Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 128 dagen onvoorwaardelijk en het overige deel voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan dagbesteding. De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verdediging zich grotendeels kan verenigen met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadsman heeft betoogd dat een drugscontrole en alcoholcontrole wenselijker zijn dan een drugsverbod en een alcoholverbod.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de Reclassering Nederland van 5 november 2021, 11 november 2021, 1 februari 2022, 4 maart 2022 en de e-mail van 21 april 2022, het Advies indicatieoverleg NIFP van 30 november 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 april 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende bijna twee jaren schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs, te weten cocaïne, heroïne en amfetamine. Daarnaast heeft verdachte op 2 november 2021 een hoeveelheid harddrugs, te weten 7,76 gram heroïne, 151,41 gram amfetamine en 5,77 gram cocaïne opzettelijk aanwezig gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren, gepaard gaat met overlast in de samenleving en leidt tot vele vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep en onder toezicht van de jeugdreclassering stond. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich door deze voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft laten weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit de reclasseringsrapportages leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode waarin de strafbare feiten zijn gepleegd onder toezicht stond van de jeugdreclassering en beschermd/begeleid woonde bij [instelling]. Deze interventies hebben hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw te kiezen voor een crimineel leven. Verdachte heeft vanaf zijn 13e jaar vrijwel alle behandelsettingen (ook klinisch) binnen het gedwongen jeugdkader doorlopen, allen zonder de beoogde gedragsverandering en recidive verlaging. Het toekomstperspectief voor verdachte is zorgelijk en somber. Op alle leefgebieden is sprake van criminogene factoren. De reclassering ziet geen enkele gewetenswroeging bij verdachte en hij staat ambivalent tegenover behandeling dan wel in te zetten interventies. Gebleken is dat de ingezette ambulante interventies geen verandering teweeg kunnen brengen. Wanneer verdachte buiten een duidelijke leefomgeving is zonder een gedwongen kader, kan hij zich niet aan de voorwaarden en afspraken houden. Binnen een setting met een meer gedwongen structuur als de P.I. blijkt hij wel in staat om mee te gaan in de geboden activiteiten. Daarom kan de reclassering niet anders dan concluderen dat behandeling en het aanleren van niet crimineel gedrag alleen binnen een klinische setting kan plaatsvinden vanuit een justitieel gedwongen kader.
Het NIFP heeft in haar trajectconsult gesteld dat er voldoende diagnostisch onderzoek beschikbaar is vanuit het dubbelonderzoek van 21 december 2015 uitgevoerd door het NIFP. Daarin komt naar voren dat verdachte kampt met aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerde type; gedragsstoornis, type beginnend in de jeugd, misbruik van cannabis, in gedwongen remissie; reactieve hechtingsstoornis; partieel foetaal alcoholsyndroom; ouder-kind relatieproblemen; identiteitsprobleem. Het NIFP adviseert de reclassering om verdiepingsdiagnostiek aan te vragen. Tijdens een klinische behandeling kan hieraan aandacht worden besteed, zodat deze diagnostische gegevens meegewogen kunnen worden bij het uitzetten van een later ambulant traject.
De reclassering ziet aandachtspunten bij verdachte voor gewetensvorming, zijn agressieve bejegening van mensen vanuit een geheel primaire impuls, het onvoldoende kunnen begrenzen van zichzelf, het niet kunnen overzien van zaken, zijn antisociale gedrag, beïnvloedbaarheid en procriminele houding maar ook over de kwetsbaarheid en beschadiging die in zijn persoon en trauma's verscholen liggen. De reclassering schat het risico op recidive daarom in als hoog.
Na uitvoerig overleg met de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, komt de reclassering tot het standpunt dat verdachte de ASR insteek van jeugd volgroeid is en er vanuit een pedagogische insteek geen passend aanbod meer gedaan kan worden. Daarom wordt geadviseerd het volwassen strafrecht toe te passen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling (met mogelijkheid van kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod, het meewerken aan schuldhulpverlening en dagbesteding.
Verdachte is in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis op 10 maart 2022 opgenomen op de FPK Transfore. Verdachte heeft zich direct actief en gemotiveerd getoond om een gesprek aan te gaan. Hij staat open voor behandeling. De lijdens druk is groot. De structuur van de FPK doet verdachte goed. Binnen deze structuur is er weinig sprake van externaliserend gedrag.
Ondanks dat de ernst van de feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf niet in het belang van verdachte, alsook niet in het belang van de samenleving is. Verdachte is een kwetsbare jongeman, die geen grote verdiensten heeft gehad van de door hem gepleegde strafbare feiten. Hij heeft volledige openheid van zaken gegeven en is voornemens zijn leven een positieve wending te geven. Bovendien is gebleken dat verdachte baat heeft bij de hem aangeboden behandeling, die naar het oordeel van de rechtbank niet moet worden doorkruist door een gevangenisstraf. Mede gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen redenen om het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat er vanuit een pedagogische insteek geen passende interventies meer zijn. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive in de toekomst noodzakelijk dat verdachte de huidige hulp en behandeling houdt en ziet daarvoor ruimte in het advies van de reclassering, in combinatie met een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan verdachte opleggen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een drugs- en alcoholverbod daarbij noodzakelijk zijn.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren overweegt de rechtbank het volgende. Bijzondere voorwaarden kunnen enkel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In onderhavige zaak is daarvan geen sprake. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dan ook niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 493 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.