De telefoon van het slachtoffer werd later aangetroffen in het dashboardkastje van zijn Mercedes.
13De laatst bekende mast die het NN nummer aanstraalt is [straatnaam] in Emmen. Dat is om 23:03 uur, als het NN nummer uitbelt naar het telefoonnummer van het slachtoffer. De mast [straatnaam] in Emmen is ook de mast die de telefoon van het slachtoffer aanstraalt bij de uitgaande oproep om
23:23 uur naar het NN nummer.
14Sindsdien is het NN nummer uit de lucht.
15De mast [straatnaam] in
Emmen is tevens de laatste mast die contact maakt met het telefoonnummer van het slachtoffer om 23:28 uur, bij het automatisch openen van een datasessie.
16
Het NN nummer is alleen op 30 maart 2017 actief en onderhoudt alleen contact (gebeld of ingebeld) met servicenummers en met het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij het slachtoffer).
17Het NN nummer wordt op 30 maart 2017 om 12:51 uur voor het eerst actief in het centrum van Emmen. Het telefoonnummer bevindt zich in een telefoontoestel van het type Primo 401, zo blijkt uit analyse van het IMEI-nummer.
18
Verdachte verklaart dat hij voornoemd toestel van het type Primo 401 met bijbehorend telefoonnummer [telefoonnummer] (NN nummer) op 30 maart 2017 rond het middaguur bij [bedrijf] in Emmen heeft aangeschaft en dat hij op 30 maart 2017 gebruiker was van de prepaid telefoon met het
NN nummer.
19
Verklaring getuige [getuige 3]
Getuige [getuige 3] verklaart dat het slachtoffer op de avond van 30 maart 2017 tussen ongeveer 18:00 uur en 19:00 uur bij hem op visite was en dat het slachtoffer toen werd gebeld. Het slachtoffer nam zijn telefoon op. Hij zei: “moi [verdachte]”. Later zei het slachtoffer: "Dat is goed, ik kom wel langs". Toen het telefoongesprek beëindigd was, vertelde het slachtoffer aan getuige [getuige 3] dat het [verdachte] betrof. Toen getuige [getuige 3] aan het slachtoffer vroeg wat er was, zei het slachtoffer dat hij niet precies wist hoe of wat en dat het misschien iets met wiet was. “Om wiet of wat anders”. Het slachtoffer wist het niet, aldus getuige [getuige 3] .
20
Aantreffen DNA-materiaal van verdachte
Er zijn twee DNA-mengsporen van verdachte aangetroffen op de kleding van het slachtoffer, te weten in en boven de linker steekzak van de broek van verdachte.
21
Dr. B. Kokshoorn heeft als NFI-deskundige DNA-onderzoek op activiteitniveau verricht.
22
Verklaring anonieme bedreigde getuige
Een anonieme bedreigde getuige heeft het volgende verklaard:
“Ik heb [verdachte] uit zichzelf horen zeggen dat hij het slachtoffer, [slachtoffer] , heeft doodgeslagen met een wapen en dat dit te maken had met de handel in drugs.
Ik heb gehoord dat [verdachte] , nadat het slachtoffer om het leven was gebracht, de sporen hiervan heeft opgeruimd met behulp van zijn vrouw en familie.
Ik heb [verdachte] ook horen zeggen dat hij betrokken is geweest bij het wegbrengen van de auto met daarin het lichaam van [slachtoffer] . Ik hoorde dat hij zei dat de auto deels op de wal was blijven staan en dat dit niet de bedoeling was.”
