ECLI:NL:RBNNE:2022:1491

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
18/234567-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging, poging tot afpersing en mishandeling

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, poging tot afpersing en mishandeling. De feiten vonden plaats in de periode van 27 juli 2021 tot en met 5 augustus 2021. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een slachtoffer beroofd van zijn telefoon, rugtas en fiets, waarbij hij met een mes heeft gedreigd en het slachtoffer heeft verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de diefstal met geweld heeft gepleegd, waarbij het geweld en de bedreiging functioneel waren om de diefstal te vergemakkelijken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 220 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering.

De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, maar dat de medeverdachte als medeplichtige kan worden gekwalificeerd. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, wat de rechtbank zwaar heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/234567-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/210969-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. van der Wijk, advocaat te Roden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/234567-21hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, op de openbare weg, te weten de Euroweg aldaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (dames)fiets (Batavus Milano) en/of een rugtas (Eastpack) en/of een telefoon (Samsung galaxy S9), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te duwen en/of
  • een mes tegen het been, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te drukken en/of
  • aan de rugtas van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken, tengevolge waarvan voornoemde[slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of
  • in/tegen de ribben, althans tegen het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen en/oftrappen (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
  • met een mes richting de zij van voornoemde [slachtoffer 1] te steken, terwijl voornoemde [slachtoffer1] tijdens een afweerbeweging in zijn hand is gestoken/ gesneden;
Ten aanzien van parketnummer 18/210969-211.
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van
400 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die
[slachtoffer 2] , toebehoorde, hebbende verdachte,
-een mes op de keel en/of buik van die [slachtoffer 2] gezet, althans in de directe nabijheid van die [slachtoffer 2] gehouden en/of
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd "als hij niet zou betalen hij die [slachtoffer 2] en/of zijn ouders zou vermoorden en/of de woning van de ouders van die [slachtoffer 2] in de brand zou steken en/of dat hij 400 euro van die [slachtoffer 2] wilde hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-die [slachtoffer 2] meermalen geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een mes in een bovenbeen te steken en/of te prikken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De diefstal met geweld en bedreiging met geweld (onder parketnummer 18/234567-21) kan bewezen worden verklaard gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] , de verklaring van medeverdachte [slachtoffer 2] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, te weten: ‘ik denk wel dat het zo is gebeurd’. Zowel de telefoon als ook de rugtas en de damesfiets zijn weggenomen door het geweld en de bedreiging met geweld. Het slachtoffer heeft door het geweld en de bedreiging met een mes de noodzaak gezien om te vluchten en daarbij zijn spullen achter te laten. Gelet op die uiterlijke verschijningsvorm is daardoor de diefstal ook gericht geweest op de rugtas en damesfiets. Bovendien is er sprake van medeplegen: verdachte en medeverdachte waren voorafgaand, tijdens en na afloop van het feit tezamen. Ook is ‘de buit’ verdeeld tussen verdachte en medeverdachte. Daarnaast kunnen de poging tot afpersing en de mishandeling (onder parketnummer 18/210969-21) bewezen worden verklaard. De aangifte wordt op essentiële onderdelen bevestigd door de getuigenverklaring van [getuige 2] . Het letsel bij het slachtoffer past ook bij de verklaringen. Bovendien heeft verdachte verklaard dat getuige [getuige 2] als goudeerlijk kan worden beschouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de door aangever achtergelaten fiets en rugtas, over welke laatste aangever heeft verklaard dat hij deze zelf af mocht doen, geldt dat geen sprake is geweest van een diefstal met geweld. Verdachte erkent dat het één en ander niet goed is gegaan op de avond van 27 juli 2021 maar hij kan zich niet voorstellen dat het zo is gegaan als ten laste gelegd. De aangever en getuige [getuige 1] verklaren wisselend over de gebeurtenis, en hun verklaringen zijn mitsdien onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd. Daar komt bij dat de medeverdachte heeft verklaard dat hij verdachte niet zag steken. Daarnaast is er geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 18/210969-21 staat de verklaring van verdachte tegenover de aangifte en een getuigenverklaring. Verdachte bekent dat er sprake is geweest van een confrontatie waarbij hij een klap heeft uitgedeeld en waarbij hij aangever heeft geduwd. Er is echter geen sprake geweest van een mes en dus geen begin van uitvoering van de ten laste gelegde mishandeling.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/234567-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat [medeverdachte] mij appjes heeft gestuurd over de damesfiets om hem te verkopen. Ik heb het appje naar mijn zusje verstuurd over ‘het rippen van [slachtoffer 1] ’. Ik denk wel dat het is gebeurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2021, opgenomenop pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021204681 d.d. 9 september 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 27 juli 2021 omstreeks 23.30 uur was ik samen met [getuige 1] op de Euroweg te Leek. Ik zag twee jongens aan komen lopen. Toen de jongens bij ons stonden zag ik dat jongen 1 [getuige 1] begon te duwen. Ik ben toen met mijn fiets tussen [getuige 1] en jongen 1 gaan staan. Ik zag toen dat jongen 1 uit zijn rechter jaszak een mes trok. Ik zag dat jongen 1 het mes met de punt in mijn linker bovenbeen drukte. Ik hoorde dat jongen 1 tegen mij zei dat ik langzaam met hem mee moest fietsen. Hij zei ook dat ik niet mocht bewegen omdat hij anders door zou drukken. Ik voelde dat hij mijn tas, welke ik op mijn rug had, vast pakte. Met zijn rechterhand hield hij het mes op mijn been. Hij liep rechts naast mij. Wij zijn toen naar het speeltuintje gegaan. Hij heeft de hele weg mijn rugtas vastgehouden en het mes op mijn been. Jongen 2 heeft de hele weg meegelopen. Hij liep achter ons op 1 tot 1,5 meter. Toen we in het speeltuintje aan waren gekomen trok jongen 1 hard aan mijn rugtas. Hierdoor viel ik achterover. Ik viel achter de fiets op de grond. Ik zag en voelde toen dat jongen 1 met zijn rechtervoet tegen mijn linker ribbenkast aan trapte. Hij trapte mij 4 of 5 keer. Vervolgens sprong hij met zijn linkerknie op mijn ribben. Hierdoor kwam hij boven op mij te zitten. Vervolgens zag ik dat hij met zijn rechterhand probeerde met het mes in mijn linkerzij te steken. Ik kon dit afweren door met mijn hand zijn hand vast te pakken. Vervolgens zag en voelde ik dat de jongen zijn hand uit mijn hand trok. Later zag ik dat ik aan de binnenzijde van mijn hand een wondje had waar bloed uit kwam. Toen voelde ik dat jongen 1 mij omhoog trok en tegen de jongen 2 zei : " [medeverdachte] , fouilleer hem". Ik zag en voelde toen dat jongen 2 mijn kleding aftasten. Ik zag toen dat jongen 1 uit mijn rechterboekzak mijn telefoon pakte. Ik zag dat hij hem in zijn eigen broekzak stopte. Op het moment dat hij de telefoon uit mijn broekzak pakte zei hij dat ik mijn telefoon af moest geven. Ik hoorde toen dat jongen 1 tegen mij zei: "ga hier even zitten". Hierbij duwde hij mij richting het in de speeltuin aanwezige bankje. Op dit moment zat jongen 1 rechts naast mij en hield hij zijn mes weer vlakbij mijn rechterbeen. Ik zag toen dat jongen 1 even niet naar mij keek maar voor zich uit. Ook zag ik dat hij zijn mes in zijn andere hand deed. Hierdoor zat het mes niet meer in mijn buurt. Toen ik dit zag ben ik snel weggerend.
Ik kan de goederen die ik nu kwijt ben als volgt omschrijven:
De fiets: Batavus Milano damesfiets,
De rugtas: het merk Eastpack, Telefoon: Samsung galaxy S9.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangever d.d. 26 augustus 2021,opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] : [verdachte] is de jongen die mij met het mes heeft bedreigd en mij heeft aangevallen. Ik weet 100% zeker dat het [verdachte] is. Ik herkende hem aan zijn tatoeages, zijn stem en aan de piercing in zijn wenkbrauw. Op de avond van het incident heb ik [verdachte] gevraagd of hij 2cb-pillen had. Hij gaf aan dat hij deze wel had. We hebben toen afgesproken in Leek.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 juli 2021,opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
[slachtoffer 1] en ik zijn naar Leek gefietst. Ik zag twee jongens op ons af lopen. Toen ze eenmaal dichterbij kwamen begon één van de jongens mij te duwen. Op dat moment trok de jongen die mij aanviel een mes. Toen ik zag dat de jongen een mes trok heb ik mijn fiets gepakt en ben ik weggegaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van getuigenverhoor d.d.24 augustus 2021, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik ken 1 van de daders. Dat is [verdachte] . Met hem hebben we afgesproken. Ik heb wel gezien dat [verdachte] een mes heeft getrokken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 september2021, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
V: Je bent aangehouden voor een diefstal met geweld. Kun je hier zelf iets over verklaren?
