ECLI:NL:RBNNE:2022:1492

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
18/245598-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld en schuldwitwassen door een minderjarige

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld en schuldwitwassen. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een slachtoffer beroofd van zijn telefoon, rugtas en fiets, waarbij met een mes is gedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de rol van medeplichtige heeft vervuld door het slachtoffer te fouilleren en een deel van de buit te proberen verkopen. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 190 dagen, waarvan 188 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd, vervangend door 50 dagen hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 4.900,- aan de benadeelde partij, die het slachtoffer was van de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primaire feit van diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/245598-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/236870-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.E. Dekens, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/245598-21 Primairhij in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, op de openbare weg, te weten de Euroweg aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (dames)fiets (Batavus Milano) en/of een rugtas (Eastpack) en/of een telefoon (Samsung galaxy S9), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te duwen en/of
  • een mes tegen het been, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te drukken en/of
  • aan de rugtas van voornoemde [slachtoffer] te trekken, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
  • in/tegen de ribben, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/oftrappen (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
  • met een mes richting de zij van voornoemde [slachtoffer] te steken, terwijl voornoemde [slachtoffer] tijdens een afweerbeweging in zijn hand is gestoken/ gesneden;
Subsidiair
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, op de openbare weg, te weten de Euroweg aldaar, een (dames)fiets (Batavus Milano) en/of een rugtas (Eastpack) en/of een telefoon (Samsung galaxy S9), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te duwen en/of
  • een mes tegen het been, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te drukken en/of
  • aan de rugtas van voornoemde [slachtoffer] te trekken, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
  • in/tegen de ribben, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] te schoppen en/oftrappen (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag) en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of
  • met een mes richting de zij van voornoemde [slachtoffer] te steken, terwijl voornoemde [slachtoffer] tijdens een afweerbeweging in zijn hand is gestoken/ gesneden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, in de gemeente Westerkwartier, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] aan zijn kleding gefouilleerd;
Meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021 te Leek, in de gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (dames)fiets (Batavus Milano), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 18/236870-21hij op of omstreeks 5 mei 2021,in de gemeente Westerkwartier, althans in Nederland, (van) een geldbedrag (€ 4995,42), althans een of meer voorwerpen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat, dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verklaring van verdachte komt overeen met de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van [getuige 1] . Daarnaast zijn er WhatsApp berichten omtrent de verkoop van de fiets tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Zowel de telefoon als ook de rugtas en de damesfiets zijn weggenomen door geweld en bedreiging met geweld. Het slachtoffer heeft door het geweld en de bedreiging met een mes, de noodzaak gezien om te vluchten en daarbij zijn spullen achter te laten. Gelet op die uiterlijke verschijningsvorm is de diefstal ook gericht geweest op de rugtas en damesfiets. Bovendien is er sprake van medeplegen, verdachte en medeverdachte waren voorafgaand, tijdens en na afloop van het feit tezamen. Verdachte is aanwezig op belangrijke momenten en heeft zich op geen enkel moment teruggetrokken. Integendeel, verdachte weet dat medeverdachte een mes meeneemt naar de afspraak met aangever en zijn vriend en verdachte fouilleert het slachtoffer als hem wordt gevraagd dat te doen. Ook is ‘de buit’ verdeeld tussen verdachte en medeverdachte. Verdachte heeft door zich niet te onttrekken aan de gebeurtenissen bewust het risico genomen dat zaken uit de hand zouden lopen en er geweld zou kunnen worden toegepast.
