Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procesgang
2.De feiten
- geen intieme en/of seksuele relatie aanga met de zorgvrager (…)
- mijn collega’s of leidinggevende om hulp vraag als ik merk dat de professionele grenzen dreigen te vervagen of overschreden dreigen te worden. (…)’’
is uitgevallen wegens beperkingen op energetisch en persoonlijk vlak. (…) Op dit moment is meneer werkzaam voor 3x 4 uur per week. Dit gaat goed en biedt afleiding en structuur. Voor nu is dit het maximaal haalbare. Het advies is dit zo voort te zetten, zodat er ruimte is voor meneer om te werken aan zijn herstel. (…)”
vervolgens telefonisch benaderde voor een nadere toelichting kwam zij op 17.1.2022 bij mij op de praktijk voor een gesprek. Zij gaf in dat gesprek aan dat zich sinds september 2021 een toenemend intieme vriendschap tussen jou en haar had ontwikkeld, waar zij zich niet prettig bij voelde, deze over haar persoonlijke grenzen ging en waarbij jij op een bepaald moment had aangegeven dat zij jullie contacten geheim moest houden. Zij wilde deze ontstane situatie bij mij melden en daarna het verdere contact met jou verbreken. Zij was een zeer kwetsbare patiënt door haar psychiatrische voorgeschiedenis met ernstige trauma’s in het verleden en ernstige psychiatrische ziektes. (…) Ik vroeg je om een schriftelijk verslag te maken van alle gebeurtenissen (…) Uit je verslag blijkt tevens dat je met patiënte fysiek intiem (je hebt met haar gezoend en geknuffeld) bent geweest en verliefd op haar bent geworden. In de weken daarop volgend raakt zij psychisch ontregeld. (…)
3.De verzoeken van [verzoeker] en de verzoeken van [verweerder]
4.De beoordeling
voor de duur van het geding. [verzoeker] heeft een dergelijke voorlopig voorziening gevorderd, maar heeft daar geen belang (meer) bij omdat bij deze beschikking direct een eindbeslissing wordt gegeven over de gedane verzoeken. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv voor de duur van deze procedure. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen.
verzoekschrift tot vernietiging van het gegeven ontslag op staande voet ex artikel 7:681 BW”, maar [verzoeker] heeft geen vernietiging van het ontslag op staande voet gevorderd in zijn petitum. Zonder vernietiging, welk verzoek dus niet voorligt, zijn de vorderingen van [verzoeker] die zien op - kort gezegd - wedertewerkstelling, loondoorbetaling en wettelijke verhoging, niet toewijsbaar. Daarop stranden deze dus reeds.
Onverwijldheid
Dringende reden
Verwijtbaar handelen
Persoonlijke omstandigheden
Een terecht gegeven ontslag op staande voet betekent niet zonder meer dat de werknemer geen recht heeft op een transitievergoeding. Het uitgangspunt is dat een transitievergoeding alleen niet verschuldigd is indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (artikel 7:673 lid 7 sub c BW). Bij de beoordeling of de uitzonderingsgrond van voornoemd artikel van toepassing is, zijn de omstandigheden van het geval – waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer – slechts van belang voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. De overige omstandigheden van het geval (dus omstandigheden die geen verband houden met de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag hebben geleid, noch met de verwijtbaarheid van die gedragingen) zijn in dit verband niet van betekenis.
ernstig verwijtbaar handelen
reflecterend wist dat hij hiermee over een grens ging”. De kantonrechter leidt uit het voorgaande af dat [verzoeker] bewust en op eigen initiatief privécontact heeft gezocht met een (psychisch kwetsbare) patiënte. Dit rekent de kantonrechter [verzoeker] ernstig aan. Dit geldt ook voor wat er zich vervolgens tussen [verzoeker] en X. heeft afgespeeld. Niet alleen heeft [verzoeker] meermaals met X. afgesproken, ook is hij met haar fysiek intiem geweest (volgens zijn eigen verslag hebben ze gekust). Reeds hiervoor is geoordeeld dat het op de weg van [verzoeker] had gelegen om hulp te vragen (conform de Beroepscode), zodra hij merkte dat hij grenzen dreigde te overschrijden. Dat [verzoeker] dit niet heeft gedaan, kan hem ernstig worden aangerekend, te meer omdat hij veelvuldig de kans heeft gehad om de kwestie met [verweerder] te bespreken. Niet in geschil is immers dat [verzoeker] wekelijkse gesprekken voerde met [verweerder] over zijn belastbaarheid en gezondheidstoestand. Het voorgaande heeft een schending van de Beroepscode opgeleverd en valt [verzoeker] ook anderszins zwaar aan te rekenen, te meer nu X. een kwetsbare, niet uitbehandelde patiënte was. Verder weegt mee dat ook nadat X. hem te kennen had gegeven “niets met hem te willen”, [verzoeker] contact met haar bleef zoeken. Hij bleef derhalve grenzen overschrijden. Uit het voorgaande leidt de kantonrechter af dat [verzoeker] de belangen van de patiënte ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn persoonlijke gevoelens en verlangens jegens haar, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter onacceptabel is.
het luizengaatje
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 113). Bij beantwoording van de vraag of het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn (HR 8 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:203).
ernstige verwijtbaarheid” evenals de onder het kopje “
persoonlijke omstandigheden” besproken omstandigheden, ook in onderling verband en samenhang bezien, geen beroep op artikel 7:673 lid 8 BW rechtvaardigen. De omstandigheid die daarbij nog niet is meegewogen, omdat het niet ziet op de vraag of het handelen dat aan het ontslag ten grondslag heeft gelegen ernstig verwijtbaar is, maar die wel door [verzoeker] is opgeworpen en dus in dit kader alsnog besproken zal worden, betreft het feit dat [verweerder] het verslag van [verzoeker] “tegen hem” heeft gebruikt, bij het geven van het ontslag op staande voet. Volgens [verzoeker] heeft [verweerder] aldus gebruik gemaakt van onrechtmatig verkregen bewijs. Daarnaast meent [verzoeker] dat [verweerder] daarmee ook artikel 2.1 sub c van de cao Huisartsenzorg heeft overtreden.