ECLI:NL:RBNNE:2022:1541

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
18-920179-19 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

Op 17 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18-920179-19, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1986, werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten van een hennepkwekerij die begin 2018 is opgezet en die tot juni 2019 operationeel was. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de veroordeelde en bankmutaties die aantonen dat hij vanaf april 2018 nagenoeg geen inkomen had, maar wel aanzienlijke contante stortingen ontving. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde in totaal € 306.619,76 had verdiend met de hennepkwekerij, maar na aftrek van kosten en het delen van de opbrengst met medeverdachten, werd het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 60.687,06. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op dit bedrag aan de staat te betalen en bepaalde de duur van de gijzeling op maximaal 1080 dagen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18-920179-19
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 17 mei 2022 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 2 juli 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 306.619,76 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18-920179-19 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 3 mei 2022.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. De door [veroordeelde] ter zitting van 3 mei 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik vijf keer een busje heb gehuurd bij dezelfde verhuurder. De eerste keer heb ik een busje gehuurd omdat ik spullen naar Emmer-Compascuum wilde brengen voor het bouwen van een schuurtje. De andere vier keer hebben de drie mannen van de hennepkwekerij mij bevolen om een busje te huren. Zij hebben mij dat bevolen zodat zij er zelf buiten zouden blijven en ik met de problemen opgezadeld zou worden. De eerste keer dat ik een busje voor de drie mannen heb gehuurd was op 14 maart 2018.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 juni 2019 opgenomen op pagina 160 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019286965 d.d. 4 november 2019, inhoudend als verklaring van [veroordeelde] :
V: Wat is uw rol in deze kwekerij?
A: Mijn schulden af te betalen, om uit de schulden te komen.
V: Hoe kwam u met deze mannen in contact?
A: Ze hebben mij benaderd omdat ze wisten dat ik problemen heb. Dan pak je alles aan om wat geld te krijgen, je kunt weer een keer tanken en kan ik mijn zoon zien. Maar zo is het begonnen, ik heb geld aangenomen, gewoon wat zakgeld om een ijsje te kopen enzo.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 oktober2019 opgenomen op pagina 174 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [veroordeelde] :
V=Uit de verstrekte bankgegevens blijkt dat er sinds maart 2018 roodstand komt en dat er maar drie betalingen zijn van het SVB. Er zijn dus geen inkomsten meer. Hoe zuiver jij je bankrekening aan?
A=Van mijn zus uit Dubai.
V=Uit de bankmutaties blijkt dat je bankrekening in 2018 en 2019 wordt aangezuiverd door contante stortingen. Klopt dat?
A=Ja.
0= Wij hebben drie stortingsbewijzen. Jij maakt op 18 juli 2018 1.690 euro over naar jouw bankrekeningnummer.
0=Het zijn heel veel briefjes van 20 euro. In totaal 84. Waarom niet 50 euro of 100 euro.
A=Geld is geld.
V=Dan hebben we nog een transactiebon, op 17 mei 2019 maak jij nog een keer een bedrag over naar jouw rekening. Betreft 10 briefjes van 50.
A=Ja dat kan.
V=En dan heb je op 17 juli 2018 heb jij 63 briefjes van 20 euro gestort op je eigen rekening.
A=Kan.
V=Sinds wanneer is de hennepkwekerij in werking?
A= (…) Deze mensen zijn bij mij in de woning geweest, zij hebben mij mishandeld in de kelder van de woning.
V=Wanneer zijn zij bij jou geweest?
A= Zij hadden me al eerder in de gaten gehouden, toen zij echt binnen kwamen toen had ik niets meer. Zij wisten dat ik geen werk meer had en geen inkomen.
V=Kan jij iets van een tijdsindicatie geven?