23
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte diverse malen is gehoord door de politie, aanvankelijk als getuige en later als verdachte. In eerste instantie verklaarde verdachte op
2 april 2017 dat hij het slachtoffer wel kende uit de kroeg van zijn zwager, maar dat het lang geleden was dat hij hem had gezien of gesproken. Verdachte verklaarde later op 13 februari 2018 dat hij inderdaad op 30 maart 2017 een prepaid telefoon had gekocht bij [bedrijf] in Emmen, maar dat hij het slachtoffer die dag niet telefonisch had gesproken omdat hij zijn telefoonnummer niet had. Vervolgens heeft verdachte zich tijdens diverse verhoren door de politie beroepen op zijn zwijgrecht, omdat hij eerst de processtukken wilde inzien. Uiteindelijk heeft verdachte tijdens het verhoor op 23 april 2018 (en tijdens de verhoren hierna) omtrent hetgeen hem ten laste is gelegd als volgt verklaard.
Verdachte reed ongeveer 6, 7 of 8 dagen voor het overlijden van het slachtoffer op zijn motor in de richting van Weiteveen. Onderweg kwam hij een Mercedes tegen. De bestuurder van de Mercedes zwaaide naar hem, keerde en haalde hem vervolgens in. Verdachte zag toen dat dit het (latere) slachtoffer was. Het slachtoffer gebaarde dat verdachte moest stoppen en zij maakten een praatje. Het slachtoffer kwam vrij snel ter zake en bood hem een verboden handel in verdovende middelen aan. Verdachte gaf aan dat hij nog niet wist of deze handel iets voor hem was. Het slachtoffer gaf zijn telefoonnummer op een papiertje voor het geval verdachte alsnog interesse zou hebben. Het slachtoffer zei hierbij dat als verdachte hem hierover zou bellen, verdachte dan met een prepaid moest bellen.
In de dagen na deze ontmoeting heeft verdachte informatie ingewonnen over hoeveel de handel van het slachtoffer waard zou kunnen zijn. Verdachte wilde vervolgens het slachtoffer bellen om te zeggen dat de handel toch wat voor hem was, maar hij was zijn telefoonnummer kwijt. Verdachte reed daarom op 29 maart 2017 naar [getuige 2] om te vragen waar het slachtoffer woonde. Toen [getuige 2] niet thuis bleek te zijn is verdachte nog naar de schoonvader van [getuige 2] gegaan om te kijken of [getuige 2] daar was. Toen [getuige 2] hier ook niet was, heeft verdachte [getuige 2] gebeld. [getuige 2] heeft verdachte vervolgens telefonisch uitgelegd waar het slachtoffer ongeveer woonde. Verdachte reed langs het huis van het slachtoffer, maar zag zijn auto niet staan en ging daarom weer terug naar zijn huis.
De volgende dag, 30 maart 2017, belde verdachte [getuige 2] opnieuw, nu voor het telefoonnummer van het slachtoffer. Het telefoonnummer kreeg verdachte van [getuige 2] via een WhatsApp bericht. Verdachte kocht vervolgens een prepaid telefoon bij [bedrijf] in Emmen. Daarna reed verdachte naar het winkelcentrum in Emmerhout en belde hij het slachtoffer met de prepaid telefoon tweemaal, maar het slachtoffer nam niet op.
Rond etenstijd zag verdachte een gemiste oproep op zijn prepaid telefoon van het slachtoffer.
Verdachte pakte zijn motor, reed naar Klazienaveen en belde met de prepaid telefoon het slachtoffer. Verdachte en het slachtoffer spraken vervolgens af bij het blauwe hek in de richting van Weiteveen. Toen het slachtoffer daar kwam met zijn Mercedes ging verdachte even in de Mercedes zitten, omdat hij dit zo’n mooie auto vond. Verdachte en het slachtoffer spraken vervolgens over de verboden handel. Het slachtoffer zei tegen verdachte dat hij hem die avond kon bellen over waar ze die avond zouden afspreken om de betreffende handel te bekijken en te spreken over de prijs. Diezelfde avond rond 22:00 uur à 22:30 uur belde verdachte het slachtoffer. Zij spraken samen af bij het [plaats] te Emmen, waar verdachte op het slachtoffer stond te wachten bij een papiercontainer. Het slachtoffer kwam op een gegeven moment aanrijden in zijn Mercedes. Hij reed eerst voorbij, maar keerde vervolgens terug. Het kan zijn dat verdachte toen het slachtoffer heeft gebeld met de opmerking “let op, je rijdt me voorbij”. Het slachtoffer zag vervolgens verdachte en deed de deur van de bijrijder kant open. Verdachte stapte in de Mercedes.
