Alle benadeelde partijen hebben verzocht de gevorderde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitieparketnummer 18/147360-21
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de post affectieschade kan worden toegewezen ten aanzien van alle benadeelde partijen. De ouders van het slachtoffer behoren per definitie tot de kring van gerechtigden. Datzelfde geldt ook voor de broer, de opa en de vriend. Dat zij een nauwe persoonlijke relatie hadden met het slachtoffer is voldoende onderbouwd. De shockschade die de ouders en de opa hebben gevorderd kan worden toegewezen.
De gevorderde materiële schade van de ouders is eveneens toewijsbaar, met uitzondering van het eigen risico van vader. Deze schade is nog niet geleden. In dat deel van de vordering moet vader niet ontvankelijk worden verklaard.
De vorderingen moeten vermeerderd worden met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
parketnummer 18/092179-21
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 10] kunnen worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
parketnummer 18/201808-21
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële en immateriële schade zijn voldoende onderbouwd met bewijsstukken en de hoogte van de gevorderde immateriële schade is redelijk.
Standpunt van de verdedigingparketnummer 18/147360-21
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de post affectieschade kan worden toegewezen ten aanzien van de ouders. Ten aanzien van de broer, de opa en de vriend heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht deze post af te wijzen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen die shockschade hebben gevorderd, geldt dat deze post niet kan worden toegewezen. De vorderingen zijn op dat punt onvoldoende onderbouwd, nu het ziektebeeld is vastgesteld door de huisarts in plaats van een psycholoog of een psychiater.
De gevorderde materiële schade van de ouders is toewijsbaar, met uitzondering van het eigen risico van vader en de assieraden van moeder. Het eigen risico is schade die nog niet is geleden. In dat deel van de vordering moet vader niet-ontvankelijk worden verklaard.
De post ‘assieraden’ kan niet worden toegewezen, omdat deze kosten niet vallen onder de kosten van lijkbezorging.
parketnummer 18/092179-21
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De benadeelde partij [benadeelde partij 10] moet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
parketnummer 18/201808-21
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de post ‘verlies arbeidsvermogen’ onvoldoende onderbouwd is. Daarnaast heeft zij de rechtbank onder verwijzing naar een vergelijkbare uitspraak verzocht om de immateriële schade te matigen tot een bedrag van maximaal € 1000,-.
Tot slot heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om in het geval van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te bepalen dat slechts 1 dag gijzeling wordt toegepast in het geval verdachte niet aan zijn betalingsverplichting kan voldoen. Wanneer aan verdachte een ongemaximeerde tbs-maatregel wordt opgelegd, is het niet reëel dat verdachte binnen een redelijke termijn aan zijn betalingsverplichting zal kunnen voldoen.
Oordeel van de rechtbankparketnummer 18/147360-21
Uit redenen van efficiëntie en voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de vorderingen behorende bij dit parketnummer niet per benadeelde partij maar per schadesoort bespreken.
Affectieschade
Affectieschade betreft immateriële schade die bestaat uit het verdriet dat en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, ernstig gewond raakt of overlijdt. Aanspraak op vergoeding van immateriële schade bestaat evenwel slechts indien en voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.
Per 1 januari is de wet Affectieschade in werking getreden. De wetgever heeft daarin bepaald dat een beperkte kring van gerechtigden aanspraak kan maken op affectieschade. Het betreft partners en kinderen van het slachtoffer of personen die een duurzame zorgrelatie in gezinsverband met het slachtoffer onderhouden, zoals bij pleegkinderen het geval zal zijn of bij het kleinkind dat door een grootouder wordt grootgebracht.
Voorts is in artikel 6:108 lid 4 sub g van het Burgerlijk Wetboek een zogenoemde hardheidsclausule opgenomen, die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding toekent aan een persoon die niet tot de vaste kring van gerechtigden behoort. In de Memorie van Toelichting wordt het voorbeeld gegeven van broers en zussen die langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. Broers en zussen zijn dus in principe door de wetgever van de regeling uitgesloten, tenzij er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden zoals in voornoemd voorbeeld beschreven.
De rechtbank stelt vast dat de ouders van [slachtoffer 1] tot de kring van gerechtigden behoren en aldus een wettelijk recht hebben op vergoeding van hun affectieschade. Door de verdediging is het bestaan noch de hoogte van deze posten betwist. De rechtbank zal deze vorderingen dan ook toewijzen, voor zover zij betrekking hebben op affectieschade.
De rechtbank komt tot een ander oordeel waar het de broer, opa en vriend betreft. De wetgever heeft broers en zussen en opa’s en oma’s bewust uitgesloten van de kring van gerechtigden. Dan past het de rechter niet om buiten de bedoeling van de wetgever om deze kring uit te breiden. De wetgever heeft wel voorzien in een restcategorie, maar ook hier vallen de broer, opa en vriend niet onder. Voor de rechtbank is het volkomen helder dat zij alle drie een nauwe en affectieve relatie hadden met [slachtoffer 1] en dat zij veel pijn en verdriet ondervonden hebben en ondervinden door zijn dood. Van uitzonderlijke omstandigheden, zoals de wetgever bij het maken van de restcategorie voor ogen heeft gestaan en op grond waarvan zij dan zouden verschillen van andere personen die hun broer, kleinzoon of vriend als gevolg van een misdrijf verliezen, is hier echter onvoldoende gebleken. Hun vorderingen wijst de rechtbank op dat punt dan ook af.