Daarnaast kan het schuldwitwassen (onder parketnummer 18/236870-21) bewezen worden verklaard gelet op de aangifte, de stukken omtrent de bankgegevens en de verklaring van verdachte. Verdachte heeft zijn pinpas en pincode uitgeleend aan een wildvreemde. Meerdere personen hebben aan verdachte aangegeven dat het niet in de haak was. Verdachte had dan ook redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primaire en subsidiaire feit onder parketnummer 18/245598-21 en het feit onder parketnummer 18/236870-21. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het meer subsidiaire feit onder parketnummer 18/245598-21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld is er geen sprake van medeplegen. Verdachte heeft direct openheid van zaken gegeven over wat er is gebeurd. Verdachte was in de veronderstelling dat hij meeging naar een afspraak in het kader van een drugstransactie. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte erbij stond met zijn handen in zijn zakken. Pas als medeverdachte [medeverdachte] verdachte opdraagt om aangever te fouilleren, doet verdachte wat hem wordt gevraagd. De telefoon wordt vervolgens weggenomen door medeverdachte. De medeverdachte heeft een mes, is dreigend met het mes en gebruikt geweld. Uit de feiten en omstandigheden blijkt niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, er ging geen enkele dreiging uit van verdachte, er was geen sprake van een taakverdeling en eigenlijk sjokte verdachte er wat achteraan. In het verlengde daarvan is er eveneens onvoldoende om te kunnen spreken van medeplichtigheid. Verdachte heeft geen rol gehad in het geheel. Hij stond erbij en keek ernaar. Ten aanzien van het witwassen (onder parketnummer 18/236870-21) heeft verdachte er alles aan gedaan om te achterhalen of er iets mis was met het voorstel. Derhalve wist hij niet en hij had ook niet redelijkerwijs moeten vermoeden dat er iets niet in de haak was. Hij had namelijk grondig onderzoek verricht en was daarmee in de veronderstelling dat hij met een gerust gevoel zijn pinpas en pincode kon afgeven.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/245598-21 (primaire feit)
Vrijspraak
De rechtbank acht feit 1 primair onder parketnummer 18/245598-21 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Er was geen sprake van een vooropgezet plan en de medeverdachte heeft alle geweldshandelingen uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte aanwezig was en dat hij aangever in opdracht van medeverdachte heeft gefouilleerd in dit geval onvoldoende is om te kunnen spreken van medeplegen.
Ten aanzien van parketnummer 18/245598-21 (subsidiaire feit)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De verklaring die ik bij de politie heb afgelegd is juist. Het klopt dat ik aangever heb gefouilleerd. Ik heb de damesfiets meegenomen en geprobeerd te verkopen. De telefoon is door mij in de put gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 september2021, opgenomen op pagina 111 e.v. van het dossier Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021204681 d.d. 9 september 2021, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Je bent aangehouden voor een diefstal met geweld. Kun je hier zelf iets over verklaren?
A: [medeverdachte] zou pillen verkopen aan die jongen. Hij had toen al een mes bij zich. Ik was met [medeverdachte] mee. Toen heeft [medeverdachte] een mes op hem gezet. Ik stond er achter. Later kwam die jongen terug. Toen heeft [medeverdachte] weer een mes op hem gezet en hem meegenomen naar de speeltuin bij mijn ouders achter. In het speeltuintje heeft [medeverdachte] hem geschopt en op een bankje gezet. Toen die jongen op het bankje zat moest hij de telefoon aan [medeverdachte] geven en hem unlocken. Toen die jongen de telefoon heeft gegeven, is die jongen snel weggerend. De spullen zijn toen achter gebleven en [medeverdachte] zei, dan nemen wij die ook mee.
A: Volgens mij heette die jongen [slachtoffer] .
V: En die andere jongen die er bij was. A: Dit was [getuige 1] .
V: Wat gebeurde er bij het politiebureau
A: [medeverdachte] zette het mes op [slachtoffer] zijn buik.
V: Vanaf waar heeft [medeverdachte] dit mesje meegenomen.
A: Die heeft hij bij mijn ouders uit het keukenlaadje gepakt.
V: Zei hij daar ook iets bij ?
A: Hij zei: Ik weet niet wat er gaat gebeuren.
V: Dan komt [slachtoffer] terug en dan?
A: [medeverdachte] zet weer een mes op hem en haalt hem van zijn fiets. Vervolgens lopen ze naar het speeltuintje.
V: Hoe haalt hij [slachtoffer] van zijn fiets af.
A: [slachtoffer] had een rugtas om. [medeverdachte] pakt hem bij de hendel van de rugtas en trok hem van zijn fiets.
V: En waar had [medeverdachte] toen het mes?
A: Weer op zijn buik.
V: Waar stond jij toen dit gebeurde?
A: Ik stond letterlijk achter [medeverdachte] . Ik kon het allemaal goed zien V: Waar dreigde [medeverdachte] mee?
A: Hij zette het mes op [slachtoffer] zijn buik en nek.