Ze reden samen weg en het slachtoffer zei vervolgens dat hij de aangeboden handel niet bij zich had. Verdachte reageerde boos en teleurgesteld en gaf nog aan dat hij het geld wel bij zich had. Het slachtoffer heeft verdachte vervolgens afgezet dichtbij het huis van verdachte. Verdachte zei toen tegen het slachtoffer dat hij, als hij nog een keer handel had, maar naar een ander moest gaan. Verdachte is vervolgens naar zijn huis gelopen, waar hij ongeveer tussen 23:00 uur en 23:30 uur aankwam. Verdachte kwam iets eerder thuis dan zijn vrouw, die toen net van de bingo terugkwam. Kort daarna zijn verdachte en zijn vrouw naar bed gegaan. Zij keken samen nog Temptation Island, waarna zij zijn gaan slapen.
24
Verdachte ontkent telkenmale als hij wordt gehoord iedere betrokkenheid bij het delict dat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer.
Waardering van het bewijs
De rechtbank neemt het volgende als vaststaand aan.
Het slachtoffer is in de periode gelegen tussen 30 maart 2017 te 23:23 uur en 31 maart 2017 te 5:40 uur als gevolg van verwikkelingen (hersenfunctieverlies) van herhaaldelijk bij leven opgelopen uitwendig inwerkend zeer heftig botsend deels scherprandig klievend en deels kantig botsend geweld op het hoofd en het gezicht om het leven gekomen. Zijn lichaam is in de vroege ochtend van 31 maart 2017 in de kofferbak van zijn auto van het merk Mercedes aangetroffen.
Verdachte heeft in de ochtend van 30 maart 2017 van getuige [getuige 2] het telefoonnummer van het slachtoffer ontvangen. Vervolgens heeft verdachte op 30 maart 2017 rond het middaguur een prepaid toestel met een telefoonnummer (het NN-nummer) aangeschaft. Het prepaid toestel met bijbehorend NN nummer is alleen op 30 maart 2017 actief en onderhoudt alleen contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] (in gebruik bij het slachtoffer). Verdachte was op 30 maart 2017 gebruiker van het prepaid toestel met NN nummer. Er hebben op 30 maart 2017 inkomende gesprekken van het NN nummer naar het telefoonnummer van het slachtoffer plaatsgevonden om 15:02 uur, 19:01 uur, 22:21 uur en om 23:03 uur.
Nadat het slachtoffer vanuit zijn woning in Klazienaveen op zijn oude Iphone om 22:59 uur nog een zoekslag had gemaakt naar “ [plaats] ”, heeft verdachte om 23:23 uur nog getracht het slachtoffer op het prepaid toestel te bellen.
Dit uitgaande gesprek om 23:23 uur was het laatste telefonische contact met de telefoon van het slachtoffer dat vóór het aantreffen van het lichaam van het slachtoffer in de kofferbak, kon worden vastgesteld. Verdachte is de laatst bekend geworden persoon die op 30 maart 2017 telefonisch contact heeft gehad met het slachtoffer.
De laatst bekende mast die het NN nummer aanstraalt is [straatnaam] in Emmen. Dat is om 23:03 uur, als het NN nummer uitbelt naar het telefoonnummer van het slachtoffer.
De mast [straatnaam] in Emmen is ook de mast die de telefoon van het slachtoffer aanstraalt bij de uitgaande oproep om 23:23 uur naar het NN nummer. De mast [straatnaam] in Emmen is tevens de laatste mast die contact maakt met het telefoonnummer van het slachtoffer om 23:28 uur, bij het automatisch openen van een datasessie. De telefoon van het slachtoffer werd later aangetroffen in het dashboardkastje van zijn Mercedes.
De verdediging en de officier van justitie dragen ieder een scenario aan.
