ECLI:NL:RBNNE:2022:1509

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
18/300370-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs door verdachte gedurende een periode van bijna twee jaar met een gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende bijna twee jaar schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne en amfetamine. De verdachte heeft op 2 november 2021 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in zijn bezit gehad, waaronder 7,76 gram heroïne, 151,41 gram amfetamine en 5,77 gram cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 493 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling.

De zaak kwam ter terechtzitting op 28 april 2022, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. B. Hartman. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. dr. P.H.S. van Rest. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van opzettelijke verkoop en bezit van harddrugs in de periode van 1 januari 2019 tot en met 2 november 2021. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs in het dossier beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 november 2021 opzettelijk heeft gedeald in harddrugs.

De rechtbank heeft een gedeeltelijke vrijspraak uitgesproken voor een aantal tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte bepaalde hoeveelheden drugs aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Ondanks de ernst van de feiten heeft de rechtbank besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de verdachte baat heeft bij behandeling en begeleiding, en een gevangenisstraf niet in zijn belang zou zijn.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/300370-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats], thans verblijvende te [straatnaam], [woonplaats], [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2022.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. dr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 2 november 2021, te Leeuwarden, in ieder geval in Nederland, meerdere malen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en/of amfetamine (speed)
en/of
op 02 november 2021 opzettelijk aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid / hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en/of amfetamine (speed) te weten:
-7,76 gram heroïne en/of
-151,41 gram amfetamine (speed) en/of
-4,55 gram cocaïne en/of
-1,22 gram cocaïne en/of
-7,24 gram cocaïne en/of -0,35 gram cocaïne en/of zijnde cocaïne, heroïne en/of amfetamine (speed) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij gedurende drie jaren drugs heeft gedeald. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit niet drie jaren was maar eigenlijk twee jaren. Er dient waarde te worden gehecht aan hetgeen verdachte kort na de aanhouding heeft verklaard. Er is voldoende bewijs voor de pleegperiode van 1 januari 2019 tot en met 2 november 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gedeeltelijke bewezenverklaring kan volgen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 november 2021 in hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en/of amfetamine heeft gedeald. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in die periode drugs heeft verkocht. In zijn verklaring bij de politie heeft verdachte het weliswaar over een langere periode, maar toen hij werd aangehouden gebruikte hij nog veel verdovende middelen en was hij warrig. Verdachte is nu meer zichzelf. Hij geeft nog steeds aan dat hij is begonnen met dealen toen hij zijn kat kreeg. Hij heeft zijn kat twee jaar.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
Aan verdachte is onder meer ten laste gelegd dat hij op 2 november 2021 opzettelijk 7,24 gram cocaïne en/of 0,35 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hiervoor genoemde hoeveelheden verdovende middelen aanwezig heeft gehad. Op grond van de inhoud van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat deze hoeveelheden bij verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2021,opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021302998 van 24 januari 2022, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2021,pagina 38 e.v. voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2021,pagina 138 e.v. voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 17 november2021, opgenomen op pagina 171 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 16 november 2021, opgenomen op pagina 176 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam];
een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 16 november 2021, opgenomen op pagina 177 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam];
een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 16 november 2021, opgenomen op pagina 178 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam];
een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 16 november 2021, opgenomen op pagina 179 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam].
Bewijsoverweging duur dealperiode
Aan verdachte is ten laste gelegde dat hij gedurende de periode van 1 januari 2019 tot en met 2 november 2021 opzettelijk in hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en/of amfetamine heeft gedeald. De rechtbank overweegt dat verdachte zowel in het verhoor bij de politie als ter terechtzitting heeft verklaard dat hij begonnen is met dealen toen hij een kitten kreeg. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat dit drie jaar geleden was. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na het verhoor bij de politie op foto’s heeft gezien dat dit twee jaar geleden was en niet drie jaar. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter zitting geloofwaardig. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gedeald in een materiaal bevattende heroïne, cocaïne en amfetamine in de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 november 2021.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 november 2021, te Leeuwarden, meerdere malen opzettelijk heeft verkocht hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en amfetamine
en
op 2 november 2021 opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, heroïne en amfetamine te weten:
-7,76 gram heroïne en
-151,41 gram amfetamine en
-4,55 gram cocaïne en -1,22 gram cocaïne en zijnde cocaïne, heroïne en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 128 dagen onvoorwaardelijk en het overige deel voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan dagbesteding. De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verdediging zich grotendeels kan verenigen met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsman heeft betoogd dat een drugscontrole en alcoholcontrole wenselijker zijn dan een drugsverbod en een alcoholverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de Reclassering Nederland van 5 november 2021, 11 november 2021, 1 februari 2022, 4 maart 2022 en de e-mail van 21 april 2022, het Advies indicatieoverleg NIFP van 30 november 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende bijna twee jaren schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs, te weten cocaïne, heroïne en amfetamine. Daarnaast heeft verdachte op 2 november 2021 een hoeveelheid harddrugs, te weten 7,76 gram heroïne, 151,41 gram amfetamine en 5,77 gram cocaïne opzettelijk aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren, gepaard gaat met overlast in de samenleving en leidt tot vele vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep en onder toezicht van de jeugdreclassering stond. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich door deze voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft laten weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit de reclasseringsrapportages leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd onder toezicht stond van de jeugdreclassering en beschermd/begeleid woonde bij [instelling]. Deze interventies hebben hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw te kiezen voor een crimineel leven. Verdachte heeft vanaf zijn 13e jaar vrijwel alle behandelsettingen (ook klinisch) binnen het gedwongen jeugdkader doorlopen, allen zonder de beoogde gedragsverandering en recidive verlaging. Het toekomstperspectief voor verdachte is zorgelijk en somber. Op alle leefgebieden is sprake van criminogene factoren. De reclassering ziet geen enkele gewetenswroeging bij verdachte en hij staat ambivalent tegenover behandeling dan wel in te zetten interventies. Gebleken is dat de ingezette ambulante interventies geen verandering teweeg kunnen brengen. Wanneer verdachte buiten een duidelijke leefomgeving is zonder een gedwongen kader, kan hij zich niet aan de voorwaarden en afspraken houden. Binnen een setting met een meer gedwongen structuur als de P.I. blijkt hij wel in staat om mee te gaan in de geboden activiteiten. Daarom kan de reclassering niet anders dan concluderen dat behandeling en het aanleren van niet crimineel gedrag alleen binnen een klinische setting kan plaatsvinden vanuit een justitieel gedwongen kader.
Het NIFP heeft in haar trajectconsult gesteld dat er voldoende diagnostisch onderzoek beschikbaar is vanuit het dubbelonderzoek van 21 december 2015 uitgevoerd door het NIFP. Daarin komt naar voren dat verdachte kampt met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerde type; gedragsstoornis, type beginnend in de jeugd, misbruik van cannabis, in gedwongen remissie; reactieve hechtingsstoornis; partieel foetaal alcoholsyndroom; ouder-kind relatieproblemen; identiteitsprobleem. Het NIFP adviseert de reclassering om verdiepingsdiagnostiek aan te vragen. Tijdens een klinische behandeling kan hieraan aandacht worden besteed, zodat deze diagnostische gegevens meegewogen kunnen worden bij het uitzetten van een later ambulant traject.
De reclassering ziet aandachtspunten bij verdachte voor gewetensvorming, zijn agressieve bejegening van mensen vanuit een geheel primaire impuls, het onvoldoende kunnen begrenzen van zichzelf, het niet kunnen overzien van zaken, zijn antisociale gedrag, beïnvloedbaarheid en procriminele houding maar ook over de kwetsbaarheid en beschadiging die in zijn persoon en trauma's verscholen liggen. De reclassering schat het risico op recidive daarom in als hoog.
Na uitvoerig overleg met de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, komt de reclassering tot het standpunt dat verdachte de ASR insteek van jeugd volgroeid is en er vanuit een pedagogische insteek geen passend aanbod meer gedaan kan worden. Daarom wordt geadviseerd het volwassen strafrecht toe te passen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling (met mogelijkheid van kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, het meewerken aan schuldhulpverlening en dagbesteding.
Verdachte is in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis op 10 maart 2022 opgenomen op de FPK Transfore. Verdachte heeft zich direct actief en gemotiveerd getoond om een gesprek aan te gaan. Hij staat open voor behandeling. De lijdens druk is groot. De structuur van de FPK doet verdachte goed. Binnen deze structuur is er weinig sprake van externaliserend gedrag.
Ondanks dat de ernst van de feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf niet in het belang van verdachte, alsook niet in het belang van de samenleving is. Verdachte is een kwetsbare jongeman, die geen grote verdiensten heeft gehad van de door hem gepleegde strafbare feiten. Hij heeft volledige openheid van zaken gegeven en is voornemens zijn leven een positieve wending te geven. Bovendien is gebleken dat verdachte baat heeft bij de hem aangeboden behandeling, die naar het oordeel van de rechtbank niet moet worden doorkruist door een gevangenisstraf. Mede gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen redenen om het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat er vanuit een pedagogische insteek geen passende interventies meer zijn. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive in de toekomst noodzakelijk dat verdachte de huidige hulp en behandeling houdt en ziet daarvoor ruimte in het advies van de reclassering, in combinatie met een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan verdachte opleggen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een drugs- en alcoholverbod daarbij noodzakelijk zijn.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren overweegt de rechtbank het volgende. Bijzondere voorwaarden kunnen enkel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In onderhavige zaak is daarvan geen sprake. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dan ook niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 493 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 80,00, de personenauto en de koker verbeurd worden verklaard. Ten aanzien van de inbeslaggenomen drugs, te weten 43 stuks heroïne, 160 stuks amfetamine, 43 stuks cocaïne, 4 stuks cocaïne, 1 stuk amfetamine en 2 stuks overige verdovende middelen en het mes heeft de officier van justitie gevorderd de goederen te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen aan de vordering van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten het geldbedrag van € 80,00, de personenauto en de koker vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het geld uit de baten van de strafbare feiten is verkregen en de feiten zijn begaan met de personenauto en de koker.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen drugs, zijnde 43 stuks heroïne, 160 stuks amfetamine, 43 stuks cocaïne, 4 stuks cocaïne, 1 stuk amfetamine en 2 stuks overige verdovende middelen en het mes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 493 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf,
een gedeelte, groot 365 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
De veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclasseringvan de Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Oostergoweg 6 te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde laat zich opnemen in [instelling], [straatnaam], [plaats] voor de duur van maximaal 6 maanden waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die opname worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
De veroordeelde laat zich na afronding van zijn behandeling in de [instelling]
behandelen door een nader vast te stellen ambulante behandelinstelling, te bepalen door de reclassering waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling worden gegeven, ook als dit een kortdurende klinische opname voor maximaal 7 weken inhoudt. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
4. Veroordeelde verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan het uitstroom moment van de klinische plaatsing. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
5. Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
7. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen vanaf betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
8. Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van dagbesteding. Hij zal zich houden aan de gelden huisregels.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart verbeurdde het in beslag genomen het geldbedrag van € 80,00, de personenauto en de koker.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen drugs, zijnde 43 stuks heroïne, 160 stuks amfetamine, 43 stuks cocaïne, 4 stuks cocaïne, 1 stuk amfetamine en 2 stuks overige verdovende middelen en het mes.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Linde, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Lenting, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.