ECLI:NL:RBNNE:2022:1410

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
LEE 21/3605
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in het kader van mijnbouwschade en waardedaling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, gaat het om een verzoek om proceskostenveroordeling naar aanleiding van een afwijzing van een aanvraag tot vergoeding van waardedaling door het Instituut Mijnbouwschade Groningen. De rechtbank heeft op 29 april 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend die op 4 januari 2021 werd afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 11 oktober 2021 ongegrond verklaard. Hierop hebben de verzoekers beroep ingesteld, maar dit beroep werd op 5 april 2022 ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven geen grond te zien voor vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank concludeert dat de nadere onderbouwing door verweerder, die pas in het verweerschrift werd gegeven, niet kan worden aangemerkt als een tegemoetkoming aan het beroep van verzoekers. Daarom vindt de rechtbank geen grond om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 april 2022. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3605

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] en [verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser [verzoeker] tot vergoeding van waardedaling afgewezen.
In het besluit van 11 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker [verzoeker] ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brieven van 18 februari 2022 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat het beroep op 7 april 2022 behandeld zal worden.
Verzoekers hebben bij brief van 5 april 2022 het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld geen grond te zien voor vergoeding van de proceskosten aan eisers.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3.1.
Verzoekers voeren aan dat verweerder pas in het verweerschrift gemotiveerd heeft waarop verweerder het bestreden besluit gebaseerd heeft, nu uit een tabel in het verweerschrift blijkt dat er na verkrijging van de woning bevingen op het perceel van verzoekers hebben plaatsgevonden. Deze tabel was ten onrechte niet opgenomen in het bestreden besluit, terwijl de betreffende gegevens al wel bekend waren bij verweerder.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een nadere onderbouwing, los van de vraag of hiermee een motiveringsgebrek is hersteld, niet aangemerkt worden als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan het beroep van verzoekers als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb zodat de rechtbank hierin geen grond vindt om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Conclusie en gevolgen

Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.