In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en de GI (Gemeente Instelling) betreffende de omgang met zijn minderjarige dochter. De vader, die niet met gezag is belast, vorderde een plan van aanpak van de GI om frequente omgang met zijn dochter te bewerkstelligen. De minderjarige verblijft onder toezicht van de GI in een pleeggezin en heeft omgang met de moeder. De vader heeft zijn dochter erkend en heeft geprobeerd om contact en omgang met haar te realiseren, maar dit is door de GI tegengehouden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen objectieve redenen zijn om aan te nemen dat omgang tussen de vader en de dochter gevaarlijk zou zijn. De GI werd bevolen om uiterlijk op 15 april 2022 een plan van aanpak op te stellen voor de omgang, met drie begeleide omgangsmomenten, waarvan de eerste uiterlijk op 15 mei 2022 moet plaatsvinden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de toestemming van de moeder niet nodig is voor de uitvoering van de omgangsregeling. De vorderingen van de vader met betrekking tot een dwangsom en proceskosten werden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de GI de omgang heeft getraineerd.