De verdediging schetst het scenario dat verdachte op 30 maart 2017 diverse malen (telefonisch) contact heeft gehad met het slachtoffer, omdat het slachtoffer hem een week eerder (in persoon) een aanbod had gedaan voor een verboden handel in, zoals eerst ter terechtzitting van 13 april 2022 verklaard, verdovende middelen.
Het slachtoffer had verdachte er daarbij op gewezen dat verdachte gebruik diende te maken van een prepaid-telefoon.
De officier van justitie schetst het scenario dat verdachte het doel heeft gehad om het slachtoffer op 30 maart 2017 laat in de avond op een bepaalde plaats te krijgen, hetgeen het slachtoffer uiteindelijk fataal is geworden. Verdachte wist welk afschuwelijk lot het slachtoffer beschoren was en verdachte wilde niet dat er een spoor bij hem uit zou komen. Door gebruik te maken van een prepaid telefoon zou het spoor naar de laatste contacten van het slachtoffer op niets uitlopen en zou verdachte anoniem blijven.
De rechtbank stelt vast dat hetgeen gelet op de inhoud van het dossier als vaststaand kan worden aangemerkt zowel in het door de verdediging als het door de officier van justitie geschetste scenario past, maar eventueel ook in andere scenario’s.
Noch het door de verdediging noch het door de officier van justitie geschetste scenario is naar het oordeel van de rechtbank onmogelijk, nu er gelet op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting op onderdelen ondersteunend bewijs voor beide scenario’s aanwezig is. Echter, omdat er ten aanzien van een ieder mogelijk scenario ook veel vragen open blijven, zijn deze ook niet zonder meer aannemelijk.
Hoewel de inhoud van het dossier sterke aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van verdachte (samen met anderen) bij het delict dat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer is, door de hierboven beschreven onduidelijkheden over wat er in de aanloop naar en in de nacht van 30 op 31 maart precies is gebeurd en de meerdere scenario’s die het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in dit verband openlaten, niet wettig en overtuigend komen vast te staan dat - en zo ja, op welke wijze - verdachte daadwerkelijk betrokken is bij de dood van het slachtoffer.
Ook het in en boven de linker steekzak van de broek van verdachte aangetroffen
DNA-mengspoor van verdachte geeft geen uitsluitsel over betrokkenheid van verdachte bij het om het leven brengen van het slachtoffer. De rechtbank overweegt daartoe dat uit onderzoek op activiteitniveau door het NFI o.a. blijkt dat de kans dat DNA van verdachte via handen schudden op, rond of in een of meer zakken van de kleding van het slachtoffer terecht is gekomen klein is, ongeveer 15%.
Hoewel voornoemde kans klein is, geeft het in en boven de linker steekzak van de broek van het slachtoffer aangetroffen DNA-mengspoor van verdachte aldus geen onomstotelijk uitsluitsel over betrokkenheid van verdachte bij het delict. Zoals de verdediging heeft aangevoerd, is niet geheel uit te sluiten dat het DNA van verdachte gelet op hun eerdere ontmoeting(en) op een andere wijze op de broek van het slachtoffer terecht is gekomen.
Daarnaast levert de belastende verklaring van de anonieme bedreigde getuige geen (steun)bewijs op. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat nog daargelaten de vraag naar de betrouwbaarheid van deze verklaring, voor zover onmiskenbaar uit eigen wetenschap wordt verklaard (in casu enkel de eerste en de derde zin), deze verklaring alleen bloot feitelijke mededelingen bevat.
De rechtbank acht dit onvoldoende om die mededelingen van doorslaggevende betekenis te achten voor het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat weliswaar een gegronde verdenking en ernstige bezwaren tegen verdachte bestonden maar dat niet buiten redelijke twijfel is vast te stellen dat verdachte (samen met anderen) zich schuldig heeft gemaakt aan het al dan niet met voorbedachten rade om het leven brengen van het slachtoffer, dan wel medeplichtigheid hieraan. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.