ECLI:NL:RBNNE:2022:1381

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
18/222051-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake brandstichting in woning te Winschoten met levensgevaar voor omwonenden

Op 3 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenvonnis gewezen in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van brandstichting in een woning te Winschoten op 23 mei 2021. De verdachte, geboren in 1965, is gedetineerd en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.P. Groot. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide, heeft veroordeling gevorderd voor de tenlastelegging van opzettelijke brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 23 mei 2021 een brand heeft gewoed in de woning van de verdachte, die onderdeel uitmaakt van een appartementencomplex. De verdachte ontkent de brand te hebben gesticht, maar de rechtbank concludeert op basis van het dossier en de getuigenverklaringen dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk is voor de brand. Er zijn sterke aanwijzingen dat de verdachte een jerrycan met benzine heeft gebruikt om de brand te stichten, en er zijn sporen van benzine aangetroffen op zijn schoenen.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om een psychiatrisch rapport op te laten maken over de verdachte, die lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van opioïden. Dit is van belang voor de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte en de mogelijke behandelnoodzaak. De zaak is geschorst voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, om het psychiatrisch onderzoek te laten plaatsvinden.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/222051-21
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 mei 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , thans gedetineerd in [instelling]
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide,

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2021 te Winschoten, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning gelegen op of aan de [straatnaam] , kamernummer [nummer] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
  • een tapijt/kleed in de woonkamer besprenkeld met benzine, in ieder geval (een) dergelijk(e) vluchtige ontbrandbare vloeistof en/of
  • een dekbed en/of matras in de slaapkamer besprenkeld met benzine, in ieder geval (een) dergelijk(e) vluchtige ontbrandbare vloeistof en/of
  • een stukje hout onder de dorpel van de deur van de woonkamer besprenkeld met benzine, in iedergeval (een) dergelijk(e) vluchtige ontbrandbare vloeistof en/of
  • voornoemd tapijt/kleed en/of dekbed en/of matras en/of een stukje hout onder de dorpel van dedeur en/of voornoemde vluchtige ontbrandbare vloeistoffen in aanraking gebracht met open vuur,
ten gevolge waarvan er onder meer een explosie is ontstaan en/of de gehele woning geheel en/of gedeeltelijk vlam vatte en/of is verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of een ontploffing teweeg is gebracht, en daarvan gemeen gevaar voor (de inventaris van) bovengenoemde woning en/of (de inventaris van) omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in bovengenoemde woning en/of omliggende woningen aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in bovengenoemde woning en/of omliggende woningen aanwezige perso(o)n(en), in elk gevalgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde, kort gezegd brandstichting in een woning in een appartementencomplex in Winschoten, met dien verstande dat sprake was van zowel gevaar voor goederen als levensgevaar voor de personen die aanwezig waren in de omliggende woningen in het complex.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte ontkent de brand te hebben gesticht, dat zijn leeftijd niet overeenkomt met de door getuigen geschatte leeftijd van de man die de jerrycan met benzine kocht en dat niet duidelijk is geworden hoe de brand is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier
1de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Op 23 mei 2021 vond een brand plaats in een woning aan de [straatnaam] te Winschoten.
Deze woning (met kamernummer [nummer] ) wordt gehuurd door verdachte en maakt onderdeel uit van een appartementencomplex.
23Verdachte ontkent dat hij deze band heeft gesticht.
De rechtbank komt op grond van de hierna uiteengezette feiten en omstandigheden tot de conclusie dat verdachte deze brand wel degelijk heeft gesticht.
Tijdlijn
Op 23 mei 2021 hoorde een buurvrouw van verdachte, [naam 1] , een explosie. Ze belde daarop het noodnummer 112 om 14:09 uur.
4Verdachte was die dag aanvankelijk thuis, maar is op enig moment op de fiets naar zijn vriend [naam 2] in Beerta is gegaan. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte daar aankwam tussen 14:15 en 15:00 uur.
5Het is volgens Google Maps 29 minuten fietsen vanaf de woning van verdachte naar de woning van [naam 2] .
6Uitgaande van deze reistijd, zou verdachte uiterlijk omstreeks 14:31 uur bij zijn woning weg zijn gegaan, dat is uiterlijk 22 minuten na de melding van [naam 1] en dus na de ontploffing.
Slot woning
