ECLI:NL:RBNNE:2022:1414

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/18/211329 / FA RK 22-429
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de verzorgende ouder met minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2022 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met haar minderjarige dochter. De vrouw, die momenteel bij haar ouders woont, heeft verzocht om toestemming om samen met haar dochter naar een andere woonplaats te verhuizen. De man, de vader van het kind, is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en haar huidige partner een geschikte woning hebben gevonden in de nieuwe woonplaats, en dat de verhuizing noodzakelijk is gezien de omstandigheden, waaronder de aanstaande geboorte van een nieuw kindje. De rechtbank heeft het belang van de vrouw om te verhuizen zwaarder laten wegen dan het belang van de man om het hoger beroep af te wachten, vooral omdat de man niet actief heeft deelgenomen aan de procedure. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen bezwaar tegen de verhuizing, mits de huidige zorgregeling in stand blijft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw zo snel mogelijk kan verhuizen. De beslissing houdt rekening met het belang van het kind, dat niet negatief beïnvloed zal worden door de verhuizing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/211329 / FA RK 22-429
beschikking van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2022
in de zaak van
[vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw] ,
hierna ook te noemen "de vrouw",
advocaat: mr. R.M.A. Arnoldus, kantoorhoudende te Groningen ,
en
[man],
wonende te [woonplaats man] ,
hierna ook te noemen de man.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de
Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen "de Raad", door de rechtbank als adviseur bij de zaak betrokken.