Shockschade en daaruit vloeiende materiële schade
Blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad 22 februari 2002,
ECLI:NL:HR:2002:AD5356 en Hoge Raad 9 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:B18583) kan vergoeding van shockschade plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het ten laste gelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het ten laste gelegde is gedood of verwond. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de ouders, opa en vriend een nauwe en affectieve relatie met [slachtoffer 1] hadden. Daarnaast is voldaan aan de voorwaarde dat deze benadeelde partijen direct geconfronteerd zijn met de ernstige gevolgen van zijn overlijden. Tot slot moet de rechtbank de vraag beantwoorden of voldoende is komen vast te staan dat de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf psychisch letsel teweeg heeft gebracht bij de benadeelde partijen.
Bij de beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank ten aanzien van de ouders gelet op de brief van de huisarts d.d. 24 maart 2022, waaruit blijkt dat deze bij beiden de diagnose PTSS heeft gesteld. Uit de toelichting van de raadsvrouw van de benadeelde partijen ter zitting is bovendien gebleken dat de ouders een intake bij een psycholoog hebben gehad en dat zij een psychologische behandeling zullen ondergaan.
Anders dan de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval, mede gelet op de omstandigheden waaronder de ouders bij de supermarkt zijn geconfronteerd met de ernstige situatie waarin [slachtoffer 1] op dat moment verkeerde, de brief van de huisarts en de door de raadsvrouw gegeven toelichting ter zitting, voldoende is onderbouwd dat bij hen sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Ten aanzien van de vriend heeft de rechtbank gelet op de brief van de gezondheidszorgpsycholoog
d.d. 25 maart 2022. Uit deze brief blijkt dat er sprake was van signalen die passen bij PTSS. Het ging dan om verhoogde prikkelbaarheid, angsten, herbelevingen en slaapproblemen.
Ondanks dat de diagnose PTSS niet kon worden vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat de klachten op zichzelf wel passend zijn bij enig psychiatrisch ziektebeeld. Voor deze klachten heeft de benadeelde partij cognitieve gedragstherapie ondergaan bij een psycholoog. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanwezig zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij de benadeelde partij, in het licht van hetgeen hij in de supermarkt heeft gezien en meegemaakt, voldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de opa heeft de rechtbank gelet op de brief van de huisarts van
17 maart 2022. Uit deze brief blijkt dat de benadeelde partij sinds het overlijden van [slachtoffer 1] psychologische behandeling volgt die ziet op traumaverwerking en paniekklachten.
Anders dan de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval, mede gelet op de omstandigheden waaronder de opa [slachtoffer 1] bij de supermarkt heeft gezien, de inhoud van de brief van de huisarts voldoende onderbouwing is voor het aanwezig zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij hem.
Nu de ouders aanspraak maken op shockschade, betekent dit dat ook de daarmee verband houdende materiële kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
De hoogte van deze kosten is door de ouders onderbouwd en deze kosten zijn voor toewijzing vatbaar. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat het eigen risico van vader voor het jaar 2022 toekomstige schade betreft. De raadsvrouw van vader heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij een psychologische behandeling zal ondergaan. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de kosten van het eigen risico ook daadwerkelijk gemaakt zullen worden.
Moeder heeft naast vergoeding van de kosten voor de uitvaart ook een vergoeding voor assieraden als aandenken gevraagd. Deze kosten heeft zij onderbouwd met nota’s. Artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek geeft een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als gevolg van het overlijden van iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de opgevoerde kosten voor de assieraden kosten die zozeer samenhangen met de lijkbezorging dat ze voor vergoeding in aanmerking komen. Hoewel deze schadepost is betwist, is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende onderbouwd en aannemelijk is.
De rechtbank zal deze vorderingen voor zover zij betrekking hebben op shockschade en de daaruit voortvloeiende materiële schade dan ook toewijzen.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex. artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de shockschade van de vriend vast op € 15.000,-. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de schadevergoeding die de rechtbank op dit punt aan de andere benadeelde partijen in deze zaak heeft toegekend. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
parketnummer 18/092179-21
De rechtbank wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 4] toe. De rechtbank verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 10] niet-ontvankelijk in de vordering, nu niet uit de stukken blijkt dat [naam] gemachtigd is om de vordering namens de benadeelde partij in te dienen.
parketnummer 18/201808-21
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade onder de post ‘reiskosten Psytrec’ heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De verdediging heeft deze post ook niet betwist. De vordering zal daarom op dat punt worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ten aanzien van de post ‘verlies arbeidsvermogen’ niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu de verdediging de gestelde schade heeft betwist en de rechtbank deze schade onvoldoende onderbouwd vindt om deze eenvoudig vast te stellen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de schade op dit punt onvoldoende aannemelijk is gemaakt, terwijl nadere onderbouwing het strafproces onevenredig zou belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering op dit punt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van de geweldshandeling van verdachte lichamelijk letsel en psychisch letsel heeft opgelopen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex. artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de schade vast op €
1.000,-. Daarbij is onder andere gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank zal verdachte tot slot veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 144,09 (te weten reiskosten ter hoogte van € 69,95 voor een gesprek met de officier van justitie en reiskosten ter hoogte van € 74,14 voor het bijwonen van de zitting) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Daar waar de rechtbank de vorderingen (deels) toewijst, worden zij vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Op de proceskosten zal de rechtbank beslissen op de wijze als in het dictum van dit vonnis is vermeld.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal daarbij conform het verzoek van de raadsvrouw bepalen dat telkens gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.