ECLI:NL:RBNNE:2022:1490

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
18/850099-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens subsidiefraude en medeplegen van oplichting

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1966, die werd beschuldigd van het medeplegen van twee oplichtingen in de vorm van subsidiefraude. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.H. Kappelhof, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De zaak was aanhangig gemaakt door het Openbaar Ministerie, dat de verdachte ten laste legde dat hij samen met anderen, in de periode van 1 september 2013 tot en met 1 januari 2017, op verschillende locaties in Nederland, onder valse voorwendselen subsidies heeft aangevraagd en verkregen van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting door het indienen van valse subsidieaanvragen, waarbij hij en zijn medeverdachten de indruk wekten dat de aanvragen voldeden aan de voorwaarden van de subsidieregeling, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging en achtte de verdachte strafbaar. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij deze taakstraf niet naar behoren verricht. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan het SNN, dat een bedrag van € 59.000 had gevorderd, waarvan € 31.000 en € 28.000 respectievelijk betrekking hadden op de projectnummers 22130620 en 22130109. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij toe, maar verklaarde de vordering voor het overige niet ontvankelijk.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/850099-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 12 mei 2022 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(Zaaksdossier ZD-002; [bedrijf 1] )
hij (op verschillende tijdstippen) in de periode van 1 september 2013 tot en met 1 januari 2017 te Groningen en/of Hijken en/of Assen en/of [bedrijf 1] en/of Winschoten en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(e) natuurlijke persoon/personen en/of rechtspersoon/rechtspersonen, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] , althans een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(een of meer medewerkers van) het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heeft bewogen tot
  • de afgifte van 28.000 euro in verband met een subsidieaanvraag voor projectnummer 22130109,en/of
  • de afgifte van 31.000 euro in verband met een subsidieaanvraag voor projectnummer 22130620,althans (telkens) een hoeveelheid geld, en/of
  • het verlenen van een dienst en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of het aangaan van een schuld, te weten het verlenen en/of vaststellen van een of meer subsidies in het kader van de regeling Noordelijke Innovatie Faciliteit (NIOF) met betrekking tot projectnummer(s) 22130109 en/of 22130620,
immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met voren omschreven oogmerk listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - dat SNN benaderd en/of aan dat SNN een of meer documenten doen/laten toekomen, te weten
ten aanzien van projectnummer 22130109:
  • een aanvraag voor subsidie en/of een projectbeschrijving en/of een begroting van onderzoekskosten, en/of
  • een vals rapport werkzaamheden en/of urenoverzicht onderzoek, en/of
  • een valse urenspecificatie van (zogenaamde) onderzoekers, en/of
  • een of meer valse factuur/facturen onderzoekskosten vanwege [bedrijf 2] , voorzien van projectomschrijving (dossierpagina 333 ev), en/of
ten aanzien van projectnummer 22130620:
  • een projectbeschrijving en/of een begroting van onderzoekskosten, en/of
  • een vals rapport werkzaamheden, en/of
  • een of meer valse factuur/facturen onderzoekskosten vanwege [bedrijf 2] , voorzien vanprojectomschrijving (dossierpagina 467 ev), en/of
  • ( telkens) bij dat SNN de indruk gewekt dat de aanvraag van die NIOF-subsidie, en/of andereverzoeken en/of toelichting/correspondentie omtrent die NIOF-subsidieprocedure, aan de NIOFvoorwaarden voldeed/voldeden, terwijl het in werkelijkheid (hoofdzakelijk) andere, niet-subsidiabele, uitgaven/kosten betrof, en/of
  • ( aldus) zich (telkens) voorgedaan als bonafide aanvrager(s) van subsidie bij SNN,
waardoor (die medewerker(s) van) dat SNN (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) en/of het verlenen van een dienst en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens en/of het aangaan van een schuld.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht zichzelf ontvankelijk in de vervolging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn. Door het tijdsverloop heeft verdachte moeite met het zich herinneren van de feiten, waardoor dit van invloed is op een eerlijk proces en zijn verdedigingsrechten zijn geschonden.
Oordeel van de rechtbank
Uit artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering volgt dat de rechter rechtsgevolgen kan verbinden aan de vaststelling dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair” (HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889).
Uit vaste jurisprudentie volgt dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De stelling van de raadsman dat er geen sprake zou zijn van een eerlijk proces omdat verdachte zich thans door het grote tijdsverloop de feiten niet meer goed kan herinneren, volgt de rechtbank niet. Verdachte is bij de politieverhoren in de gelegenheid gesteld om een verklaring af te leggen, hetgeen hij ook heeft gedaan.