V: [slachtoffer] liep ook de hele tijd bij [medeverdachte] ?
A: [slachtoffer] fietste naast [medeverdachte] . [medeverdachte] hield [slachtoffer] wel steeds vast aan [slachtoffer] zijn rugtas.
V: Kun je vertellen wat er in dit speeltuintje is gebeurd?
A: Daar heeft [slachtoffer] een aantal klappen van [medeverdachte] gevangen en heeft een paar trappen van [medeverdachte] gekregen. Toen we in het speeltuintje aankwamen trok [medeverdachte] [slachtoffer] van zijn fiets en is hij gaan slaan en schoppen.
V: Waar sloeg en schopte [medeverdachte] ?
A: Op [slachtoffer] zijn gezicht sloeg hij en trapte op zijn buik.
A: Hoe ging het slaan?
V: Hij sloeg met een gebalde vuist in een hoek op [slachtoffer] zijn gezicht. Ik denk 6 of 7 keer dat [medeverdachte] sloeg. Ik denk op de linkerkant van [slachtoffer] zijn gezicht.
A: Toen [medeverdachte] aan het slaan was had hij het mes in zijn andere hand. V: En het schoppen, wat kun je daar over vertellen?
A: [medeverdachte] sprong met een knietje op zijn buik. Ik denk 2 of 3 keer.
V: Ook geeft de aangever aan dat er is geprobeerd om op hem in te steken. Wat kun je daarover verklaren?
A: [medeverdachte] heeft wel gedreigd om [slachtoffer] te steken. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] volgens mij wel in zijn hand gestoken. Dit kwam omdat [slachtoffer] [medeverdachte] wilde afweren. V: Wat deed [slachtoffer] toen?
A: Die ging staan. [medeverdachte] heeft hem toen meer gesleurd naar het bankje. Toen moest [slachtoffer] zijn telefoon aan [medeverdachte] geven en [getuige 1] bellen.
V: Aangever geeft ook aan dat hij is gefouilleerd. Wat kun je daar over verklaren?
A: Ja, dat klopt. [medeverdachte] zette mij onder druk om [slachtoffer] te fouilleren. Ik heb dit gedaan. [slachtoffer] was weggerend. Toen zei [medeverdachte] we nemen de spullen wel mee.
V: Welke spullen liet [slachtoffer] allemaal achter?
A: zijn telefoon en zijn fiets.
A: De tas was ook achtergebleven. Deze heeft [medeverdachte] meegenomen.
V: Wat is er met de telefoon en tas gebeurd.
A: De telefoon is in een put gegooid. De tas heeft [medeverdachte] meegenomen. De fiets heb ik de volgende dag weer op dezelfde plek neergezet.
V: Wie heeft de telefoon in de put gegooid?
A: Dat was ik.
V: Dus je hebt niet geprobeerd om de fiets te verkopen?
A: Dat hebben we wel geprobeerd, maar dat wilde niet lukken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2021, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 27 juli 2021 omstreeks 23.30 uur was ik samen met [getuige 1] op de Euroweg te Leek. Ik zag twee jongens aan komen lopen. Toen de jongens bij ons stonden zag ik dat jongen 1 [getuige 1] begon te duwen. Ik ben toen met mijn fiets tussen [getuige 1] en jongen 1 gaan staan. Ik zag toen dat jongen 1 uit zijn rechter jaszak een mes trok. Ik zag dat jongen 1 het mes met de punt in mijn linker bovenbeen drukte. Ik hoorde dat jongen 1 tegen mij zei dat ik langzaam met hem mee moest fietsen. Hij zei ook dat ik niet mocht bewegen omdat hij anders door zou drukken. Ik voelde dat hij mijn tas, welke ik op mijn rug had, vast pakte. Met zijn rechterhand hield hij het mes op mijn been. Hij liep rechts naast mij. Wij zijn toen naar het speeltuintje gegaan. Hij heeft de hele weg mijn rugtas vastgehouden en het mes op mijn been. Jongen 2 heeft de hele weg meegelopen. Hij liep achter ons op 1 tot 1,5 meter. Toen