op hem hebben gehad en ook nog steeds op hem hebben. De uitlatingen van verdachte hebben aangever ernstig aangetast in zijn gevoel van veiligheid. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met die uitlatingen duidelijk de grenzen van het toelaatbare overschreden en heeft hij zijn slachtoffer angst aangejaagd. Het feit dat de bedreigingen gericht waren tegen een gemeenteambtenaar rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de pro Justitia rapportages van psychiater C.J.F. Kemperman van 18 januari 2022 en van de psychologen M.L. de Groot en M. Stevelink van 4 januari 2022.
De psychiater komt tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, maar dat deze stoornis niet de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed. De deskundige adviseert om het ten laste gelegde, indien bewezen, aan verdachte toe te rekenen.
De psychologen concluderen dat bij verdachte sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en dwangmatige trekken en dat hij vanwege zijn persoonlijkheidsstoornis onvoldoende uit vrije wil kon handelen. Verdachte is geneigd om controle over zijn omgeving uit te oefenen om te krijgen waar hij in zijn ogen recht op heeft. Als hij dan niet krijgt waar hij recht op heeft, neemt de spanning toe, bijt hij zich vast in het onrecht wat hem wordt aangedaan en worden impulsief gedrag en gebrekkige emotieregulatie-strategieën zichtbaar. Verdachte kan zich dan onaangepast en dreigend gaan gedragen, waarbij hij star en wraakzuchtig kan zijn, met als doel bijzondere rechten af te dwingen. Verdachte heeft dan vanuit een beperkt introspectief vermogen geen oog voor anderen en de impact die zijn gedrag op hen heeft. De deskundigen adviseren om het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de toerekenbaarheid dat als uitgangspunt dient te gelden dat een verdachte toerekeningsvatbaar wordt geacht tenzij anders is gebleken.
Nu de pro Justitia rapporteurs ten aanzien van de toerekenbaarheid niet eensluidend adviseren concludeert de rechtbank dat het bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte (zeer recent) eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en onderhavige feiten heeft gepleegd terwijl hij in de proeftijd van die eerdere veroordeling liep.
De rechtbank komt, al het bovenstaande in ogenschouw nemend, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, onder aftrek van voorarrest. De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd omdat zij de (buitensporig) hoge eis niet passend vindt voor de bewezenverklaarde feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van het onherstelbare vormverzuim heeft overwogen zal de rechtbank de gevangenisstraf van 200 dagen verminderen met 20 dagen, zodat 180 dagen gevangenisstraf resteert. De rechtbank acht die vermindering voldoende recht doen aan de geconstateerde schending.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte en de gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z WvSv dat zij ook deze eisen van de officier van justitie niet passend vindt voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank wijst er ten overvloede op dat ten aanzien van genoemde maatregelen in zowel de pro Justitia rapportages als het reclasseringsadvies negatief wordt geadviseerd.
Door de psychiater en door beide psychologen, voornoemd, is aangegeven dat zij geen behandeladvies kunnen geven. De psychiater ziet geen behandelopties omdat hij geen verband ziet tussen de diagnose en de ten laste gelegde feiten en adviseert om bij een bewezenverklaring verdachte af te straffen. De beide psychologen onthouden zich van een advies over juridische kaders omdat ingeschat wordt dat een juridisch kader averechts werkt en hierdoor de kans op recidive juist zal toenemen. Een terbeschikkingstelling of een straf met voorwaarden zal contraproductief werken, aldus de deskundigen.
Ook Reclassering Nederland heeft in het adviesrapport van 11 april 2022 aangegeven dat zij oplegging van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege of een terbeschikkingstelling (of straf) met voorwaarden als contra-indicatie ziet.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting meegewogen dat door de gemeente Hoogeveen reeds restricties aan verdachte zijn opgelegd die zijn vrije toegang tot het gemeentehuis en zijn contacten met medewerkers van de gemeente (zeer) beperken. Het moet evenwel voor verdachte mogelijk blijven zich als burger tot de overheid te wenden. Gelet hierop zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een verderstrekkende vrijheidsbeperkende maatregel, zoals een contact en/of locatieverbod, zoals door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank overweegt dat het in het kader van recidive-inperking veeleer op de weg van de gemeente ligt om, in samenspraak met de Hoogeveense Ombudsman, zo spoedig mogelijk te komen tot een structurele oplossing van het onderliggende geschil tussen verdachte en de gemeente Hoogeveen.