Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie acht het noodzakelijk om aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het ‘Meewerken aan middelencontrole’.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarvan een deel voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het ‘Meewerken aan middelencontrole’. De raadsman van verdachte vindt de duur van het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijk strafdeel te lang.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 15 april 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in één maand tijd schuldig gemaakt aan vier vermogensdelicten, te weten winkeldiefstal, diefstal van benzine, oplichting en verduistering van een auto. Eind december 2021, begin januari 2022, heeft verdachte de auto van zijn ex-partner geleend, maar niet teruggebracht. Ondanks meerdere pogingen van de ex-partner om haar auto terug te krijgen, heeft zij haar auto niet van verdachte teruggekregen. Met behulp van de politie heeft de ex-partner uiteindelijk haar auto weer in haar bezit gekregen. Begin januari 2022 heeft verdachte zich in één dag schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten diefstal van benzine en oplichting. Verdachte is allereerst naar een tankstation gegaan om daar benzine te tanken. Verdachte heeft tegen het personeel gezegd dat hij zijn pinpas was vergeten en later terug zou komen om het verschuldigde bedrag te betalen. Verdachte is echter niet meer teruggekomen en heeft het openstaande bedrag niet meer betaald. Later op die dag heeft verdachte bij een woning aangeklopt en door middel van leugens het slachtoffer bewogen tot afgifte van een geldbedrag. Het slachtoffer verkeerde in de veronderstelling dat verdachte in nood was en het geld nodig had en zou gaan gebruiken om diesel te tanken, terwijl dit in werkelijk niet het geval was. Ten slotte heeft verdachte eind januari 2022 boodschappen bij de [benadeelde partij 1] gestolen.
Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen en de hulpvaardigheid van goedbedoelende mensen, enkel en alleen voor zijn eigen financiële gewin. Ook heeft verdachte nog een winkeldiefstal gepleegd, dat schade en hinder veroorzaakt voor winkeliers.
Verdachte staat sinds 23 november 2020 op de veelplegerslijst. De reclassering is verzocht een advies uit te brengen met betrekking tot een eventuele ISD maatregel. Uit het reclasseringsrapport van 15 april 2022 komt naar voren dat sprake is van een delictpatroon wat betreft vermogensdelicten. Er is met name sprake van een hardnekkige (delictgerelateerde) middelenproblematiek. Deze problematiek lijkt de positieve afronding van behandelingen tot nu toe in de weg te hebben gestaan. Het ambulante kader en klinische opnames in een vrijwillig kader zijn ontoereikend gebleken. Om de middelenproblematiek te behandelen is een langdurige klinische opname nodig. Omdat een dergelijke opname nog niet eerder verplicht is opgelegd, adviseert de reclassering geen ISD maatregel maar een langdurige klinische behandelverplichting (als bijzondere voorwaarde) op te leggen. Ter zitting heeft mevrouw [naam] namens de reclassering toegelicht dat een indicatie voor een klinische behandeling is afgegeven en dat de kans bestaat dat verdachte op korte termijn in het [instelling] kan worden opgenomen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven achter een langdurige klinische behandeling te staan. Ook accepteert hij de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd op hetgeen zij bewezen acht dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Met een andere strafsoort of strafmodaliteit kan niet worden volstaan. Verdachte heeft zich al veel vaker schuldig gemaakt aan vermogensdelicten en heeft hiervoor ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Hij is veelpleger. Teneinde recidive te voorkomen, zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen en verdachte bijzondere voorwaarden opleggen, waaronder een klinische behandeling van maximaal een jaar. Deze bijzondere voorwaarden zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden. Voor wat betreft de voorwaarde van ‘Opname in een zorginstelling’ merkt de rechtbank op dat het de bedoeling is dat verdachte na de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zo snel als mogelijk wordt opgenomen in het [instelling], een soortgelijke instelling of een instelling te bepalen door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ).
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zullen de nader te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden.