ECLI:NL:RBNNE:2022:1538

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
KL 8655190 \ CV EXPL 20-4573 (T)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in civiele procedure over non-conformiteit van een paard en deskundigenrapport

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is een tussenuitspraak gedaan op 17 mei 2022 in een zaak over non-conformiteit van een paard. De eisers, [A] en [B], procederen in persoon tegen de gedaagden, [C] en [D] H.O.D.N. [D] FRIESE PAARDEN, en de besloten vennootschap VEEHANDEL [D] B.V. De zaak betreft een geschil over de gezondheid van een paard dat op 31 juli 2019 is geleverd. Eisers stellen dat het paard niet voldeed aan de verwachtingen, wat hen heeft doen besluiten om een deskundigenrapport aan te vragen. De kantonrechter heeft eerder tussenvonnissen uitgesproken en een deskundige benoemd om vragen te beantwoorden over de oorzaak van een maagruptuur bij het paard.

De deskundige concludeert dat er waarschijnlijk sprake is geweest van een acute secundaire maagoverlading, die heeft geleid tot een maagruptuur. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de euthanasie van het paard. De kantonrechter oordeelt dat de deskundige geen aanleiding ziet om aan de inhoud van het rapport te twijfelen en dat de conclusies van de deskundige worden overgenomen. De kantonrechter stelt vast dat het bewijsvermoeden niet geldt en dat de eisers moeten bewijzen dat het gebrek al aanwezig was ten tijde van de levering. De zaak wordt verwezen naar de rol van 14 juni 2022 voor verdere procesvoering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 8655190 \ CV EXPL 20-4573
vonnis van de kantonrechter d.d. 17 mei 2022
inzake
[A],
wonende te [woonplaats] ,
[B],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
procederende in persoon,
tegen
[C] ,
wonende te [woonplaats] ,
[D] H.O.D.N. [D] FRIESE PAARDEN,
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand,
DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP VEEHANDEL [D] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden.
Eisers zullen hierna [A] c.s. worden genoemd. [C] en [D] zullen gezamenlijk [D] c.s. worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juli 2021
- het deskundigenbericht van 1 januari 2022
- de akte uitlating na deskundigenbericht van [D] c.s.
- de akte van [A] c.s.
- het bericht namens [A] c.s. dat zij in verband met ziekte van hun gemachtigde thans in persoon verder procederen.
1.2.
Vervolgens is opnieuw vonnis bepaald.
2. Motivering
2.1.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen en beslist bij de tussenvonnissen van 12 januari 2021 en 6 juli 2021 en blijft daarbij.
2.2.
Bij het laatste tussenvonnis is prof.dr. [naam deskundige] , verbonden aan het Department Clinical Sciences, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht (verder te noemen: de deskundige) benoemd tot deskundige om de volgende vragen te beantwoorden:
1. Is een maagruptuur een aandoening die zich altijd plotseling openbaart?
2. Kan de oorzaak hiervan al langere tijd latent aanwezig zijn, en zo ja, hoelang? Kunt u hierbij in het bijzonder aangeven of een maagruptuur bij een Fries paard (ook) kan worden veroorzaakt door een genetisch defect (een defect in het collageen)?
3. Wilt u uw antwoorden zo goed mogelijk onderbouwen, onder verwijzing naar wetenschappelijke literatuur?
4. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Het deskundigenbericht heeft plaatsgevonden in het kader van het leveren van tegenbewijs door [D] c.s. in verband met het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW (oud).
2.3.
De deskundige heeft - in de kern genomen - het volgende in het deskundigenbericht genoteerd. Gelet op het algehele klinische beeld en de constatering van de dierenarts op 8 oktober 2019 dat sprake was van voedseldeeltjes die uit de neus kwamen, is waarschijnlijk sprake geweest van een maagruptuur. De kantonrechter wijst erop dat die diagnose in deze zaak ook al als vaststaand is aangenomen (zie rechtsoverweging 4.3. van het tussenvonnis van 12 januari 2021). De oorzaak van een maagruptuur is, zo gaat het deskundigenbericht verder, een maagoverlading en daar horen twee ziektebeelden bij:
  • acute maagoverlading, ook wel secundaire maagoverlading genoemd. De maagoverlading en ruptuur zijn dan het gevolg van 'iets' verderop in het darmkanaal waardoor de darminhoud en de maag/darmsappen niet naar achteren kunnen en dus naar voren gaan
  • chronische maagoverlading, ook wel primaire maagoverlading genoemd. De maag functioneert dan niet naar behoren en ledigt zich onvoldoende waardoor zich langzaam maar zeker steeds meer voedsel in de maag ophoopt en de maag op een bepaald moment (in de loop van dagen, weken en incidenteel maanden) zo vol zit dat zij scheurt.