1.Het procesverloop

1.1.
De procedure is ingeleid met het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw van
28 januari 2022, dat de rechtbank heeft ontvangen op 31 januari 2022.
1.2.
Op 14 februari 2022 heeft de rechtbank een brief met een afschrift van de geboorteakte van dochter van partijen, te weten [naam kind] , ontvangen van de vrouw.
1.3.
Op 14 maart 2022 heeft de rechtbank een aanvullende productie ontvangen van de vrouw.
1.4.
Op 17 maart 2022 heeft de rechtbank een F2-formulier ontvangen van mr. J-W.F. van Horssen, waarin deze zich onttrekt als advocaat van de man.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2022. De rechter heeft toen gesproken met de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en mevrouw E.M. Scholte die de Raad vertegenwoordigt.
De man is niet verschenen, hoewel hij op de juiste wijze is opgeroepen,
1.6.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking zal worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2017 te [plaats huwelijk] met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Uit dit huwelijk is op [datum geboorte] 2017 te [plaats geboorte] hun minderjarige dochter
[naam kind]geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [naam kind] .
2.3.
Bij beschikking van 1 juli 2021 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 13 juli 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Bij voormelde beschikking van 1 juli 2021 heeft de rechtbank bepaald dat [naam kind] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben. Ook is een contactregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken vastgesteld, inhoudende samengevat dat, totdat zij naar de basisschool gaat, [naam kind] in de even weken van woensdag 12:00 uur tot vrijdag 08:00 uur bij de man verblijft, alsmede in de oneven weken van vrijdag 12:00 uur tot maandagochtend naar de peuterspeelzaal. Vanaf het moment dat [naam kind] naar de basisschool gaat, gaat zij dezelfde dagen naar de man en vanaf daar van en naar school.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw vervangende toestemming te verlenen om samen met [naam kind] naar [woonplaats] te verhuizen, althans een beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie rechtvaardig oordeelt.
3.2.
Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
3.3.
De vrouw woont op dit moment met [naam kind] bij haar ouders in hun woning. Zij heeft geprobeerd om in de [woonplaats vrouw] een woning te krijgen, maar dat is niet gelukt. Vanwege de krapte op de woningmarkt is het erg lastig om een geschikte en beschikbare huurwoning in [woonplaats vrouw] te vinden. De vrouw en haar huidige partner hebben een woning gevonden in [woonplaats] , aan de [adres] , die zij per 1 maart 2022 kunnen betrekken. De woning heeft vijf slaapkamers en een tuin. De vrouw en haar partner zijn in verwachting van een kindje, dat in mei 2022 geboren zal worden.
De huidige door de rechtbank vastgestelde zorgregeling kan in stand blijven en [naam kind] zal in [woonplaats vrouw] naar school (blijven) gaan. De vrouw, die in [woonplaats vrouw] werkt, zal [naam kind] met de auto naar school brengen. De vrouw zal zich ervoor blijven inzetten om ervoor te zorgen dat [naam kind] en haar vader elkaar op frequente en regelmatige basis zullen blijven zien.
De man reageerde niet meteen afwijzend toen de vrouw hem van het voornemen van de verhuizing op de hoogte bracht, maar hij gaf uiteindelijk geen toestemming om te verhuizen. Hij heeft de vrouw niet verteld waarom hij niet instemt met de verhuizing.
De vrouw heeft na de indiening van het verzoekschrift een screenshot van een Whatsapp bericht overgelegd, waarin de man schrijft dat hij akkoord is met de verhuizing, mits [naam kind] om de week van maandag tot maandag bij de ene ouder verblijft.
3.4.
De vrouw voert verder aan dat haar belang om te verhuizen bovendien is gelegen in het feit dat zij recht heeft om een nieuw bestaan op te bouwen in een door haarzelf te kiezen woonomgeving. De vrouw is van mening dat het haar vrijstaat om zelf te kiezen waar zij zou willen dat haar sociale leven zich afspeelt.. Het feit dat dat in [woonplaats] is, is volgens de vrouw geen reden om niet te mogen verhuizen. Bovendien betreft het een verhuizing binnen een straal van slechts 17,4 km van haar huidige woning.
3.5.
De man heeft geen verweer gevoerd in de procedure.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad heeft geen bezwaar tegen het verzochte. Als [naam kind] ook naar een school in [woonplaats] zou gaan zou de invloed van een verhuizing voor de man wel groter zijn, aldus de Raad.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna "BW") kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient de rechtbank een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechter zal bij haar beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3.
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient de rechtbank bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen.
5.4.
De rechtbank stelt voorop dat, nu de man in de procedure geen verweer heeft gevoerd en evenmin op de zitting is verschenen, zijn standpunt over het verzochte niet in de beoordeling betrokken kan worden. De rechtbank zal ook niet ingaan op de door de man tegenover de vrouw gemaakte opmerking over aanpassing van de zorgregeling, nu dit niet ter beoordeling voorligt.
5.5.
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat er sprake is van de noodzaak om te verhuizen, nu zij thans nog samen met [naam kind] bij haar ouders woont, en zij en haar huidige partner binnenkort een kindje verwachten. Omdat in [woonplaats vrouw] , waar de vrouw thans woont, geen geschikte woning beschikbaar was, heeft de vrouw samen met haar huidige partner in [woonplaats] een woning gezocht en ook toegewezen gekregen. Deze woning ligt op 17 kilometer afstand van haar huidige woning. De vrouw heeft in het verzoekschrift en op de zitting toegezegd dat de huidige contactregeling in stand zal blijven en dat [naam kind] op haar huidige school kan blijven. De rechtbank constateert dat er voor de man na een verhuizing van de vrouw niets verandert in het contact met [naam kind] . Mede daarom acht de rechtbank een verhuizing voorts in het belang van [naam kind] .
Gebleken is dat de vrouw de man voorafgaand aan de procedure heeft ingelicht over haar voornemen om te verhuizen.
5.6.
De rechtbank zal, alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemend, gelet ook op het standpunt van de Raad, het verzoek van de vrouw toewijzen.
5.7
De rechtbank zal verder de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat zij het belang van de vrouw, gelet op haar gevorderde zwangerschap, zo snel mogelijk te kunnen verhuizen groter acht dan het belang van de man dat eerst nog een hoger beroep afgewacht moet worden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de man in de procedure geen verweer heeft gevoerd en niet ter zitting is verschenen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om samen met de minderjarige
[naam kind], geboren op [datum geboorte] te [plaats geboorte] , naar [woonplaats] te verhuizen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te [woonplaats vrouw] door mr. T. ter Brugge, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
30 maart 2022in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: ah