ECLI:NL:RBNNE:2022:1483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
18/017446-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor oplichting, verduistering en diefstal met bijzondere voorwaarden ter voorkoming van recidive

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, waaronder oplichting, verduistering en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De verdachte, die als veelpleger bekend staat, heeft in een korte periode verschillende strafbare feiten gepleegd, waaronder het verduisteren van een auto die hij van zijn ex-partner had geleend en het stelen van goederen uit een supermarkt. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling van maximaal een jaar, om recidive te voorkomen. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn schuld bekend en heeft ingestemd met de voorgestelde voorwaarden van de reclassering. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het advies van de reclassering. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een gevangenisstraf op te leggen, gezien het delictpatroon van de verdachte en de noodzaak voor behandeling van zijn middelenproblematiek.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/017446-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.D. Postma, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 januari 2022, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, in/uit eensupermarkt aan de [straatnaam] , twee, althans een, kant-en-klaar maaltijd(en) en/of bier, merk Amstel en/of twee chocoladerepen en/of een pak kipstukjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op of omstreeks 6 januari 2022 te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, bij/uit eentankstation aan de [straatnaam] , 7.42 liter, althans een hoeveelheid, benzine, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op of omstreeks 6 januari 2022, te Drachten, althans in de gemeente Smallingerland, althans inNederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van 10 euro, door zich naar de woning van die [benadeelde partij 3] te begeven en/of die [benadeelde partij 3] te vertellen dat hij, verdachte, geen benzine meer had en niet naar huis kon rijden en/of geld nodig had om te kunnen tanken, en/of aldus die [benadeelde partij 3] in de
veronderstelling heeft gebracht dat hij, verdachte, (dringend) hulp en/of geld nodig had, waardoor die [benadeelde partij 3] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte van 10 euro;
4. hij in of omstreeks de periode van 28 december 2021 tot en met 13 januari 2022, te Drachten,althans in de gemeente Smallingerland, opzettelijk een personenauto, merk: Peugeot, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke auto verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als door genoemde [benadeelde partij 4] op 28 december 2021 aan hem, verdachte, uitgeleend onder voorwaarde dat hij, verdachte, genoemde auto op 28 december 2021 weer terug zou brengen naar die [benadeelde partij 4] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewijsbaarheid gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Feit 1:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 20 januari 2022, opgenomen oppagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022018455 d.d. 23 januari 2022, inhoudend de verklaring van verdachte;
een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 20 januari 2022,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] .
Feit 2:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 17 januari 2022, opgenomen oppagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022018455 d.d. 23 januari 2022, inhoudend de verklaring van [getuige 2] .
Feit 3:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 januari 2022, opgenomen oppagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022018455 d.d. 23 januari 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] .
Feit 4:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 januari 2022, opgenomen oppagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022018455 d.d. 23 januari 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] .

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 januari 2022 te Drachten uit een supermarkt aan de [straatnaam] , twee kant-en-klaarmaaltijden en bier, merk Amstel, en twee chocoladerepen en een pak kipstukjes, die geheel aan [benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op 6 januari 2022 te Drachten bij een tankstation aan de [straatnaam] , 7.42 liter benzine diegeheel aan [benadeelde partij 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
hij op 6 januari 2022 te Drachten met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door eensamenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van 10 euro, door zich naar de woning van die [benadeelde partij 3] te begeven en die [benadeelde partij 3] te vertellen dat hij, verdachte, geen benzine meer had en niet naar huis kon rijden en geld nodig had om te kunnen tanken, en aldus die [benadeelde partij 3] in de veronderstelling heeft gebracht dat hij, verdachte, hulp en geld nodig had, waardoor die [benadeelde partij 3] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte van 10 euro;
hij in de periode van 28 december 2021 tot en met 13 januari 2022 te Drachten opzettelijk eenpersonenauto, merk: Peugeot, geheel toebehorende aan [benadeelde partij 4] , en welke auto verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als door genoemde [benadeelde partij 4] op 28 december 2021 aan hem, verdachte, uitgeleend onder voorwaarde dat hij, verdachte, genoemde auto op 28 december 2021 weer terug zou brengen naar die [benadeelde partij 4] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Feit 1: diefstal
Feit 2: diefstal
Feit 3: oplichting
Feit 4: verduistering
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

