In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2022 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met haar minderjarige dochter. De vrouw, die momenteel bij haar ouders woont, heeft verzocht om toestemming om samen met haar dochter naar een andere woonplaats te verhuizen. De man, de vader van het kind, is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en haar huidige partner een geschikte woning hebben gevonden in de nieuwe woonplaats, en dat de verhuizing noodzakelijk is gezien de omstandigheden, waaronder de aanstaande geboorte van een nieuw kindje. De rechtbank heeft het belang van de vrouw om te verhuizen zwaarder laten wegen dan het belang van de man om het hoger beroep af te wachten, vooral omdat de man niet actief heeft deelgenomen aan de procedure. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen bezwaar tegen de verhuizing, mits de huidige zorgregeling in stand blijft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw zo snel mogelijk kan verhuizen. De beslissing houdt rekening met het belang van het kind, dat niet negatief beïnvloed zal worden door de verhuizing.