A=Beetje richting de winter vorig jaar, misschien nog wel eerder.
V=Er zijn indicaties dat er meerdere oogsten zijn geweest, wat kan jij daar over verklaren?
A=Dat weet ik niet, ik heb het zelf één keer meegemaakt. Ik heb meegedaan, met zo'n trommeltje en toen moest ik alleen maar draaien.
V=Hoe vaak hebben zij dit gedaan?
A=Dat weet ik niet.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2019, opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019286965 d.d. 4 november 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 augustus 2019 werden de historische gegevens met betrekking tot de autoverhuur door verdachte [veroordeelde] gevorderd van [bedrijf 1] Ik heb van voornoemd [bedrijf 1] vijf facturen ontvangen. De vijf facturen betreffen verhuur van de navolgende voertuigen aan verdachte [veroordeelde] :
Factuurnumner : 105032
Factuur datum : 20-11-2017
Periode van 20-11-2017 13:03:21 uur tot en met 20-11-2017 17:30:04 uur
Voertuig : Mercedes Sprinter 211 W voorzien van kenteken [kenteken]
Totaal verreden kilometers : 138
Factuurtotaal : 95,61 euro
Vooruitbetaling : 100,- euro
Betaalwijze : contant
Factuurnummer : 106360
Factuur datum : 14-03-2018
Periode van 14-03-2018 09:58:53 uur tot en met 14-03-2018 16:38:29 uur
Voertuig : Man TGE 3.100 voorzien van kenteken [kenteken]
Totaal verreden kilometers : 131
Factuurtotaal : 116,33 euro
Vooruitbetaling : 150,- euro
Betaalwijze : contant
Factuurnummer : 106627
Factuur datum : 06-04-2018
Periode van 06-04-2018 09:31:25 uur tot en met 06-04-2018 16:03:42 uur
Voertuig : Man TGE 3.100 voorzien van kenteken [kenteken]
Totaal verraden kilometers : 109
Factuurtotaal : 109,89 euro
Vooruitbetaling : 100,- euro
Betaalwijze : contant
Factuurnummer : 108311
Factuur datum : 24-08-2018
Periode van 24-08-2018 07:56:36 uur tot en met 24-08-2018 12:59:59 uur
Voertuig : Man TGE 3.100 voorzien van kenteken [kenteken]
Totaal verreden kilometers : 82
Factuurtotaal : 79,69 euro
Vooruitbetaling : 150,- euro
Betaalwijze : contant
Factuurnummer : 108841
Factuur datum : 11-10-2018
Periode van 11-10-2018 07:55:44 uur tot en met 11-10-2018 10:50:33 uur
Voertuig : Mercedes-Benz Sprinter 314 W voorzien van kenteken [kenteken]
Totaal verreden kilometers : 34
Factuurtotaal : 62,85 euro
Vooruitbetaling : 100,- euro
Betaalwijze : contant
Uit bovenstaande overzicht van [bedrijf 1] is op te maken dat door verdachte [veroordeelde] grote bestelbussen zijn gehuurd. Deze bestelbussen van [bedrijf 1] zijn door buurtbewoners een aantal keren bij de woning, alwaar de hennepkwekerij werd aangetroffen, gezien. In de aangetroffen hennepkwekerij werden meerdere goederen van enig omvang aangetroffen zoals bouwmaterialen, mobiele airco, isolatieplaten, grote dozen plantenvoeding en apparatuur. Dergelijke goederen zijn dusdanig groot dat deze met behulp van een bestelbus vervoerd kunnen worden. In de woning werd nauwelijks meubilair aangetroffen welke middels een bestelbus vervoerd zou moeten worden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2019, opgenomen op pagina 146 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019286965 d.d. 4 november 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op het perceel bleek een zogenaamde slimme elektriciteitsmeter aanwezig te zijn. Door een medewerker van netwerkbeheerder [benadeelde partij] is naar aanleiding van de geconstateerde diefstal van stroom de gegevens hiervan bekeken. Hierbij is gekeken naar stroomuitval op dit perceel waarbij door een persoon handmatig de stroom eraf wordt gehaald om bijvoorbeeld handelingen aan het elektriciteitswerk te kunnen verrichten. Uit de gegevens van netwerkbeheerder [benadeelde partij] is gebleken dat er op twee momenten een dergelijke stroomuitval is geregistreerd. Dit betreffen de volgende twee momenten:
  • 19 april 2018 tussen 09:28:51 uur en 19 april 2018 09:33:39 uur. Dit betreft een stroomuitval van bijna 5 minuten.
  • 11 juni 2018 tussen 18:42:56 uur en 11 juni 2018 18:52:51 uur. Dit betreft een stroomuitval van bijna 10 minuten.