we in het speeltuintje aan waren gekomen trok jongen 1 hard aan mijn rugtas. Hierdoor viel ik achterover. Ik viel achter de fiets op de grond. Ik zag en voelde toen dat jongen 1 met zijn rechtervoet tegen mijn linker ribbenkast aan trapte. Hij trapte mij 4 of 5 keer. Vervolgens sprong hij met zijn linkerknie op mijn ribben. Hierdoor kwam hij boven op mij te zitten. Vervolgens zag ik dat hij met zijn rechterhand probeerde met het mes in mijn linkerzij te steken. Ik kon dit afweren door met mijn hand zijn hand vast te pakken. Vervolgens zag en voelde ik dat de jongen zijn hand uit mijn hand trok. Later zag ik dat ik aan de binnenzijde van mijn hand een wondje had waar bloed uit kwam. Toen voelde ik dat jongen 1 mij omhoog trok en tegen de jongen 2 zei : " [verdachte] , fouilleer hem". Ik zag en voelde toen dat jongen 2 mijn kleding aftasten. Ik zag toen dat jongen 1 uit mijn rechterboekzak mijn telefoon pakte. Ik zag dat hij hem in zijn eigen broekzak stopte. Op het moment dat hij de telefoon uit mijn broekzak pakte zei hij dat ik mijn telefoon af moest geven. Ik hoorde toen dat jongen 1 tegen mij zei: "ga hier even zitten". Hierbij duwde hij mij richting het in de speeltuin aanwezige bankje. Op dit moment zat jongen 1 rechts naast mij en hield hij zijn mes weer vlakbij mijn rechterbeen. Ik zag toen dat jongen 1 even niet naar mij keek maar voor zich uit. Ook zag ik dat hij zijn mes in zijn andere hand deed. Hierdoor zat het mes niet meer in mijn buurt. Toen ik dit zag ben ik snel weggerend.
Ik kan de goederen die ik nu kwijt ben als volgt omschrijven:
De fiets: Batavus Milano damesfiets,
De rugtas: het merk Eastpack,
Telefoon: Samsung galaxy S9
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 juli 2021,opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
[slachtoffer] en ik zijn naar Leek gefietst. Ik zag twee jongens op ons af lopen. Toen ze eenmaal dichterbij kwamen begon één van de jongens mij te duwen. Op dat moment trok de jongen die mij aanviel een mes. Toen ik zag dat de jongen een mes trok heb ik mijn fiets gepakt en ben ik weggegaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2021,opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik verbalisant zag dat [medeverdachte] contact middels WhatsApp heeft met een contact die zich [verdachte] noemt.
Op
28-07-2021 omstreeks 20:19uur zie ik dat [verdachte] het volgende appt naar [medeverdachte] :
Joo.
Ik kan die fiets niet kwijt man.
Ik ga die m aan [naam 1] verkopen.
Vervolgens volgt hier een kort gesprek over.
Op
29-07-2021 omstreeks 04:20 uurzegt [verdachte] : Jo maar kan jij die fiets aan iemand kwijt.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2021,opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Wij waren op 2 september 2021 aanwezig op de [straatnaam] te Leek. Wij brachten verdachte [verdachte] thuis. Tijdens het verhoor van verdachte [verdachte] heeft verdachte aangegeven de gestolen telefoon van aangever in de put voor zijn woning te hebben gegooid. Toen wij bij de woning van de ouders van verdachte waren, wees verdachte ons de put aan waar hij de telefoon in had gegooid.
Vervolgens hebben wij de put geopend en zagen dat er ongeveer 30 centimeter water in de put stond. Ik, verbalisant, heb met een schep de telefoon uit de put omhoog gehaald. Ik, verbalisant, heb de telefoon vervolgens uit de put gepakt.