A: [verdachte] zou pillen verkopen aan die jongen. Hij had toen al een mes bij zich. Ik was met [verdachte] mee. Toen heeft [verdachte] een mes op hem gezet. Ik stond er achter. Later kwam die jongen. Toen heeft [verdachte] weer een mes op hem gezet en hem meegenomen naar de speeltuin bij mijn ouders achter. In het speeltuintje heeft [verdachte] hem geschopt en op een bankje gezet.
Toen die jongen op het bankje zat moest hij de telefoon aan [verdachte] geven en hem unlocken. Toen die jongen de telefoon heeft gegeven, is die jongen snel weggerend. De spullen zijn toen achter gebleven en [verdachte] zei, dan nemen wij die ook mee.
A: Volgens mij heette die jongen [slachtoffer 1] .
V: En die andere jongen die er bij was. A: Dit was [getuige 1] .
V: Wat gebeurde er bij het politiebureau
A: [verdachte] zette het mes op [slachtoffer 1] zijn buik.
V: Vanaf waar heeft [verdachte] dit mesje meegenomen.
A: Die heeft hij bij mijn ouders uit het keukenlaadje gepakt.
V: Zei hij daar ook iets bij ?
A: Hij zei: Ik weet niet wat er gaat gebeuren.
V: Dan komt [slachtoffer 1] terug en dan?
A: [verdachte] zet weer een mes op hem en haalt hem van zijn fiets. Vervolgens lopen ze naar het speeltuintje.
V: Hoe haalt hij [slachtoffer 1] van zijn fiets af.
A: [slachtoffer 1] had een rugtas om. [verdachte] pakt hem bij de hendel van de rugtas en trok hem van zijn fiets.
V: En waar had [verdachte] toen het mes?
A: Weer op zijn buik.
V: Waar stond jij toen dit gebeurde?
A: Ik stond letterlijk achter [verdachte] . Ik kon het allemaal goed zien V: Waar dreigde [verdachte] mee?
A: Hij zette het mes op [slachtoffer 1] zijn buik en nek.
V: [slachtoffer 1] liep ook de hele tijd bij [verdachte] ?
A: [slachtoffer 1] fietste naast [verdachte] . [verdachte] hield [slachtoffer 1] wel steeds vast aan [slachtoffer 1] zijn rugtas.
V: Kun je vertellen wat er in dit speeltuintje is gebeurd?
A: Daar heeft [slachtoffer 1] een aantal klappen van [verdachte] gevangen en heeft een paar trappen van [verdachte] gekregen. Toen we in het speeltuintje aankwamen trok [verdachte] [slachtoffer 1] van zijn fiets en is hij gaan slaan en schoppen.
V: Waar sloeg en schopte [verdachte] ?
A: Op [slachtoffer 1] zijn gezicht sloeg hij en trapte op zijn buik.
V: Hoe ging het slaan?
A: Hij sloeg met een gebalde vuist in een hoek op [slachtoffer 1] zijn gezicht. Ik denk 6 of 7 keer dat [verdachte] sloeg. Ik denk op de linkerkant van [slachtoffer 1] zijn gezicht. A: Toen [verdachte] aan het slaan was had hij het mes in zijn andere hand. V: En het schoppen, wat kun je daar over vertellen?
A: [verdachte] sprong met een knietje op zijn buik. Ik denk 2 of 3 keer.
V: Ook geeft de aangever aan dat er is geprobeerd om op hem in te steken. Wat kun je daarover verklaren?
A: [verdachte] heeft wel gedreigd om [slachtoffer 1] te steken. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] volgens mij wel in zijn hand gestoken. Dit kwam omdat [slachtoffer 1] [verdachte] wilde afweren. V: Wat deed [slachtoffer 1] toen?
A: Die ging staan. [verdachte] heeft hem toen meer gesleurd naar het bankje. Toen moest [slachtoffer 1] zijn telefoon aan [verdachte] geven en [getuige 1] bellen.
V: Aangever geeft ook aan dat hij is gefouilleerd. Wat kun je daar over verklaren?
A: Ja, dat klopt. [verdachte] zette mij onder druk om [slachtoffer 1] te fouilleren. Ik heb dit gedaan. [slachtoffer 1] was weggerend. Toen zei [verdachte] we nemen de spullen wel mee.
V: Welke spullen liet [slachtoffer 1] allemaal achter?
A: zijn telefoon en zijn fiets.