De rechtbank verwerpt daarom dit verweer. De rechtbank zal de officier van justitie ontvankelijk verklaren in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is bij verdachte geen sprake geweest van het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en ook het bewijs voor het medeplegen ontbreekt. Verdachte was al die tijd in de veronderstelling dat het legale subsidieaanvragen betrof en hij mocht vertrouwen op de deskundigheid van medeverdachte [medeverdachte] op het gebied van subsidies. Daarnaast dient de ten laste gelegde periode dient te worden bekort, nu verdachte als feitelijk leidinggever is gedagvaard en de rechtspersoon op enig moment is overgedragen aan bijzonder beheer van de bank waardoor verdachte zijn invloed verloor, en uiteindelijk ook failliet is gegaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en past (zakelijk weergegeven) de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
1Bewijsmiddelen
Op 31 augustus 2016 heeft [naam 1] , namens Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: SNN), aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting.
2Deze aangifte houdt, voor zover hier van belang, het navolgende in.
Het SNN is een samenwerkingsverband van de drie Noordelijke provincies, met onder meer als taak het uitvoeren van subsidieregelingen. Een van de subsidieregelingen die SNN heeft uitgevoerd is de Noordelijke Innovatie Faciliteit (NIOF). Een van de activiteiten die gesubsidieerd werd onder deze regeling, was het doen van een ontwikkelingsproject bij een bedrijf. In dat kader kon een onderneming uit het MKB subsidie krijgen voor onder meer een haalbaarheidsonderzoek of het maken van een prototype. Op grond van de regeling moest deze ondernemer een onafhankelijke derde inhuren, die deskundigheid moet hebben op het onderwerp van het project. De kosten van inhuur van die deskundige kon gesubsidieerd worden. Conform het subsidierecht worden subsidies op grond van de NIOF eerst verleend en wordt na het afronden van het project en een controle een subsidie vastgesteld.
De aangifte richt zich op bedrijven en personen, waarbij [medeverdachte] de verbindende factor is in diverse subsidieverleningen waarvan SNN van mening is dat die zijn verkregen door frauduleuze handelingen. De heer [medeverdachte] heeft gedurende jaren opgetreden namens subsidieaanvragers. In sommige gevallen was [bedrijf 2] of [bedrijf 3] de aanvrager en is een andere onderneming de ingehuurde deskundige en in andere gevallen was dat andersom.
Kort samengevat gebeurt het volgende:
Een ondernemer vraagt subsidie bij het SNN voor het doen van een onderzoek en huurt [bedrijf 2] of
[bedrijf 3] in als deskundige voor dit onderzoek. De kosten van het onderzoek bedragen rond de € 100.000. Het maximum van de te verkrijgen subsidie is 50% van dit bedrag (€ 50.000). Tijdens de uitvoering van het project kan de ondernemer een voorschot krijgen op het subsidiebedrag. Na enige tijd doet de ondernemer een verzoek tot vaststelling van de subsidie. Hierbij wordt het onderzoeksrapport ingeleverd, alsmede facturen, betalingsbewijzen en een controleverklaring van een onafhankelijk accountant. Daarna wordt de subsidie, wanneer er geen bijzonderheden zijn op basis van de ontvangen documentatie, vastgesteld en krijgt de ondernemer zijn 50% subsidie.
Ondertussen is, naar inmiddels is gebleken, door [bedrijf 2] of [bedrijf 3] een onderzoeksrapport opgesteld dat geen waarde vertegenwoordigt, of in ieder geval in het geheel niet de waarde die uit de factuur van [bedrijf 2] of [bedrijf 3] naar voren komt. Het lijkt erop dat er onderzoeksrapporten worden gemaakt waar geen daadwerkelijk onderzoek aan ten grondslag ligt. Uit de gegevens, dat wil zeggen de facturen met leveringen aan subsidieontvangers waarbij de factuur naar [bedrijf 2] is gestuurd en overzichten waarin het verband wordt gelegd tussen inkopen van [bedrijf 2] en verkopen van [bedrijf 2] aan de subsidieontvangers die het SNN via het
informatieplein heeft ontvangen, blijkt dat tegenover de betaling van de ondernemer aan [bedrijf 2] of [bedrijf 3] niet alleen een fictief onderzoeksrapport staat, maar vooral levering van machines en apparatuur. Aankoop van machines en apparatuur is op grond van de subsidieregeling niet subsidiabel. De ondernemer koopt een machine of apparatuur. Deze machine wordt afgeleverd (en geïnstalleerd) bij de ondernemer en de factuur van de leverancier wordt in overleg met
[medeverdachte] gestuurd naar [bedrijf 2] of [bedrijf 3] . [bedrijf 2] of [bedrijf 3] op haar beurt stuurt een factuur naar de ondernemer. Op deze factuur staat niet de levering van de apparatuur maar worden de kosten omschreven als onderzoekskosten dan wel de kosten voor het opstellen van een onderzoeksrapport. De ondernemer betaalt vervolgens een bedrag voor het fictieve onderzoeksrapport aan [bedrijf 2] of [bedrijf 3] . SNN is echter op basis van de informatie uit de administratie van [bedrijf 2] gebleken dat de ondernemer betaalt voor de levering van de machines of apparatuur doordat in overzichten in de administratie van [bedrijf 2] de koppeling wordt gelegd tussen de inkopen van [bedrijf 2] en de facturen aan de andere partijen.
Het resultaat is dat er een subsidiebedrag is betaald door het SNN voor een niet uitgevoerd onderzoek, terwijl dat geld door de ondernemer feitelijk wordt gebruikt voor inkoop van machines/apparatuur. [bedrijf 2] ontvangt van de ondernemer een deel van de subsidie voor het (initiëren en) faciliteren van deze constructie. In een aantal gevallen is [bedrijf 2] de aanvrager van de subsidie en zijn het andere bedrijven die de rol van deskundige op zich nemen.
Projectnummer 22130109
Het aanvraagformulier Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2013 voor een
‘ontwikkelingsproject voor een technisch productontwerp voor een systeem/apparaat waarmee antiseptisch werken en vlees snijden mogelijk wordt’, is ondertekend door [verdachte] , namens [bedrijf 1] . [medeverdachte] is vermeld als gemachtigde.
3Uit de begeleidende brief van [naam 2] volgt dat de aanvraag op 9 oktober 2013 is gedaan.
4

In de aangifte wordt nader ingegaan op dit projectnummer.5

Aan dit project is een voorschot verstrekt van € 28.000 aan [bedrijf 1] .
Door de belastingdienst is geconstateerd dat in de administratie van [bedrijf 2] termijnfacturen van
[bedrijf 4] aanwezig zijn voor de levering van diverse R22 Koelinstallaties van in totaal € 525.000 bij [bedrijf 1] . Op deze facturen in de administratie is een post-it geplakt met daarop de nummers van de verkoopfacturen waarmee deze kosten zijn doorbelast aan [bedrijf 1] (deze zijn als bijlage opgenomen bij de aangifte “factuur [bedrijf 4] ”).
Deze verkoopfacturen van [bedrijf 2] betreffen facturen die door [bedrijf 1] bij het voorschotverzoek van beide projecten bij SNN zijn ingediend als zijnde onderzoekskosten voor onderzoek naar de ontwikkeling van Foamreiniging productsysteem en onderzoek naar de ‘ontwikkeling van een fabrieksproces voor Pastrami alla & dressing’.
Uit het projectplan van [bedrijf 1] , de offerte van [bedrijf 2] en het activiteitenverslag van [bedrijf 2] , welke bij SNN zijn ingediend ten behoeve van de subsidie, blijkt dat er uitsluitend uren zijn gemaakt door [bedrijf 2] voor beide onderzoeken en deze door [bedrijf 2] bij [bedrijf 1] in rekening zijn gebracht in het kader van het project.
Uit het document “ [bedrijf 4] - [bedrijf 2] - [bedrijf 1] bespreking 18-5-2016” blijkt op de laatste pagina dat [bedrijf 2] heeft uitgewerkt met welke verkoopfacturen van [bedrijf 2] de termijnfacturen van [bedrijf 4] aan [bedrijf 1] zullen worden doorberekend.
Samengevat zijn de door [bedrijf 1] verstrekte gegevens onjuist en misleidend. Vleeswarenfabriek behaalt hiermee een financieel voordeel waarop geen recht bestaat op grond van de subsidieregeling.
Door de politie zijn in het zaakdossier de onderliggende stukken van de subsidieaanvraag bij SNN beschreven en daarvan is een analyse gemaakt.
6
In het dossier van SNN met betrekking tot project 22130109 zitten stukken die ingediend zijn namens [bedrijf 1] ter onderbouwing van de onderzoekskosten waarvoor subsidie is aangevraagd.
7Deze stukken betreffen onder andere de projectbeschrijving
8, een vaststellingsformulier met daarin het verslag van activiteiten/resultaten
9, urenspecificaties per onderzoeker
10, de facturen van [bedrijf 2] en bankafschriften van [bedrijf 2]
11, en een brief aan SNN ondertekend met de naam [naam 2] .
12
De projectbeschrijving is onderdeel van de aanvraag. Hierin wordt beschreven dat [bedrijf 2] onderzoek zal verrichten naar een foamsysteem. Er wordt in de begroting uitgegaan van onderzoek van 850 uren ad € 125 ex btw, zijnde € 106.250. Er worden geen materiaalkosten voorzien.
Het verslag van activiteiten/resultaten is onderdeel van het vaststellingsverzoek. Hierin wordt een overzicht opgenomen met de geraamde en gerealiseerde projectkosten. Hierin staat dat de kosten 859 uren onderzoek x € 125 = € 107.375 betreft en daarnaast nog € 2.342 materiaal/componenten.
Op verzoek van SNN zijn de uren nader gespecificeerd per onderzoeker. Als onderzoeker worden [naam 3] en [naam 4] opgevoerd.
Ter verantwoording van de kosten zijn facturen van [bedrijf 2] ingediend bij SNN. Op de facturen staat alleen een verwijzing naar Ontwikkelingsproject BD2013-82.o01/022130109. Verder staat er niets op de facturen waaruit blijkt waar het concreet betrekking op heeft. Ook zijn er geen specificaties van de facturen bijgevoegd. Op de bankafschriften van ING bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 2] zien we de betaling van die facturen door [bedrijf 5] . In totaal is een bedrag van € 127.070,57 overgemaakt.
Uit de administratie van SNN blijkt dat de SNN voor dit project € 28.000 heeft overgemaakt naar [bedrijf 5] op 28 januari 2016.
13
In de brief die ondertekend is met de naam [naam 2] , wordt aangegeven dat [bedrijf 5] een machtiging had gegeven aan [bedrijf 2] om de aanvragen te doen en de correspondentie met SNN te onderhouden. Daarnaast wordt aangegeven dat het onderzoek wordt uitgevoerd door de heer [naam 5] . Hierbij wordt verwezen naar documenten van [bedrijf 2] die zijn bijgevoegd. Dat betreft een brief gericht aan [naam 2] en onderschreven met [naam 3] . In die brief wordt weer verwezen naar een personeelsbestand van [bedrijf 2] van 2013-10. Hierop staan 12 medewerkers, waaronder [naam 3] als onderzoeker en bestuurder, [naam 4] als onderzoeker, [naam 5] als onderzoeker en [medeverdachte] als onderzoeker en bestuurder. Aan de brief aan SNN is ook een nieuw aanvraagformulier toegevoegd.
In de woning van [naam 3] in Hijken is een grote hoeveelheid administratie van [bedrijf 2] / [bedrijf 2] aangetroffen. Dit betreft onder andere [bedrijf 2] facturen met specificaties van de onderliggende kosten, overzichten van kostenallocaties, e-mailcorrespondentie en documenten ter onderbouwing van subsidieaanvragen.
De facturen
14van [bedrijf 2] die we aantroffen kwamen allemaal overeen met de facturen die bij SNN zijn ingediend en/of sloten aan met de bankafschriften. Alleen factuur nummer 9 ontbrak. Bij deze facturen troffen we de specificatieoverzichten van deze kosten en de onderliggende stukken. Dit betrof kosten voor leveringen van machines door [bedrijf 4] met daarover een opslag van 20% voor [bedrijf 2] . En het betrof salaris en bijkomende kosten van [naam 4] , een commercieel manager die via [bedrijf 2] werkte voor [bedrijf 5] . Hieruit is te concluderen dat de werkelijke kosten betrekking hebben op andere zaken dan de onderzoeksuren die verantwoord zijn bij SNN. De kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt zijn niet subsidiabel onder de voorwaarden van SNN. Zie onderstaande tabel voor de specificaties bij de facturen.
Op de overzichten die we in beslag hebben genomen is te zien hoe onder andere de facturen van levering koeling [bedrijf 4] doorbelast wordt over meerdere projecten waaronder project 22130109.
15
Uit de analyse
16van de ING bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 2]
17blijkt dat, gedurende de onderzoeksperiode, er door [bedrijf 3] aan diverse personen lonen zijn uitbetaald. Aan [naam 4] met rekeningnummer [rekeningnummer] , gedurende de periode 21 juni 2013 t/m 31 maart 2014, is er in totaal € 41.194,14 aan salaris uitbetaald. Daarnaast blijkt dat rond de data waarop de [bedrijf 3] facturen worden betaald op haar rekening, zij ook de derden betaalt die we terugvinden in de specificaties (zie tabel 5).
Projectnummer 22130620
Door de politie zijn in het zaakdossier de onderliggende stukken van de subsidieaanvraag bij SNN beschreven en daarvan is een analyse gemaakt.
18
In het dossier van SNN met betrekking tot project 22130620 zitten stukken die ingediend zijn namens [bedrijf 1] ter onderbouwing van de onderzoekskosten waarvoor subsidie is aangevraagd.
19Deze stukken betreffen onder andere de projectbeschrijving, een verslag van activiteiten/resultaten, urenspecificaties per onderzoeker, de facturen van [bedrijf 2] en bankafschriften van [bedrijf 2] .
De projectbeschrijving is onderdeel van de aanvraag.
20Hierin wordt beschreven dat [bedrijf 3] onderzoek zal doen met als doel ‘het ontwikkelen van een stof die de verkleuring van vlees zal remmen dan wel voorkomen’. Er wordt in de begroting uitgegaan van € 98.000 - € 106.000 op basis van ontwikkeluren ad € 125 ex btw. Dat staat gelijk aan 784-848 uren. Er worden geen materiaalkosten voorzien.