Wij zagen dat het een zwarte Samsung S9 was. Het is ons bekend dat aangever ook sprak over een zwarte Samsung S9.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen de medeplichtigheid van verdachte bij de diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij het plegen van de diefstal doordat hij het slachtoffer heeft gefouilleerd. Daarnaast heeft verdachte een deel van de buit meegenomen en geprobeerd te verkopen. Bovendien heeft verdachte zich op geen enkel moment gedistantieerd van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Ten aanzien van parketnummer 18/236870-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mijn verklaring bij de politie voor. Dat klopt, ik heb mijn pinpas met pincode uitgeleend. Het klopt ook dat ik ook een nieuwe pincode heb aangevraagd. Ik wil de schade wel vergoeden met een regeling. Ik heb er niet goed over nagedacht. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat meerdere personen mij hebben gewaarschuwd dat ik het niet moest vertrouwen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 mei 2021, opgenomenop pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021121744 d.d. 21 september 2021, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Op 5 mei ontving ik een WhatsApp bericht van mijn zoon dacht ik. Hij vroeg of ik hem wilde helpen met betalen van een aantal rekeningen. Hij kon niet bij bankrekening. Ik heb 2x een betaling voor hem gedaan.
Bankrekeningnummer andere partij: [rekeningnummer]
Naam rekeninghouder andere partij: [verdachte]
Welke omschrijving staat er bij deze betaling op uw rekeningafschrift?: QX698369
Wat is het bedrag of de waarde van de betaling?: 4995,42 Datum betaling: 05-05-2021
3. Een schriftelijk bescheid, te weten resultaat verstrekking gegevens bankrekeningnummer d.d. 18 augustus 2021, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Productnummer: [rekeningnummer] .
Rekeninghouder natuurlijk persoon: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2001, wonende te [straatnaam], [woonplaats].
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2021,opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 11 mei 2021 kwam [verdachte] (verder te noemen: melder) op het politiebureau. Melder verklaarde:
Op 28 april 2021 werd ik benaderd op Instagram door [naam 2] . Ik ken hem niet. [naam 2] is en was mij totaal onbekend. Hij vroeg of ik geld wilde verdienen. Hij zei dat hij 7500 zou storten en dat ik daarvan 30 % zou krijgen. Ik vertrouwde het niet helemaal. Daarna heb ik telefoonnummers uitgewisseld. En hebben via WhatsApp contact gehad. Hij zei dat er geen risico’s aan zaten en dat hij dat al jaren deed. De chat met [naam 2] via WhatsApp is op 28 april 2021 begonnen en eindigde op 5 mei. Het was hem te doen om mijn pas en pincode. Hij heeft de pas in Leek opgehaald op 28 april 2021. Ik heb hem mijn Rabopas overhandigd en hem de pincode gegeven. Dat was niet de goede code. Dat was niet met opzet, want ik dacht dat ik de goede pincode had gegeven. Op 3 mei 2021 heb ik [naam 2] de nieuwe code gegeven die ik van de bank had gekregen kreeg ik per post een nieuwe code van de bank. Ik moest toen van [naam 2] mijn limiet verhogen naar 5000 euro. Ik heb dat gedaan. Ik kon zien dat er plm. 5000 euro gestort en afgehaald was. Dat was gepind in Amsterdam op 5 mei 2021.
Mijn pas heb ik niet terug gekregen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte zijn pinpas en pincode heeft meegegeven aan een wildvreemde nadat hij was benaderd via social media en dat hij dit naar eigen zeggen deed om snel geld te verdienen. Vervolgens is er via WhatsApp-fraude geld gestort op de bankrekening van verdachte dat daarna door een derde is opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het bedrag dat op zijn rekening werd gestort en vervolgens werd opgenomen, afkomstig was van een misdrijf. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van schuldwitwassen. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de door verdachte aan die derde gestelde vragen, voordat hij zijn pinpas en pincode aan die derde heeft afgegeven, des te meer reden om te moeten vermoeden dat er sprake was van een strafbaar feit.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 subsidiair onder parketnummer 18/245598-21 en het feit onder parketnummer 18/236870-21 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/245598-21
Subsidiair
[medeverdachte] in de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, op de openbare weg, een (dames)fiets (Batavus Milano) en een rugtas (Eastpack) en een telefoon (Samsung galaxy S9), die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te duwen en
  • een mes tegen het lichaam van die [slachtoffer] te drukken en
  • aan de rugtas van voornoemde [slachtoffer] te trekken, tengevolge waarvan voornoemde
[slachtoffer] op de grond is gevallen en
  • tegen de ribben van voornoemde [slachtoffer] te trappen (terwijl voornoemde [slachtoffer] op degrond lag) en tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en
  • met een mes richting de zij van voornoemde [slachtoffer] te steken, terwijl voornoemde [slachtoffer] tijdens een afweerbeweging in zijn hand is gesneden;
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, in de gemeente Westerkwartier, opzettelijk behulpzaam is geweest, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] aan zijn kleding gefouilleerd;
Ten aanzien van parketnummer 18/236870-21hij op 5 mei 2021, in de gemeente Westerkwartier, een geldbedrag voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

T.a.v. parketnummer 18/245598-21
Subsidiair medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