A: De tas was ook achtergebleven. Deze heeft [verdachte] meegenomen.
V: Wat is er met de telefoon en tas gebeurd.
A: De telefoon is in een put gegooid. De tas heeft [verdachte] meegenomen. De fiets heb ik de volgende dag weer op dezelfde plek neergezet.
V: Wie heeft de telefoon in de put gegooid?
A: Dat was ik.
V: Dus je hebt niet geprobeerd om de fiets te verkopen?
A: Dat hebben we wel geprobeerd, maar dat wilde niet lukken.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2021, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik verbalisant zag dat de verdachte [verdachte] contact middels Whatsapp heeft met een contact die zich [medeverdachte] noemt.
Op
28-07-2021 omstreeks 20:19uur zie ik dat [medeverdachte] het volgende appt naar [verdachte] :
Joo.
Ik kan die fiets niet kwijt man.
Ik ga die m aan [naam 1] verkopen.
Vervolgens volgt hier een kort gesprek over.
Op
29-07-2021 omstreeks 04:20 uurzegt [medeverdachte] : Jo maar kan jij die fiets aan iemand kwijt.
Ik verbalisant zag dat [verdachte] middels Whatsappt contact heeft gehad met een contact die zich " [naam 2] " noemt.
Op
28-07-2021 omstreeks 00:21uur zie ik [verdachte] een app stuurt naar [naam 2] met de volgende tekst:
Yoo [getuige 1] ofz niet vertellen waar ik woon net [slachtoffer 1] geript (lachende smiley)
[naam 2] antwoord met"Is goedd (lachende smiley)"
8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2021, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 31 augustus 2021 waren wij, verbalisanten, aanwezig in de woning gelegen aan [straatnaam] te Tolbert. In een keukenkastje trof ik, verbalisant, een zwart grijze Eastpack rugtas. Deze tas komt exact overeen met de door de aangever verklaarde gestolen tas. Vervolgens heb ik de tas onderzocht en vond in het voorvakje een zwarte druppel met een rood label er aan vast. Ik zag dat op het label de volgende tekst stond: [slachtoffer 1] #233.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er sprake is geweest van een diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om te kunnen concluderen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [slachtoffer 2] . De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte de diefstal met geweld en bedreiging met geweld in essentie alleen heeft gepleegd. Het is verdachte geweest die een afspraak heeft gemaakt met aangever en getuige en het was verdachte die een mes heeft meegenomen naar die afspraak. Vervolgens heeft verdachte het mes gepakt en aangever daarmee bedreigd zodat aangever zijn telefoon afgaf en het is verdachte geweest die aangever meerdere klappen en schoppen heeft gegeven. Bovendien heeft verdachte aangever ook daadwerkelijk geraakt met het mes dat verdachte de gehele tijd in zijn hand heeft gehad. Er was geen sprake van een vooropgezet plan van verdachte en medeverdachte en alleen verdachte heeft alle geweldshandelingen uitgevoerd waardoor er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van medeplegen. De handelingen uitgevoerd door de medeverdachte kwalificeert de rechtbank als medeplichtigheid aan deze door verdachte gepleegde diefstal met geweld.
Op enig moment zag aangever de kans om weg te vluchten, waardoor ook aangever zijn rugtas en damesfiets zijn achtergebleven. Naar het oordeel van de rechtbank is het geweld en de bedreiging met geweld (het mes) functioneel geweest aan de diefstal van de rugtas en damesfiets, nu dit naar uiterlijke verschijningsvorm gericht was om aangever te laten doen wat verdachte wilde en waardoor verdachte het bezit van de rugtas en damesfiets heeft weten te verzekeren om daar vervolgens als heer en meester over te beschikken
Ten aanzien van parketnummer 18/210969-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte ter zitting van 28 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Het klopt dat [slachtoffer 2] en [getuige 2] op 5 augustus 2021 bij mij thuis waren. Ik heb 1 keer geslagen en ik heb geduwd. U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat [getuige 2] goudeerlijk is. Dat klopt.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 augustus 2021,opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021211887 d.d. 7 augustus 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 5 augustus 2021 ben ik met [verdachte] mee gegaan naar zijn woning waar [getuige 2] ook aanwezig was. [verdachte] kwam naar mij toe en vertelde mij dat ik hem nog 400 euro moest betalen. [verdachte] liep vervolgens naar de keuken en kwam terug met een keukenmes. [verdachte] eiste van mij die 400 euro. Het mes zette hij bij mij op mijn keel, achter een van mijn oren, op mijn buik en op mijn linker bovenbeen. Terwijl hij het mes op genoemde plekken tegen mij aan hield zij [verdachte] dat als ik niet zou betalen hij mij dood zou maken. [verdachte] vertelde dat hij ook mijn ouders zou vermoorden, de woning van mijn ouders in brand zou steken en iedereen dood zou maken die hem daarbij in de weg zou staan. Door het duwen op het mes van [verdachte] heeft hij mij in mijn been geprikt. Ik heb een klein gaatje van een halve centimeter in mijn bovenbeen en er zit bloed in mijn broek.
