De officier van justitie heeft met betrekking tot de strafafdoening aansluiting gezocht bij de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van de psychiater en de psycholoog. Uit die rapportage komt naar voren dat bij verdachte diverse stoornissen zijn geconstateerd en dat die stoornissen ook aanwezig waren op het moment van het plegen van het ten laste gelegde. Op grond daarvan kan het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate worden toegerekend. De officier van justitie heeft ook het advies van de rapporteurs overgenomen in die zin dat verdachte vanwege een hoog recidiverisico een intensieve klinische behandeling moet ondergaan met een hoge zorgintensiteit en een zeer hoog beveiligingsniveau.
De officier van justitie heeft aangegeven dat tbs met voorwaarden in beginsel voorbehouden is aan personen die niet te gevaarlijk zijn, een niet te ernstig misdrijf hebben begaan en een betrouwbare bereidheid tot medewerking tonen. Bij al deze punten zijn kanttekeningen en vraagtekens te plaatsen. Ook de reclassering heeft haar twijfels geuit en houdt er rekening mee dat een tbs met voorwaarden niet haalbaar is. De reclassering geeft verdachte echter het voordeel van de twijfel en komt tot formulering van voorwaarden. Ook de officier van
justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte die kans moet worden geboden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich - zoals hiervoor aangegeven - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf en/of maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia rapportage van 30 december 2021 opgemaakt door A.J.W.M. Trompenaars, psychiater en B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog (hierna: Pro Justitia rapportage), het rapport van de Verslavingszorg NoordNederland van 29 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte bevond zich op 28 augustus 2021 in zijn woning met aangever. Op enig moment heeft verdachte met een mes op aangever ingestoken. Aangever vluchtte daarop naar buiten, rende de galerij op, ging via het trappenhuis en hal naar buiten. Al die tijd werd hij door verdachte achtervolgd, vastgepakt en gestoken in het lichaam. Verdachte heeft verklaard dat hij op aangever instak waar hij hem maar kon raken. Eenmaal buiten is verdachte, nadat aangever ten val is gekomen, op hem gaan zitten en bleef hij op aangever insteken. Pas toen er een voorwerp vanaf de eerste verdieping van het gebouw naar verdachte werd gegooid is verdachte gestopt met steken.
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat het slachtoffer diverse snij- en steekverwondingen heeft opgelopen. Aangever is onder andere geraakt op het hoofd, in de halsstreek en het bovenlichaam. Ook is aangever in zijn zij getroffen, waardoor hij een klaplong heeft opgelopen. Daarnaast is een leverbeschadiging geconstateerd.
Aangever is gestoken in verschillende vitale delen van zijn lichaam met in potentie fatale gevolgen.
Verdachte heeft ernstig geweld uitgeoefend op aangever en heeft daardoor op ernstige wijze inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit.
De rechtbank stelt voorop dat bij een ernstig delict als in dit geval in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de Pro Justitia rapportage. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Er is bij verdachte sprake van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis, een ernstig
verslavingsziekte aan cocaïne, cannabis en mogelijk ook alcohol, een posttraumatische-stressstoornis en antisociale en borderline persoonlijkheidskenmerken.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, waarbij verdachte sterk ontregeld was, een slechte geestestoestand had en onder invloed van alcohol en cocaïne.
Zijn gedragskeuzes en gedragingen zijn hierdoor beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde.
In de dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde gebruikte verdachte grenzeloos grote hoeveelheden cocaïne en sloeg hij nachten over. Hierdoor is zijn psychische conditie sterk afgenomen. De nacht van het ten laste gelegde kwam daar nog meer cocaïne en alcohol bij. Hierdoor namen snel te mobiliseren woede en krenkbaarheid toe en namen controle- en sturingsmechanismen af. Nadat aangever en [naam] verdachte waren gevolgd naar zijn woning, escaleerde de situatie volledig en ging verdachte over tot het ten laste gelegde. Daarbij lijken met name woede, krenking en vergeldingsdrang een rol gespeeld te hebben. Door de ontremmende werking van cocaïne en alcohol in samenhang met de executieve functiestoornissen liepen de emoties bij verdachte overmatig hoog op en lijkt hij gedeeltelijk de grip op zijn handelen verloren te zijn.
Er wordt dan ook geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive/hernieuwde geweldsescalaties, eventueel met ernstig lichamelijk letsel, wordt met behulp van een gestandaardiseerde risicotaxatie als hoog ingeschat. De kans op acuut dreigend geweld wordt als matig tot hoog ingeschat, afhankelijk van waar verdachte zal verblijven (binnen een steunende structuur of niet) en/of hij terug zal vallen in middelengebruik. Om de kans op recidive te dempen is het van belang dat verdachte zich in een overzichtelijke, steunende en structurerende omgeving bevindt die zo drugsvrij mogelijk is. Hierdoor zal hij minder snel in verleidingen komen.