6.Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk
met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie acht het noodzakelijk om aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het ‘Meewerken aan middelencontrole’.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarvan een deel voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het ‘Meewerken aan middelencontrole’. De raadsman van verdachte vindt de duur van het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijk strafdeel te lang.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 15 april 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in één maand tijd schuldig gemaakt aan vier vermogensdelicten, te weten winkeldiefstal, diefstal van benzine, oplichting en verduistering van een auto. Eind december 2021, begin januari 2022, heeft verdachte de auto van zijn ex-partner geleend, maar niet teruggebracht. Ondanks meerdere pogingen van de ex-partner om haar auto terug te krijgen, heeft zij haar auto niet van verdachte teruggekregen. Met behulp van de politie heeft de ex-partner uiteindelijk haar auto weer in haar bezit gekregen. Begin januari 2022 heeft verdachte zich in één dag schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, te weten diefstal van benzine en oplichting. Verdachte is allereerst naar een tankstation gegaan om daar benzine te tanken. Verdachte heeft tegen het personeel gezegd dat hij zijn pinpas was vergeten en later terug zou komen om het verschuldigde bedrag te betalen. Verdachte is echter niet meer teruggekomen en heeft het openstaande bedrag niet meer betaald. Later op die dag heeft verdachte bij een woning aangeklopt en door middel van leugens het slachtoffer bewogen tot afgifte van een geldbedrag. Het slachtoffer verkeerde in de veronderstelling dat verdachte in nood was en het geld nodig had en zou gaan gebruiken om diesel te tanken, terwijl dit in werkelijk niet het geval was. Ten slotte heeft verdachte eind januari 2022 boodschappen bij de [benadeelde partij 1] gestolen.
Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen en de hulpvaardigheid van goedbedoelende mensen, enkel en alleen voor zijn eigen financiële gewin. Ook heeft verdachte nog een winkeldiefstal gepleegd, dat schade en hinder veroorzaakt voor winkeliers.
Verdachte staat sinds 23 november 2020 op de veelplegerslijst. De reclassering is verzocht een advies uit te brengen met betrekking tot een eventuele ISD maatregel. Uit het reclasseringsrapport van 15 april 2022 komt naar voren dat sprake is van een delictpatroon wat betreft vermogensdelicten. Er is met name sprake van een hardnekkige (delictgerelateerde) middelenproblematiek. Deze problematiek lijkt de positieve afronding van behandelingen tot nu toe in de weg te hebben gestaan. Het ambulante kader en klinische opnames in een vrijwillig kader zijn ontoereikend gebleken. Om de middelenproblematiek te behandelen is een langdurige klinische opname nodig. Omdat een dergelijke opname nog niet eerder verplicht is opgelegd, adviseert de reclassering geen ISD maatregel maar een langdurige klinische behandelverplichting (als bijzondere voorwaarde) op te leggen. Ter zitting heeft mevrouw [naam] namens de reclassering toegelicht dat een indicatie voor een klinische behandeling is afgegeven en dat de kans bestaat dat verdachte op korte termijn in het [instelling] kan worden opgenomen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven achter een langdurige klinische behandeling te staan. Ook accepteert hij de overige door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd op hetgeen zij bewezen acht dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Met een andere strafsoort of strafmodaliteit kan niet worden volstaan. Verdachte heeft zich al veel vaker schuldig gemaakt aan vermogensdelicten en heeft hiervoor ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Hij is veelpleger. Teneinde recidive te voorkomen, zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen en verdachte bijzondere voorwaarden opleggen, waaronder een klinische behandeling van maximaal een jaar. Deze bijzondere voorwaarden zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden. Voor wat betreft de voorwaarde van ‘Opname in een zorginstelling’ merkt de rechtbank op dat het de bedoeling is dat verdachte na de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zo snel als mogelijk wordt opgenomen in het [instelling], een soortgelijke instelling of een instelling te bepalen door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ).
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zullen de nader te noemen bijzondere voorwaarden worden verbonden.

7.Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte van 120 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij de VNN op het adres [straatnaam] te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich aansluitend aan zijn detentie, of anders zo spoedig als er een plaats voor hem vrijkomt, laat opnemen in het [instelling], een soortgelijke zorginstelling of een andere instelling te bepalen door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ). Veroordeelde laat zich voor een jaar opnemen, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling, waaronder het innemen van medicijnen. De veroordeelde werkt mee aan de indicatiestelling en plaatsing naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering een overgang wenselijk vindt;
dat veroordeelde zich aansluitend aan de klinische opname laat behandelen door GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde start met de behandeling op een nader overeen te komen moment. Veroordeelde laat zich behandelen gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waaronder het innemen van medicijnen;
dat veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek om dit drugsverbod te controleren, op de wijze door de reclassering te bepalen;
dat veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren, op de wijze door de reclassering te bepalen;
6. dat veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 06 mei 2022.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.