Bij het voorschotverzoek is het verslag van activiteiten/resultaten ingediend.
21Daarin is een overzicht opgenomen met de geraamde en gerealiseerde projectkosten. Dit is een overzicht met de geraamde en gerealiseerde projectkosten. Hierin staat dat de kosten 792 uren onderzoek x € 125 = € 99.000 bedragen. Daaronder staat dat er totaal € 108.750 in rekening is gebracht in verband met bevoorschotting.
Op verzoek van SNN zijn de uren nader gespecificeerd per onderzoeker.
22Als onderzoekers worden [naam 3] en [naam 7] opgevoerd.
Op de facturen van [bedrijf 2]
23staat alleen een verwijzing naar ‘onderzoek naar ontwikkelen van fabrieksproces voor pastrami alla & dressing/project CB2014-141-o01’. Verder staat er niets op de facturen waaruit blijkt waar het concreet betrekking op heeft. Ook zijn er geen specificaties van de facturen bijgevoegd. Op de bankafschriften van ING bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 2] zien we de betaling van die facturen door [bedrijf 5] . In onderstaand schema staat een overzicht van de facturen en de betalingen.
Opmerkingen bij tabel
Factuur 1: betaling bank heeft deels betrekking op factuur 10061149 van project 22130731.
Factuur 2: betaling bank heeft deels betrekking op factuur 10061131 van project 22130109.
Factuur 3: betaling bank heeft deels betrekking op factuur 10061113 van project 22130109.
Uit de administratie van SNN blijkt dat de SNN voor dit project € 31.000 heeft overgemaakt naar [bedrijf 5] op 28 januari 2016.
24
In de woning van [naam 3] in Hijken is een grote hoeveelheid administratie van [bedrijf 2] / [bedrijf 2] aangetroffen. Dit betreft onder andere [bedrijf 2] facturen met specificaties van de onderliggende kosten, overzichten van kostenallocaties, e-mailcorrespondentie en documenten ter onderbouwing subsidieaanvraag.
De facturen van [bedrijf 2] die we aantroffen, kwamen allemaal overeen met de facturen die bij SNN zijn ingediend en sloten aan met de bankafschriften (zie tabel 9).
25Bij deze facturen troffen we de specificatieoverzichten van deze kosten en de onderliggende stukken. Dit betrof kosten voor leveringen van [bedrijf 4] met daarover een opslag van gemiddeld 19,2% voor [bedrijf 2] . Hieruit is te
concluderen dat de werkelijke kosten betrekking hebben op andere zaken dan de onderzoeksuren/ontwikkeluren die verantwoord zijn bij SNN. De kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt zijn niet subsidiabel onder de voorwaarden van SNN. Zie tabel 10 voor de specificaties bij de facturen.
Op de overzichten die we in beslag hebben genomen is te zien hoe onder andere de facturen van levering koeling [bedrijf 4] doorbelast worden over meerdere projecten waaronder project food additief/22130620.
26
Er werd een e-mail aangetroffen van [medeverdachte] namens [bedrijf 2] van 10 december 2014.
27Hierin wordt [verdachte] geïnstrueerd inzake project 022130620 door [medeverdachte] . Hij geeft aan wat [verdachte] wel en niet mag/moet zeggen tegen SNN. Hij geeft aan welke beschrijving [verdachte] mag geven van het onderzoek en dat hij moet zeggen dat hij weet dat het project loopt. Daarnaast moet [verdachte] zeggen dat [naam 6] hier meer van weet maar deze week niet aanwezig is en daarom moet doorverwijzen naar [medeverdachte] .
Uit de analyse
28van de ING bankrekening [rekeningnummer] van [bedrijf 2]
29blijkt dat rond de data waarop de [bedrijf 2] facturen worden betaald op haar rekening, zij ook de derden betaald die we terugvinden in de specificaties (zie tabel 11).
Verklaringen
Getuige [naam 4] heeft verklaard dat hij van 1 juni 2013 tot en met 31 maart 2013 is gedetacheerd bij [bedrijf 1] door het bedrijf [bedrijf 2] . De onderzoeken die zouden zijn gedaan voor de subsidie zeggen [naam 4] niets.
30
Verdachte heeft bij de politie verklaard over zijn rol bij de subsidieaanvragen van [bedrijf 1] .
31
A: Ik ben in ’89 binnengekomen bij [bedrijf 1] . Ik ken het bedrijf goed. Ik was vanaf het begin betrokken bij de boekhouding, logistiek en inkoop.
V: U betaalde de facturen van [bedrijf 2] en controleerde de onderliggende facturen m.b.t. de activa en de onderliggende salarisoverzichten van dhr. [naam 4] . Klopt dat?
A: Ja, dat klopt. Er zat altijd een bijlage bij.
A: We wisten alle 3 alle 4 alle 5 dat er subsidies werden aangevraagd. Iedereen wist het. Er werd gezegd [medeverdachte] doet maar wat, want het duurt altijd erg lang.
V: Wie behandelde de post van SNN?
A: Ik deed dat, ik zorgde dat het direct bij [medeverdachte] kwam.
V: Wanneer heeft u contact gehad met SNN en in welke hoedanigheid?
A: Dat klopt, ze belden wel eens. Ik heb SNN toen aangegeven om contact op te nemen met [medeverdachte] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]). Ik was toen bestuurder. Er waren toen inhoudelijke vragen over een subsidie.
V: Betreffende AH-019-03-01 (e-mail 2014 met instructies). Er staat uw e-mailadres op en het betreft communicatie over SNN. Hier staat met grote letters dat er problemen zijn en wat u moet doen. Hoe zit dit?
A: Die e-mail ken ik wel. Die [medeverdachte] is Pinokkio, bij alles wat hij zegt groeit zijn neus. Toen wisten wij al dit gaat niet goed. V: Wist u voor deze e-mail hier al van?
A: Ja, ik ben niet gek. Ik zag dingen voorbij komen, ik dacht het klopt niet. Dit zal omstreeks eind 2012, begin 2013 zijn geweest.
V: Waar gaat deze mail over?
A: Er zal iets van bezwaar SNN zijn geweest en hij verzon toen dit. Er werden projecten bedacht om de kosten heen.
V. Dit is een van de mails, er zijn eerder afspraken hierover gemaakt dat kan toch niet anders?
A: Ja, wij hebben nooit iets op eigen initiatief gedaan. Ik beseft op een gegeven moment dat het niet klopte. We zijn meegegaan in deze constructie. De facturen riepen op een gegeven moment ook bij mij vragen op. In het begin niet, maar later wel. Ergens tussen 2011 en 2013.
V: Klopt het dat de projecten en dergelijk in deze e-mail leugens zijn?
A: Ja. Het zijn valse voorwendselen om subsidie te krijgen.
A: Hij heeft projecten gekoppeld aan onze kosten. Hij heeft zelf zijn eigen projecten verzonnen.
A: [medeverdachte] heeft nooit een project bij ons gedaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij handtekeningen heeft gezet op de aanvraagformulieren van de subsidies.
32
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verdachte handtekeningen heeft gezet onder subsidieaanvragen en dat hij factuurbedragen heeft overgemaakt naar [bedrijf 2] , terwijl uit die vervalste facturen de eigenlijke (niet-subsidiabele) bestemming van het bedrag niet bleek, maar daarop ten onrechte vermeld stond dat het onderzoekskosten betroffen.
De rechtbank constateert dat verdachte ter terechtzitting anders heeft verklaard dan bij de politieverhoren voor zover het gaat om de vraag of en in hoeverre hij van de fraudeconstructie op de hoogte was. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij pas in augustus of september 2017 op de hoogte is geraakt van de valse subsidieaanvragen, nadat getuige [naam 4] hem daarover had ingelicht. Verdachte heeft in november 2017 bij de politie verklaard dat hij in 2013 al wist dat medeverdachte [medeverdachte] valse subsidieaanvragen verzorgde en dat iedereen in het bedrijf daarvan op de hoogte was. Over deze verklaring heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij op dat moment met een burn-out kampte en dat het verhoor hem dusdanig zwaar [naam 5] , dat hij onjuiste dingen heeft verklaard. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte tijdens het politieverhoor woorden in de mond zijn gelegd en de rechtbank acht de (door verdachte ondertekende) politieverklaring zodanig specifiek, dat zij van de juistheid daarvan uitgaat.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende bewijs voorhanden is voor het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, en dat verdachte, door de genoemde feitelijke handelingen te verrichten die de rechtbank ook van voldoende gewicht acht, de ten laste gelegde oplichtingen heeft medegepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2013 tot en met 1 januari 2017 te Hijken en/of [bedrijf 1] en/of elders in Nederland, meermalen telkens tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon en/of rechtspersonen, te weten [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] , met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heeft bewogen tot
- de afgifte van 28.000 euro in verband met een subsidieaanvraag voor projectnummer 22130109, en- de afgifte van 31.000 euro in verband met een subsidieaanvraag voor projectnummer 22130620,
immers heeft verdachte telkens tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten met voren omschreven oogmerk listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven dat SNN benaderd en/of aan dat SNN een of meer documenten doen/laten toekomen, te weten ten aanzien van projectnummer 22130109:
  • een aanvraag voor subsidie en een projectbeschrijving en een begroting van onderzoekskosten, en
  • een vals rapport werkzaamheden en urenoverzicht onderzoek, en
  • een valse urenspecificatie van (zogenaamde) onderzoekers, en
  • valse facturen onderzoekskosten vanwege [bedrijf 2] , voorzien van projectomschrijving, en
ten aanzien van projectnummer 22130620:
  • een projectbeschrijving en
  • een vals rapport werkzaamheden, en
  • valse facturen onderzoekskosten vanwege [bedrijf 2] , voorzien van projectomschrijving,
en