T.a.v. parketnummer 18/236870-21Schuldwitwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit onder parketnummer 18/245598-21 en het feit onder parketnummer 18/236870-21 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een jeugddetentie van 190 dagen waarvan 188 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan heeft de raadsvrouw bepleit dat er rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de beperkte(re) rol van verdachte (onder parketnummer 18/24559821) en de toepassing van het jeugdstrafrecht zoals geadviseerd door de reclassering. Een deels voorwaardelijke taakstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering is derhalve passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 23 december 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij aangever van zijn telefoon, rugtas en fiets is beroofd. Er is daarbij gedreigd met een mes, waarbij het slachtoffer ook is geraakt. Dit is voor het slachtoffer beangstigend en bedreigend geweest. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van geld. Dit geld was afkomstig van oplichting via WhatsApp. Door witwassen wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Verdachte heeft met zijn handelen eraan meegewerkt dat de opbrengst van een gepleegd misdrijf aan het zicht werd onttrokken. Witwassen tast bovendien de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
In voormeld reclasseringsadvies wordt geconcludeerd, zakelijk weergegeven, dat verdachte naar school gaat, hij enkele dagen per week bij zijn ouders verblijft maar dat thuis wonen niet mogelijk is, dat verdachte deelneemt aan Route Rubicon om een startkwalificatie te behalen en dat de intelligentie van verdachte wordt ingeschat als ‘beneden gemiddeld’. Op basis van het wegingskader en professioneel oordeel wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen maar verdachte te laten begeleiden door de volwassenreclassering. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan dagbesteding geadviseerd.
De verdachte was 20 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om, zoals geadviseerd, in dit geval van deze mogelijkheid gebruik te maken gelet op de persoon van verdachte.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf in het voordeel van verdachte rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de omstandigheid dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en zijn verantwoordelijkheid neemt. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte in een korte periode twee strafbare feiten heeft gepleegd en zich daarbij heeft laten leiden door zakelijk gewin.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest, een deels voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren en een forse taakstraf passend en geboden.

Benadeelde partij (ten aanzien van parketnummer 18/236870-21)

[getuige 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.995,42- ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade ad
€ 4.900,- toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat deze hoofdelijk dient te worden opgelegd. De vordering moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit tot afwijzing van de vordering. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het smartengeld is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw bepleit dat van de € 4.995,42 die naar de rekening van verdachte is overgeschreven. € 95,42 is teruggestort door de bank, zodat het materiële deel maximaal € 4.900,kan bedragen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de gijzeling op 1 dag te bepalen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/236870-21 bewezen verklaarde. De vordering ten aanzien van het materiële deel, waarvan de door de officier van justitie genoemde hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal de gijzeling bepalen op 0 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst en schrik, ergernis en frustratie vormen (alhoewel invoelbaar) nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14c, 36f, 77c, 77m, 77n, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg 48, 49, 57, 312 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking onder parketnummer 18/236870-21 en beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair onder parketnummer 18/245598-21 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiaire ten laste gelegde onder parketnummer 18/245598-21 bewezen en verklaart het onder parketnummer 18/236870-21 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 190 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 188 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt binnen zeven dagen na het ingaan van de proeftijd bij VNNReclassering op het adres [straatnaam] te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek of een soortgelijkezorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van cannabis om het middelengebruik tebeheersen en het gesprek hierover aan te gaan. De reclassering kan urineonderzoek en speekseltest gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd; 4. dat veroordeelde meewerkt aan dagbesteding ten behoeve van het behouden van structuur. Dagbesteding kan zowel betaalde als onbetaalde werkzaamheden alsmede het volgen van een opleiding inhouden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van 18/236870-21
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[getuige 2]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[getuige 2]aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.900,- (zegge: vierduizendnegenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H. Supér, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
Mr. Supér is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.