Volgens de medewerker van netwerkbeheerder [benadeelde partij] is gebleken dat er nadien geen dergelijke uitval van stroom geregistreerd is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende een rapportberekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 4 juli 2019, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019286965 d.d. 4 november 2019.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een fotoblad met daarop zichtbaar drie transactiebonnen en éénbetalingsbewijs, opgenomen op pagina 308 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019286965 d.d. 4 november 2019.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2019,opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier Wederrechtelijk Verkregen Voordeel van Politie NoordNederland met nummer PL0100-2019157730 d.d. 10 oktober 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
BANKMUTATIES OVER 2017
Op 9 augustus 2017 ontstaat er roodstand op deze rekening en deze blijft tot 31 december 2017. De verdachte staat dan 2672,22 euro in het rood.
Contante stortingen:
-op 13 oktober een contante storting van 100 euro;
-op 16 oktober een contante storting van 140 euro; -op 29 december een contante storting van 1000 euro.
Contante opnames:
-op 22 mei werd 4000 euro opgenomen;
-op 22 mei werd 1000 euro opgenomen;
-op 10 juni werd 250 euro opgenomen;
-op 12 juni werd 500 euro opgenomen; -op 13 juli werd 850 euro opgenomen.
BANKMUTATIES OVER 2018
Op de bankmutaties van de bankrekening van de verdachte over het jaar 2018 is te zien dat er maar drie betalingen afkomstig van het SVB zijn. De andere bronnen van inkomsten zijn contante stortingen en een betaling van de achterstand in de hypotheek door een derde.
Het beginsaldo van 2018 staat op -2682,22 euro. Het saldo werd op 23 februari 2018 door een storting van 3080 euro aangezuiverd (Oss)
Betaling en facturen [bedrijf 2]:
Op 26 februari 2018 vindt er een betaling van 109 en 3 euro plaats aan [bedrijf 2].
Tijdens de doorzoeking op 20 juni 2019 werden 3 facturen aangetroffen van de betalingen aan [bedrijf 2]. Een factuur van 43,21 euro werd contant voldaan. Het betreft de aankoop van vuren geschaafd latten. Deze latten, althans latten van de dezelfde afmetingen werden in de hennepkwekerij aangetroffen. Een factuur met een bedrag van 149 waarvan 40 euro contant werd betaald en 109 euro met de pinpas werd betaald. En een betaling en factuur van 3 euro voor de aankoop van een boor.
Contante stortingen:
-23 februari 3080 euro, storting te Oss;
-19 juni 1000 euro, storting te Emmen;
-12 juli 1010 euro, storting te Emmen;
-17 juli 1260 euro, storting te Coevorden;
-18 juli 1690 euro, storting te Emmen;-6 november 1000 euro, storting te Venlo;
-27 november 1000 euro, storting te Venlo.
BANKMUTATIES OVER 2019
Op 2 januari 2019 staat de verdachte [veroordeelde] 2753,27 rood op zijn bankrekening. De inkomsten bestaan nu hoofdzakelijk uit contante stortingen;
Contante stortingen:
-7 januari 2560 en 300 euro, storting te Venlo;
-9 januari 500 euro, storting te Venlo;
-6 februari 700 euro, storting Zwolle;
-28 februari 500 euro, storting Venlo;
-12 maart 490 euro te Venlo;
-14 mei 390 euro te Emmen; 17 mei 500 euro te Emmen.
RESUME
Uit de ontvangen bankmutaties blijkt dat de verdachte [veroordeelde] vanaf april 2018 nagenoeg geen inkomen meer heeft en daarom zijn vaste lasten niet meer kan betalen. Om aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen vinden er contante stortingen plaats.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 17 mei 2022 in de zaak met parketnummer 18920179-19 veroordeeld ter zake medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het zeer aannemelijk is dat de hennepkwekerij begin 2018 is opgebouwd en op 11 juni 2018 is aangesloten.
De periode van 11 juni 2018 tot en met 20 juni 2019 beslaat 53 weken. In een periode van 53 weken kunnen vijf oogsten worden verricht. De rechtbank neemt dan ook als uitgangspunt voor de berekening dat er in totaal vijf oogsten zijn verricht, waarvan de laatste oogst niet meegerekend dient te worden omdat deze inbeslaggenomen is.
Dit levert de volgende berekening op:

De kweekruimte l

Bruto-opbrengst 4 oogst(en) x EUR 17.560,42 EUR 70.241,68
Totale kosten 4 oogst(en) x EUR 1.358,70 EUR -/- 5.434,80

De kweekruimte 3

Bruto-opbrengst 4 oogst(en) x EUR 18.249,07 EUR 729.96,28
Totale kosten 4 oogst(en) x EÜR 1.406,10 EUR -/- 5.624,40

De kweekruimte 4

Bruto-opbrengst 4 oogst(en) x EUR 4.7918,15 EUR 191.672,60
Totale kosten 4 oogst(en) x EUR 4.307,90 EUR -/- 17.231,60

Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij EUR 306.619,76

Op grond van bovenstaande berekening komt de rechtbank tot het oordeel dat met de hennepkwekerij in totaal € 306.619,76 is verdiend.
De raadsman heeft gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat de vermogenspositie van veroordeelde niet is toegenomen door de hennepkwekerij. Volgens de raadsman is het met de hennepkwekerij verdiende geld niet bij veroordeelde terechtgekomen, maar bij de personen die veroordeelde hebben gedwongen om aan de kwekerij mee te werken. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde moet worden geschat op € 500,- euro per maand, waarbij vastgesteld dient te worden dat de hennepkwekerij gedurende vier maanden in werking is geweest. Tot slot heeft de raadsman gesteld dat het bedrag van € 306.619,76 zeer onredelijk is omdat veroordeelde dit bedrag niet heeft verdiend en hij ook niet in staat zal zijn om een dergelijk bedrag te betalen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het financiële onderzoek naar veroordeelde, waaruit blijkt dat veroordeelde in 2018 en 2019 geen inkomen had, maar wel een aanzienlijk aantal bankstortingen, bestaande uit forse bedragen en kleine coupures, heeft gedaan. De rechtbank ziet in het verweer van de raadsman dan ook geen aanleiding om het bedrag te matigen. Wel zal de rechtbank - ten gunste van veroordeelde - het totaal met de hennepkwekerij verdiende bedrag delen door vier, nu veroordeelde heeft verklaard de hennepkwekerij met drie anderen te hebben gerund. De rechtbank zal vervolgens de stroom- en waterkosten waarvan aannemelijk is dat die kosten volledig voor rekening van veroordeelde komen van dat bedrag aftrekken.
Dit levert de volgende berekening op:

Totale opbrengst hennepkwekerij EUR 306.619,76

Opbrengst gedeeld door vier EUR 76.654,94
Stroomkosten EUR 13.690,55
Waterkosten EUR 2.277,33

Wederrechtelijk verkregen voordeel [veroordeelde] EUR 60.687,06

De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 60.687,06 voordeel heeft genoten.
Betalingsverplichting
Op de voet van het bepaalde in artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, komt de draagkracht in beginsel eerst in de executiefase aan de orde. Uitsluitend in die gevallen waarin vooraf al vaststaat dat veroordeelde ook in de toekomst in het geheel niet zal kunnen betalen, kan de rechter gebruik maken van zijn matigingsbevoegdheid. Nu niet aannemelijk is geworden dat ten aanzien van veroordeelde sprake is van een dergelijke situatie, ziet de rechtbank geen aanleiding om rekening te houden met de draagkracht.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 60.687,06.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 60.687,06 (zegge: zestigduizend zeshonderd achtenzeventig euro en zes cent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Deze uitspraak is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr.
C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2022.
Mrs. Eelsing en Krijger zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.