Geadviseerd wordt om verdachte een klinische behandeling te laten volgen die aanvangt met de verslavingsproblematiek en het versterken van de coping, gevolgd door traumabehandeling en verdere stabilisatie. Het is van belang dat de behandeling naadloos aansluit op de detentiefase. Een behandelafdeling met een hoge zorg intensiteit en een zeer hoog beveiligingsniveau (zoals bijvoorbeeld een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK)) wordt noodzakelijk geacht, zeker in de fase waarin de traumata behandeld zullen worden.
Na de klinische fase, waarvan ingeschat wordt dat die geruime tijd (minstens 18 maanden) in beslag zal nemen, kunnen vrijheden stapsgewijs uitgebreid worden zodat strikt gemonitord wordt wat verdachte in emotionele zin aan kan. In deze fase zal ook sterk gewaakt moeten worden voor een terugval in middelengebruik en zal uiteindelijk toegewerkt moeten worden naar een vorm van beschermd of begeleid wonen. Gezien het irreversibele karakter van een gedeelte van de problematiek is het de verwachting dat verdachte levenslang enige vorm van ondersteuning nodig zal hebben om nieuwe ontregelingen door overvraging te voorkomen.
Geadviseerd wordt om verdachte een dergelijke behandeling op te leggen binnen het juridisch kader van de maatregel van TBS met voorwaarden. Vooralsnog gaan rapporteurs er van uit dat van een dergelijk kader voldoende dwang uit zal gaan om therapietrouw te waarborgen.
Naast de TBS met voorwaarden wordt geadviseerd om aan verdachte een
Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM) op te leggen conform artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De reclassering heeft in haar rapport van 29 maart 2022 voorwaarden geadviseerd in verband met de geadviseerde maatregel van terbeschikkingstelling.
Ook de reclassering is van mening dat de noodzakelijke behandeling in een klinisch kader moet plaatsvinden gezien het hoge risico op recidive en het feit dat verdachte eerder aan een vrijwillige opname niet meegewerkt heeft.
De reclassering heeft onderzocht of verdachte mee kan werken aan een TBS met voorwaarden. Een voorwaarde om een TBS met voorwaarden te adviseren is of een verdachte gemotiveerd voor behandeling is. De reclassering beantwoord die vraag bevestigend. Verdachte zou zelf ook inzien dat hij te agressief op conflicten reageert. De reclassering maakt zich echter wel zorgen of verdachte zich aan de voorwaarden kan houden. Ook de meerdere agressie incidenten in de PI zorgen voor twijfel. De reclassering vraagt zich dan ook af in hoeverre verdachte geschikt is om in een kliniek behandeld te worden en of hij niet binnen afzienbare tijd gedwongen ontslagen wordt uit die kliniek. Desondanks is de reclassering van mening dat een TBS met voorwaarden uitvoerbaar is.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat verdachte een intensieve klinische behandeling moet ondergaan om de kans op recidive terug te dringen. Die behandeling zal ook gericht moeten zijn op de verslavingsproblematiek en het versterken van de coping, gevolgd door traumabehandeling en verdere stabilisatie.
Naar het oordeel van de rechtbank dient die behandeling plaats te vinden in het kader van de terbeschikkingstelling. Het opleggen van deze maatregel is mogelijk, omdat voldaan is aan de vereisten die het Wetboek van Strafrecht daaraan stelt.
Zo bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het door verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan. Bovendien eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte tevens van overheidswege moet worden verpleegd.
Anders dan door de deskundigen en de reclassering is geadviseerd, zal de rechtbank geen voorwaarden stellen. De rechtbank is er onvoldoende van overtuigd geraakt dat verdachte aan die voorwaarden kan blijven meewerken.
Uit de Pro Justitia rapportage blijkt dat het behandeltraject van verdachte langdurig en zwaar zal zijn. Ook het traject na de klinische behandeling zal het nodige van verdachte vragen. Verdachte heeft nog niet eerder een behandeling in een klinische setting ondergaan. In dit verband is onvoldoende duidelijk of verdachte doordrongen is van de intensiteit en duur van de behandeling. De omstandigheid dat bij verdachte sprake is van zeer gebrekkige copingvaardigheden en verhoogde achterdocht, kan het slagen van het meewerken aan de voorwaarden bemoeilijken. Er is sprake van ernstige verslavingsproblematiek en een terugval in cocaïnegebruik zoals kort voor het plegen van onderhavig delict is niet irreëel. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte in de PI betrokken is geweest bij meerdere incidenten met een gewelddadige component.
Het zijn naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden die maken dat het naleven van en het meewerken aan voorwaarden bemoeilijken. Ondanks verdachtes’ verklaring dat hij openstaat voor behandeling, zal de rechtbank verdachte niet het voordeel van de twijfel geven.
De rechtbank is van oordeel dat, naast het opleggen van de terbeschikkingstellingsmaatregel met verpleging van overheidswege, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is gelet op de ernst van het bewezen verklaarde. De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op dan door de officier van justitie geëist nu tevens de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd om verdachte zo snel mogelijk te kunnen laten beginnen met een behandeling in klinische setting.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
De rechtbank acht, gelet op de op te leggen TBS met verpleging van overheidswege het opleggen van een GVM zoals door de officier van justitie gevorderd, niet opportuun.