Ik vertelde [verdachte] dat ik naar mijn ouders wilde gaan. [verdachte] reageerde hier op door te zeggen dat hij de woning van mijn ouders in brand zou steken. Toen ik vervolgens wilde gaan staan pakte [verdachte] mij vast en duwde mij terug op de bank waar ik zat. Ik heb een paar keer proberen op te staan om weg te gaan, ik weet niet hoe vaak maar [verdachte] hield mij vast op de bank bij hem in huis.
Na ongeveer een half uur werd ik gebeld door een vriend van mij. Hierdoor liet [verdachte] mij gaan en ben ik snel naar huis gegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van getuigenverhoor d.d.6 augustus 2021, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik was 5 augustus 2021 bij [verdachte] thuis. [verdachte] kwam samen met [slachtoffer 2] weer thuis.
[verdachte] ging vlakbij [slachtoffer 2] op de bank zitten en begon [slachtoffer 2] te bedreigen. [verdachte] gaf [slachtoffer 2] meerdere klappen met een vlakke hand in zijn gezicht. [verdachte] gaf hierna ook vuiststoten op de lever en in de maag van [slachtoffer 2] . Terwijl [verdachte] dit deed schreeuwde [verdachte] : "Je weet wat jij mij hebt geflikt, hoeveel ga jij mij betalen, wanneer ga jij mij betalen, dit is niet persoonlijk en als je dit niet doet dan steek ik het huis van jouw ouders in brand". liep naar zijn keuken en pakte uit de keuken een mes, vlees of een koksmes. [verdachte] liep vervolgens weer terug met de mes naar de woonkamer en liep hij naar [slachtoffer 2] . [verdachte] stond dreigend met het mes voor [slachtoffer 2] . [verdachte] had het mes bovenhands vast en deed net alsof hij ging steken en riep tegen [slachtoffer 2] dat hij moest betalen.
Op aandringen van [verdachte] moest [slachtoffer 2] blijven zitten. [verdachte] had het mes bovenhands vast en hield het mes dreigend boven het been van [verdachte] . Ik hoorde dat
[verdachte] tegen [slachtoffer 2] zei: 'Je weet wat de afspraken zijn, hoeveel ga je me geven.' Tijdens het dreigen bewoog [verdachte] het mes op en neer boven [slachtoffer 2] zijn been en op laatst raakte hij [slachtoffer 2] met het mes in zijn been.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2021, opgenomen op pagina 45 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Door mij verbalisant is onderzoek gedaan naar het in dit onderzoek in beslag genomen mes, aangetroffen in de woning van verdachte [verdachte] . Het mes wordt door mij verbalisant herkend als vleesmes / keukenmes. De totale lengte van het mes bleek na meting 32 cm te zijn. Het lemmet was aan 1 zijde snijdend, liep uit in een punt en bleek na meting 20 cm lang te zijn. Het handvat is van zwart kunststof en bleek na meting 12 cm groot te zijn.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier volgt dat er sprake is geweest van een poging tot afpersing en mishandeling en dat verdachte daarbij gebruik heeft gemaakt van een mes. De rechtbank volgt daarin de verklaring van de aangever, die wordt ondersteund door de verklaring van de getuige; een getuige bovendien die door verdachte zelf als goudeerlijk wordt beschreven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/234567-21
hij in de periode van 27 juli 2021 tot en met 28 juli 2021, te Leek, op de openbare weg, alleen, een (dames)fiets (Batavus Milano) en een rugtas (Eastpack) en een telefoon (Samsung galaxy S9), die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te duwen en
  • een mes tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te drukken en
  • aan de rugtas van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken, tengevolge waarvan voornoemde[slachtoffer 1] op de grond is gevallen en
  • tegen de ribben van voornoemde [slachtoffer 1] te trappen (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op degrond lag) en tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en
  • met een mes richting de zij van voornoemde [slachtoffer 1] te steken, terwijl voornoemde [slachtoffer1] tijdens een afweerbeweging in zijn hand is gesneden;
Ten aanzien van parketnummer 18/210969-211.