  • telkens bij dat SNN de indruk gewekt dat de aanvraag van die NIOF-subsidie, en/of andere verzoeken en/of toelichting/correspondentie omtrent die NIOF-subsidieprocedure, aan de NIOF voorwaarden voldeden, terwijl het in werkelijkheid andere, niet-subsidiabele, kosten betrof, en
  • aldus zich telkens voorgedaan als bonafide aanvragers van subsidie bij SNN,
waardoor dat SNN telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring - gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke straf. Hij heeft verwezen naar het door de verdediging aangevraagde rapport van Forensisch Maatwerk, waaruit volgt dat het vanaf het faillissement van het bedrijf slecht met verdachte is gegaan. Hij heeft gezondheidsklachten gekregen, die ook hebben geleid tot suïcidale gevoelens. De strafrechtelijke vervolging heeft een grote impact op verdachte. Daarnaast heeft de situatie een grote financiële impact op verdachte gehad en heeft hij zelf geen financieel voordeel gehad van de (onterechte) subsidieverstrekking.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van Forensisch Maatwerk, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als gemachtigde/bestuurder bij [bedrijf 1] subsidiefraude gepleegd. Hierdoor is onterecht ongeveer € 59.000 subsidie verleend aan het bedrijf in het kader van de Noordelijke Innovatie Faciliteit (NIOF), een regeling die bedoeld was om innovatie in het MKB in Noord-Nederland te stimuleren. In werkelijkheid werden de gelden aangewend voor andere niet subsidiabele doelen zoals activa en personeelskosten. Hiervoor zijn projecten verzonnen die in werkelijkheid niet zijn uitgevoerd en is een constructie bedacht waardoor op de ingediende facturen niet was te zien wat er in werkelijkheid werd bekostigd met de subsidiegelden. Verdachte wist dat de subsidieaanvragen vals waren, maar hij heeft toch handtekeningen gezet op de aanvragen en factuurbedragen overgemaakt naar het bedrijf van medeverdachte [medeverdachte] , voor de onderzoeken die een voorwaarde waren voor subsidieverstrekking, maar die in werkelijkheid niet waren uitgevoerd.
De rechtbank acht de subsidiefraude waarbij een overheidsorgaan is benadeeld en gemeenschapsgeld onterecht is uitgekeerd, zeer ernstig. Hoewel verdachte geen hoofdrol in de constructie heeft gespeeld, heeft hij daar wel aan meegewerkt ten gunste van het bedrijf waar hij werkzaam en tevens bestuurder was.
De rechtbank neemt als uitgangspunt het oriëntatiepunt van het LOVS ten aanzien van fraude bij een benadelingsbedrag tussen € 10.000 en € 70.000, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden of een taakstraf.
De rechtbank is echter van oordeel dat ook een aanzienlijke straf verlagende factor aanwezig is in de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. Uitgaande van de aanvang van de termijn bij het eerste verhoor bij de politie op 20 november 2017, is de redelijke termijn met ruim twee jaren overschreden. De rechtbank acht daarom in het onderhavige geval alleen een taakstraf een passende modaliteit. Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank de taakstraf in onvoorwaardelijke vorm opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie, te weten een taakstraf voor de duur van 180 uren, passend en geboden.

Benadeelde partij

Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 844.789,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 59.000 en dat een schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd ter hoogte van € 177.719.
De officier van justitie heeft gesteld dat toewijzing kan volgen ten aanzien van de volgende projectnummers, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel:
  • 22130620, € 31.000 (hoofdelijk)
  • 22130109, € 28.000 (hoofdelijk)
Ten aanzien van de volgende projectnummers die niet ten laste zijn gelegd, heeft de officier van justitie gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd voor de helft van de bedragen, waarbij medeverdachte [medeverdachte] de ander helft dient te voldoen:
22130731, € 40.000
22110566, € 50.000
22110565, € 48.500
22110276, € 49.563
22090438, € 49.375
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Uit de vordering blijkt niet precies welk deel daarvan betrekking heeft op verdachte. Daarnaast is er geen machtiging bijgevoegd waaruit volgt dat de vordering door een bevoegde persoon is ingediend en is beoordeling van de vordering niet eenvoudig omdat deze mogelijk is verjaard gelet op artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om, indien de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, geen vervangende hechtenis te bepalen gelet op de slechte financiële situatie van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van de vordering en het dossier geen twijfel dat de vordering daadwerkelijk door SNN is ingediend, ook al ontbreekt een machtiging tot vertegenwoordiging. Dit is dus geen reden voor niet-ontvankelijkheid.
De rechtbank acht de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de projectnummers die niet in de bewezenverklaring zijn opgenomen.
Door de verdediging is aangevoerd dat de vordering is verjaard. Gelet op hetgeen in artikel 3:310 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald (in de kern: een vordering voortvloeiend uit een strafbaar feit verjaart niet zolang het recht op strafvordering niet is verjaard), acht de rechtbank verjaring niet aan de orde ten aanzien van de projectnummers die zijn opgenomen in de bewezenverklaring.
Toewijzing
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de hierna genoemde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 januari 2016.
22130620, € 31.000
22130109, € 28.000
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank overweegt dat de schadevergoedingsmaatregel het bevorderen van het vergoeden van de schade door verdachte beoogt en dat hiermee de positie van het slachtoffer wordt versterkt ten aanzien van het innen van de vordering. Nu het slachtoffer een publiekrechtelijke rechtspersoon betreft die voldoende in staat dient te worden geacht de vordering te innen, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een schadevergoedingsmaatregel in onderhavige zaak voorbij gaat aan het doel en de strekking van de maatregel. De rechtbank ziet daarom geheel af van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 3 maanden zal worden toegepast.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
Samenwerkingsverband Noord-Nederlandte betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 januari 2016 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de ten uitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van Samenwerkingsverband Noord-Nederland voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2022.
De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer NNRDC16016 (onderzoek Treebeard) van 12 juli 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal van aangifte van 31 augustus 2016, inclusief bijlagen, pagina 3 e.v.
AAN-001-041-02; Aanvraagformulier, p. 304.
AAN-001-041-02; Brief aan SNN ondertekend met de naam [naam 2] , map 1, p. 298.
Proces-verbaal van aangifte van 31 augustus 2016, inclusief bijlagen, p. 3 e.v.
Proces-verbaal zaakdossier [bedrijf 1] , bijgevoegd bij voornoemd dossier, pagina 14 e.v.
AAN-001-41; toevoeging aangifte: dossier SNN project 22130109, map 1, p. 296.
AAN-001-041-04; projectbeschrijving 22130109, map 1, p. 329.
AAN-001-041-03; verslag van activiteiten/resultaten 22130109, map 1, p. 315.
AAN-001-043-02; urenspecificatie per onderzoeker project 22130620 en 22130109, map 1, p. 454.
AAN-001-041-05; facturen en bankafschriften van [bedrijf 2] , map 1, p. 333.
AAN-001-041-02; brief aan SNN ondertekend met de naam [naam 2] , map 1, p. 298.
AAN-001-64-01; betaling SNN aan [bedrijf 5] , map 2, p. 943.
Facturen van [bedrijf 2] inclusief specificaties: AH-019-03-04 t/m AH-019-03-06, map 3, p. 1338 t/m 1347; AH-019-03-27 t/m AH-019-03-33, map 3, p. 1379 t/m 1398.
Overzichten doorbelasting: AH-019-02-3, map 3, p. 1301; AH-019-02-11, map 3, p. 1305; AH-01903-03, map 3, p. 1335.
Proces-verbaal van bevindingen ING Bank m.b.t. rekeningnummer [rekeningnummer] [bedrijf 2] (AH-015), map 3, p. 1170.
BOB-003-03-02; Afschriften [rekeningnummer] , map 5, p. 1955.
Proces-verbaal zaakdossier [bedrijf 1] , bijgevoegd bij voornoemd dossier, p. 35 e.v.
AAN-001-43; toevoeging aangifte: dossier SNN project 22130620, map 1, p. 450.
AAN-001-43-01; projectomschrijving 22130620, map 1, p. 450.
AAN-001-43-03; verslag van activiteiten/resultaten 22130620, map 1, p. 458.
AAN-001-43-02; urenspecificatie per onderzoeker project 22130620 en 22130109, map 1, p. 454.
AAN-001-43-04; facturen en bankafschriften van [bedrijf 2] , map 1, p. 467.
AAN-001-64-01; betaling SNN aan [bedrijf 5] , map 2, p. 943.
Facturen [bedrijf 2] : AH-019-02-12, map 3, p. 1310; AH-019-02-39 t/m AH-019-02-41, map 3, p. 1319 t/m 1327.
Overzichten doorbelasting: AH-019-02-3, map 3, p. 1301; AH-019-02-11, map 3, p. 1305.
AH-019-03-01; e-mail van [medeverdachte] aan [verdachte] , map 3, p. 1330.
Proces-verbaal van bevindingen ING Bank m.b.t. rekeningnummer [rekeningnummer] [bedrijf 2] (AH-015), map 3, p. 1170.
BOB-003-03-02; Afschriften [rekeningnummer] , map 5, p. 1955.
Proces-verbaal van getuigenverhoor [naam 4] d.d. 23 oktober 2017 (GET-003-01), p. 2080 e.v.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 27 november 2017 (V-004-02), p. 2553 e.v.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 april 2022.