ECLI:NL:RBNNE:2022:1453

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
LEE 22/1406 en LEE 22/1408
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning wegens hennepteelt en de beoordeling van de noodzakelijkheid van bestuursdwang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan over de sluiting van een woning in Leeuwarden, die grotendeels bedrijfsmatig werd gebruikt voor hennepteelt. De burgemeester had op 4 februari 2022 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning voor een periode van drie maanden gesloten zou worden. Dit besluit volgde op meldingen van een hennepkwekerij in de woning, waarna de politie op 4 januari 2022 een onderzoek instelde. Tijdens dit onderzoek werden 192 hennepplanten en diverse apparatuur aangetroffen die duiden op een professionele hennepkwekerij.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting van de woning geschikt, noodzakelijk en evenwichtig was. De rechter baseerde zich op de Opiumwet, die de burgemeester de bevoegdheid geeft om bestuursdwang toe te passen bij overtredingen met betrekking tot drugs. De voorzieningenrechter stelde vast dat de woning in hoge mate was ingericht voor hennepteelt, wat een gevaar voor de openbare orde en veiligheid met zich meebracht. De rechter weegt de belangen van de verzoeker, die stelde dat de sluiting een inbreuk op zijn huisrecht betekende, maar concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de sluiting onevenwichtig maakten.

De uitspraak houdt in dat het beroep van de verzoeker ongegrond is verklaard en dat het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de gemeente ondersteuning biedt aan de verzoeker om dakloosheid te voorkomen, wat ook in de overwegingen is meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/1406 en LEE 22/1408
uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 mei 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer),
en

de burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Verdoorn).

Als derde-partij neemt aan het geding deel Besko Vastgoed, te Deinum.