hij op 5 augustus 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 400 euro, dat geheel aan die [slachtoffer 2] , toebehoorde, hebbende verdachte, -een mes in de directe nabijheid van die [slachtoffer 2] gehouden en
-tegen die [slachtoffer 2] gezegd "als hij niet zou betalen hij die [slachtoffer 2] en zijn ouders zou vermoorden en de woning van de ouders van die [slachtoffer 2] in de brand zou steken en dat hij 400 euro van die [slachtoffer 2] wilde hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
-die [slachtoffer 2] meermalen geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 5 augustus 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met een mes in een bovenbeen te prikken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

T.a.v. parketnummer 18/234567-21diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
T.a.v. parketnummer 18/210969-21
poging tot afpersing;
mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en een gevangenisstraf van 360 dagen waarvan 220 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan heeft de raadsvrouw bepleit om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder dat verdachte in aanmerking komt voor het jeugdstrafrecht maar dat er om praktische redenen wordt geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen. Ook heeft verdachte al geruime tijd in voorarrest gezeten en moet de reeds ingezette behandeling niet worden doorkruist met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 15 april 2022, de Pro Justitia rapportage d.d. 9 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij aangever [slachtoffer 1] van zijn telefoon, rugtas en fiets is beroofd. Verdachte heeft daarbij met een mes gedreigd en aangever ook geraakt met het mes. Dit is voor aangever een beangstigende ervaring geweest. Daarnaast heeft verdachte zich een week later schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en een mishandeling van aangever [slachtoffer 2] waarbij deze is geprikt met een mes. Verdachte heeft hem op een intimiderende en angstaanjagende manier geld proberen afhandig te maken van aangever en hem vervolgens met een keukenmes in zijn been geprikt. Verdachte heeft zich daarmee in een tijdsbestek van één week -kennelijk onder invloed van drank en drugs- schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, een poging afpersing en een mishandeling onder dreiging met een mes. Verdachte heeft zich in beide situaties kennelijk laten leiden door winstbejag en hij heeft daarbij op geen enkele manier rekening gehouden met de angst en stress die hij daardoor veroorzaakte bij de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia psychologisch rapport van 9 maart 2022, opgemaakt door GZ-psychologen L. Schoenmaker en M. Dubbelaar. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS), een gedragsstoornis en een verslaving aan alcohol en cannabis als copingstrategie om om te gaan met de ervaringen uit het verleden en de problemen waar verdachte tegenaan loopt. Verdachte weet wat het effect van alcohol en drugs op hem is. Voor een ander deel staat het middelengebruik bij verdachte echter in dienst van het omgaan met zijn traumaklachten en beschikt hij over onvoldoende adequate alternatieven. De huidige beschermde woonsituatie is passend. Hiernaast is behandeling nodig. Er wordt geadviseerd de ambulante behandeling en beschermd wonen als bijzondere voorwaarde op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf, in combinatie met toezicht en begeleiding van de reclassering, controle op middelengebruik en elektronisch toezicht in de opstartende fase van de behandeling. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies d.d. 15 april 2022. Daarin wordt aangesloten bij het bovenstaand Pro Justitia psychologisch rapport.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in het voordeel van verdachte rekening met diens persoonlijke omstandigheden en in het bijzonder dat verdachte weliswaar in aanmerking komt voor toepassing van het jeugdstrafrecht maar dat er om praktische redenen wordt geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen, welk advies de rechtbank zal volgen. In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte op de dag van de diefstal met geweld en bedreiging met geweld bij de politierechter is verschenen en is veroordeeld voor een bedreiging, hetgeen verdachte er niet van heeft weerhouden om diezelfde avond opnieuw een strafbaar feit te plegen. Bovendien heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor de gepleegde strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren alsmede een forse taakstraf passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een langere proeftijd dan gebruikelijk vast te stellen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 18/234567-21 ten laste gelegde bewezen en verklaart de feiten 1 en 2 onder parketnummer 18/210969-21 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 220 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak; 2. dat veroordeelde zich laat behandelen door AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na uitnodiging. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat veroordeelde verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen ofmaatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft is reeds gestart op 12 januari 2022 om 11:00 uur. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurtmet urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd; 5. dat veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. dat veroordeelde op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [straatnaam] , [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis onder parketnummer 18/234567-21 en onder parketnummer 18/210969-21 met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H. Supér, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
Mr. Supér is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.