De deskundige vervolgt dan (wat hierna is opgenomen zijn letterlijke citaten uit haar rapport), voor zover van belang:
Gezien het hele verhaal rond [E] / [G] is het vrijwel zeker dat het hier om een acute secundaire maagoverlading. Deze conclusie is gebaseerd op twee gegevens:
- Tot 8 oktober 2019 zijn er geen klachten en heeft het paard nooit (vage) koliek vertoont, iets minder gepresteerd of slechter gegeten o.i.d. en dat maakt een chronische primaire maagoverlading heel erg onwaarschijnlijk
- De voedseldelen in de neus duiden erop dat het paard heeft geprobeerd te braken, alleen lukt dat doorgaans niet omdat de wijze waarop bij paarden de slokdarm in de maag is geplaatst het vrijwel onmogelijk maakt om te braken. Als er sprake is van poging tot braken is dat vrijwel altijd bij een overlading met dunne inhoud, en dus een acute secundaire maagoverlading.
Antwoord op vraag 1
Een maagruptuur openbaart zich altijd binnen enkele minuten tot hooguit 1-2 uur na het ontstaan.
De onderliggende oorzaak, een primaire of een secundaire maagoverlading, kan afhankelijk van de oorzaak uren of dagen tot weken aan de gang zijn. Gezien het feit dat er hier met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sprake is van een acute secundaire maagoverlading met als onderliggende oorzaak een obstructie van het darmkanaal verder naar achteren, is dit dus een kwestie van uren, hooguit 1 en heel soms 2 dagen. Nogmaals anders verwoord: de oorzaken voor een acute secundaire maagoverlading zijn vrijwel altijd (99%) acuut ontstaan, d.w.z. binnen 24 tot hooguit 48 uur en er is dus geen sprake van dat deze problemen 2-3 maanden eerder al aan de orde waren. Zie verder mijn antwoord op vraag 4.
Antwoord op vraag 2
Ja, het proces van het steeds verder vol raken van de maag met vaste inhoud (primaire maagoverladen) kan dagen tot weken duren, maar gaat vrijwel altijd wel met, soms geringe, klinische symptomen gepaard. Bij [E] / [G] is het echter veel meer voor de hand liggend dat er sprake was van een acute secundaire maagoverlading.
De primaire maagoverlading is in eerste instantie vaak gebaseerd op onvoldoende motiliteit (beweeglijkheid) van de maag en hoewel het bij de Friezen nog wel eens voorkomende collageen probleem mogelijk ook bij maagverwijding mee kan spelen, is dat zeker niet bewezen en er is ook geen gentest of zoiets voor. Daarbij nogmaals, bij [E] / [G] lijkt een acute secundaire maagoverlading veel meer voor de hand liggend. Een primaire maagoverlading die langzaam ontstaat past helemaal niet bij het hier beschreven verhaal.
Antwoord op vraag 3
(…) De casus van [E] / [G] heb ik beoordeeld op basis van een in 40 jaar opgebouwde ervaring en een geval zoals dit is nooit precies zo beschreven, maar vergelijkbare gevallen waarbij wel postmortaal onderzoek is gedaan, heb ik zeker gezien.
(…)
Samenvattend kan ik stellen dat de gegevens die over deze casus bekend zijn, veterinair gezien tot de volgende conclusies leiden:
 Er is naar alle waarschijnlijkheid sprake geweest van een acute secundaire maagoverlading en dientengevolge een ruptuur (scheur), die een peritonitis (buikvliesontsteking) tot gevolg heeft gehad omdat maaginhoud van het scheuren van de maag vrij in de buikholte komt, en dit heeft vervolgens snel tot de noodzakelijke euthanasie van [E] / [G] geleid.
 De oorzaak van de maagoverlading en de daarop volgende ruptuur is zonder postmortaal onderzoek niet vast te stellen, maar de ervaring leert dat dit vrijwel altijd acute problemen zijn zoals liggingsveranderingen van de dunne darm en talloze andere oorzaken.
 Gezien het hele verloop, gebaseerd op de mij bekende gegevens, is het uitermate onwaarschijnlijk dat er al een onderliggende oorzaak van de problemen bij de koop en levering aanwezig was (dit is de wetenschappelijke voorzichtigheid, want niets in de natuur is 100% zeker; in de praktijk zou ik gewoon zeggen: de onderliggende oorzaak was niet aanwezig ten tijde van de levering van het paard op 31 juli 2019).
 Koliek kan bij het paard helaas soms binnen een halve dag tot de dood leiden en verder staat het Friese paardenras erom bekend dat ze koliek in eerste instantie vaak slecht tonen waardoor pas in een (te) laat stadium hulp kan worden ingeroepen.
2.4.
Partijen hebben de inhoud van het deskundigenrapport niet bestreden, maar verbinden hier wel verschillende conclusies aan. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de inhoud van het rapport te twijfelen en maakt de conclusies van de deskundige tot de hare.
2.5.
[D] c.s. zijn van mening dat zij met de inhoud van het deskundigenbericht het tegenbewijs hebben geleverd. [A] c.s. daarentegen stellen zich op het standpunt dat met dit rapport niet is aangetoond dat het gebrek zich niet kán hebben voorgedaan ten tijde van de levering, zoals is vereist. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Uit het deskundigenrapport blijkt dat alles erop wijst dat sprake is geweest van een acute (secundaire) maagoverlading, die vrijwel altijd (volgens de deskundige in 99% van de gevallen) in een zeer kort tijdsbestek ontstaat. De feiten duiden volgens de deskundige niet op een maagruptuur als gevolg van een genetisch defect dat zich (beweerdelijk, want niet bewezen) bij Friese paarden voor zou doen. Dat zou (mogelijk) alleen aan de orde geweest kunnen zijn bij een primaire maagoverlading als gevolg van problemen met het collageen, aldus de deskundige. Bij deze stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat uit het deskundigenrapport volgt dat het gebrek zich niet kan hebben voorgedaan ten tijde van de levering, zodat het tegenbewijs is geleverd. Weliswaar houdt de deskundige enigszins een slag om de arm, maar zoals zij schrijft houdt dit voorbehoud enkel verband met wetenschappelijke voorzichtigheid. Op grond van al haar ervaring en kennis is zij er van overtuigd - onder verwijzing naar haar overige bevindingen en conclusies - dat de oorzaak van de maagruptuur in dit concrete geval gezocht moet worden in een plotseling opkomende maagoverlading. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het 'theoretische voorbehoud' gelet op de verder zeer stellige conclusies van de deskundige geen aanleiding geeft om anders over de zaak te oordelen. [A] c.s. hebben er nog op gewezen dat de deskundige heeft opgemerkt dat Friese paarden koliek in eerste instantie vaak slecht tonen waardoor pas in een (te) laat stadium hulp kan worden ingeroepen, maar ook dat geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Die omstandigheid laat immers de conclusie onverlet dat sprake is geweest van een acute maagoverlading als gevolg van een plotseling opkomende oorzaak. In andere woorden: ook al zou het in dit geval zo geweest zijn dat het paard als gevolg van raskenmerken de klachten pas in een (te) laat stadium is gaan uiten, dan nog is er op grond van het deskundigenrapport geen aanleiding om te veronderstellen dat het proces dat heeft geleid tot de maagruptuur al gaande was ten tijde van de levering.
2.6.
Dit oordeel brengt mee dat het bewijsvermoeden niet geldt en dat de hoofdregel van artikel 150 Rv van toepassing is. Dat betekent dat [A] c.s. moeten bewijzen dat het gebrek al aanwezig was ten tijde van de levering, nu zij zich op het rechtsgevolg van deze stelling beroepen. Nu in het kader van de vraag of het tegenbewijs is geleverd is geoordeeld dat is voldaan aan het toetsingscriterium dat de oorzaak zich niet kan hebben voorgedaan ten tijde van de levering, zullen [A] c.s. hun stellingen op dit punt nader moeten onderbouwen om eventueel tot bewijslevering toegelaten te kunnen worden. Gelet op wat er al aan informatie bekend is in dit dossier ligt de lat daarvoor relatief hoog. De zaak zal naar de rol worden verwezen zodat [A] c.s. hun stellingen verder kunnen onderbouwen. Zij zullen zich dan ook moeten uitlaten over de vraag of en zo ja, hoe zij dit bewijs willen leveren. [D] c.s. kunnen desgewenst vervolgens een antwoordakte nemen.
2.7.
Verder zal iedere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 14 juni 2022 voor het nemen van een akte door [A] c.s. als bedoeld in rechtsoverweging 2.6., waarop [D] c.s. desgewenst bij antwoordakte kunnen reageren,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.M. Telman, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 564