Procesverloop

In het besluit van 4 februari 2022 (primair besluit) heeft verweerder aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd, inhoudende dat zijn woning op het adres [adres] (hierna: woning) voor een periode van drie maanden wordt gesloten.
Bij uitspraak van 7 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het primaire besluit geschorst.
In het besluit van 21 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep is geregistreerd als LEE 22/1408. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd als LEE 22/1406.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 mei 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. A. Posthuma.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2.1.
Verzoeker huurt de woning vanaf 1 september 2017 van derde-partij. Het betreft een portiekwoning in een appartementenflat.
2.2.
Naar aanleiding van twee meldingen via Meld Misdaad Anoniem dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond, heeft de politie op 4 januari 2022 onderzoek verricht. Blijkens de bestuurlijke rapportage, op 13 januari 2022 opgemaakt door een hoofdagent van de politie Noord-Nederland, waren twee van de drie slaapkamers gevuld met hennepplanten. De derde slaapkamer lag vol met benodigdheden voor en afval van hennepkweek. In de badkamer kon de douche niet gebruikt worden omdat daar een watervat voor de hennepkweek stond. De keuken was gedeeltelijk nog ingericht als keuken en voor het overige ten behoeve van de hennepkweek, onder meer in de vorm van een groot luchtafvoerapparaat en de daarbij behorende buis van aanzienlijke omvang. De woonkamer werd kennelijk wel als woonruimte gebruikt. De bij woning behorende opslagruimte in de kelder stond vol benodigdheden voor de hennepteelt. Buiten de elektriciteitsmeter van de woning was een illegale aansluiting gemaakt die niet aan de voorgeschreven norm voldeed.
2.3.
In de twee slaapkamers werden 192 hennepplanten aangetroffen. Daarnaast werden aangetroffen 41 gram henneptoppen, 13 armaturen, 13 aangesloten assimilatielampen, 1 schakelbord, 2 snelheidsregelaars, 11 tijdschakelaars, 13 transformatoren, 5 koolstoffilters, 3 slakkenhuizen, 8 ventilatoren, 2 kachels, 1 temperatuurventilatieregelaar, 3 pompen, 1 verwarmingselement, 14 stuks groeimiddelen en 6 hygro-/thermometers.
3.1.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3.2.
Hennep is opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
4.1.
Niet is in geschil dat verweerder bevoegd is tot het opleggen van de last onder dwangsom.
4.2.
In de gronden van verzoek en beroep voert verzoeker, kort samengevat, aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is en dat verweerder kan volstaan met een minder ingrijpend alternatief.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de last onder dwangsom in overeenstemming is met verweerders beleid dat is neergelegd in de Beleidsregels Opiumwet 13b van 16 januari 2020 (beleid). In paragraaf 5 is opgenomen dat de sluitingsperiode in beginsel zes maanden beslaat, maar dat in geval van het aantreffen van een handelshoeveelheid hennep een uitzondering wordt gemaakt in die zin dat de sluitingsperiode drie maanden beslaat.
6. De voorzieningenrechter zal zich bij de beoordeling van de gronden baseren op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, (overzichtsuitspraak) en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, (evenredigheidsuitspraak). In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS uitgesproken dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk moet zijn om het doel te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
7. In paragraaf 3 van het beleid worden als doelen genoemd het laten volgen van overtredingen door een reactie die aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding, het beëindigen van de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, het voorkomen van herhaling van de overtreding en het duidelijk maken aan het publiek, in het bijzonder bewoners en pandeigenaren, welke reactie de burger van de overheid kan verwachten. De maatregel van sluiting heeft specifiek als doel de bekendheid van het pand als drugspand binnen het drugscircuit te doorbreken.
8.1.
De overzichtsuitspraak noemt als uitgangspunt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel.
8.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat in de woning een professionele hennepkwekerij is aangetroffen (zie 2.3) met 192 planten en 41 gram henneptoppen. Deze hoeveelheid, de aanwezigheid van een technisch complexe installatie en de kosten daarvan duiden op betrokkenheid uit het criminele circuit. Anders dan door verzoeker ter zitting is betoogd, gaat het niet meer om productie voor eigen gebruik.
8.3.
Daarnaast acht de voorzieningenrechter van belang dat de woning tot het maximaal mogelijke is gebruikt, zie 2.2, voor de bedrijfsmatige inrichting van hennepteelt, met als gevolg dat nog slechts een klein deel van de woning voor het wonen zelf werd gebruikt.
8.4.
Daarnaast heeft verzoeker door het illegaal aftappen van elektriciteit een in potentie brandgevaarlijke situatie gecreëerd, dan wel laten creëren. Dit gevaar bedreigde niet alleen hemzelf maar ook de andere bewoners van het appartementencomplex die zelf geen betrokkenheid bij de hennepteelt hadden.
8.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de maatregel van sluiting van de woning geschikt en noodzakelijk om de beleidsdoelen, genoemd onder 7, te bereiken. Zoals gezegd is de woning een portiekwoning die grotendeels als bedrijfsruimte voor illegale en riskante activiteiten is gebruikt. Het onvermijdelijke verband met het criminele circuit brengt ook het gevaar van geweld binnen dat circuit in en rond de woning met zich. Ten behoeve van de openbare orde en veiligheid dient verweerder in te grijpen. Een lichter middel dan sluiting zou niet afdoende zijn.
8.6.
Terecht heeft verzoeker naar voren gebracht dat de sluiting van de woning een inbreuk betekent op zijn huisrecht. Deze kwestie komt aan de orde in het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften die deel uitmaakt van het bestreden besluit. Vermeld wordt dat het Sociaal Wijkteam Noord-Oost verzoeker praktische ondersteuning kan geven bij het vinden van vervangende huisvesting en het zo nodig regelen van de benodigde financiën daarvoor. De gemeente kent een daklozenopvang die ondersteuning biedt bij dreigende dakloosheid.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen aanleiding om de sluiting onevenwichtig te noemen. Verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht en verweerder heeft voldoende toegelicht welke inspanningen verricht zullen worden om verzoeker te helpen bij het voorkomen van dakloosheid.
9. Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u hiertegen hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening kan geen hoger beroep worden ingesteld.