Op het moment van aankomst van de politie (nog voor aankomst van de brandweer) was de woning van verdachte op slot en niet geforceerd. Er was geen schade zichtbaar aan het slot en de aanwezige beschadigingen aan de deur zijn te verklaren door de inzet van de brandweer.
7Verdachte is de enige bewoner en heeft net als de verhuurder één sleutel van de woning.
89Bij zijn vertrek op de middag van 23 mei 2021 heeft verdachte zijn woning op slot gedaan.
10
Brandonderzoek
De brandweer constateerde dat met name in de slaap-en woonkamer sprake was van brandschade. Op de vloer van de woning werd een sprenkelpatroon waargenomen en in de woonkamer werd een jerrycan gevonden.
11Op het tapijt in de woonkamer, het matras in de slaapkamer en een stukje hout onder een drempel werden na onderzoek vluchtige stoffen aangetroffen die afkomstig zijn van motorbenzine.
12
De brandweer concludeert dat er zeer sterke aanwijzingen zijn voor een opzettelijke brandstichting. Na het sprenkelen van een ontbrandbare vloeistof in verschillende ruimtes en het ontstaan van de brand is er een dampexplosie ontstaan, gevolgd door brand. Door de explosie is structurele schade ontstaan aan het pand. Er bestond gemeen gevaar voor goederen.
13
Jerrycan benzine
De door de brandweer in de woning van verdachte aangetroffen jerrycan had een inhoud van 5 l, was zwart met een gele dop en van het merk Dunlop. Op deze jerrycan zat een barcode
14. Deze barcode komt overeen met de barcode op de jerrycans van hetzelfde merk, type en dezelfde kleur als de jerrycans die werden verkocht bij het tankstation [naam tankstation].
15
Andere tankstations in de omgeving verkopen geen jerrycans die overeenkomen met het type dat in de woning van verdachte is aangetroffen. Normaliter verkoopt tankstation [naam tankstation] dit type jerrycan evenmin, maar omdat hun gebruikelijke merk niet leverbaar was, zijn op 15 mei 2021 vier jerrycans van Dunlop geleverd. Van deze vier jerrycans is er een verkocht op 17 mei 2021.
16Op camerabeelden van het tankstation van die dag is te zien dat deze jerrycan werd gekocht door een man. Deze man droeg onder andere een spijkerbroek met zeer opvallende witte stiksels op de achterzijde, zwart met witte schoenen van het merk Nike en een donkerblauwe rugzak.
17De schoenen en de rugzak die verdachte droeg op de dag van zijn aanhouding komen overeen met de schoenen en rugzak van de man die te zien is op de camerabeelden.
18In de woning van verdachte is een broek aangetroffen met dezelfde opvallende stiksels als de broek die de man op de camerabeelden van het tankstation droeg.
19Verdachte heeft verklaard dat hij zijn kleding niet uitleent.
20
De man die jerrycan kocht, vroeg aan de medewerkster van het tankstation hulp bij het tanken, omdat hij dit nog nooit eerder had gedaan. De medewerkster omschreef de man als licht getint en tussen de 25 en 30 jaar oud. Ze benoemde tevens dat hij een mondkapje droeg.
21Een in het tankstation aanwezige klant hielp de man met tanken en schatte de leeftijd van de man rond de 40 jaar. Deze klant verklaarde dat hij een slecht geheugen heeft.
22
Voorts constateert de rechtbank dat op de camerabeelden van het tankstation is te zien dat de man die de jerrycan benzine koopt deze in een vuilniszak stopt en de vuilniszak dichtknoopte op een specifieke manier, namelijk middels een zogeheten
slipped overhand knot. In de woning van verdachte zijn diverse afgesloten plasticzakken aangetroffen, die ook allen op deze specifieke wijze waren dichtgeknoopt.
23
Op de schoenen die verdachte droeg op het moment van zijn aanhouding is benzine aangetroffen.
2425Verdachte heeft verklaard dat hij nog nooit benzine heeft gebruikt. Hij heeft geen verklaring voor de aanwezigheid van benzine op zijn schoenen.
26
Conclusies rechtbank
Gelet op de voorgaande bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat:
  • verdachte de gelegenheid en tijd had om de brand in zijn woning te stichten en
  • dat iemand die over dezelfde kleding beschikt en tevens dezelfde knooptechniek gebruikt als verdachte beschikte over het middel (de jerrycan benzine) waarmee de brand is gesticht.
Dat de medewerkster van het tankstation de man die de jerrycan benzine kocht op 17 mei omschreef als licht getinte man tussen de 25 en 30 jaar oud en dat verdachte, weliswaar licht getint maar destijds 55 jaar oud was, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich mee dat verdachte niet degene kan zijn geweest die de jerrycan benzine bij het denkstation heeft gekocht. Het menselijk geheugen is immers feilbaar, en het (achteraf) schatten van leeftijden is lastig. Dit geldt temeer nu de man die de jerrycan kocht een mondkapje droeg en zijn gezicht dus maar deels te zien was. Dat het schatten van leeftijden lastig is, volgt ook uit het feit dat de in het tankstation aanwezige klant de leeftijd van de man die de jerrycan kocht schatte op rond de 40 jaar. Ook aan de verklaring van deze klant, die zelf verklaarde een slecht geheugen te hebben, hecht de rechtbank geen doorslaggevende waarde.
De rechtbank constateert dat verdachte heeft verklaard dat hij niet in zijn woning was op het moment dat de brand ontstond, dat hij niet degene is die de jerrycan met benzine heeft gekocht en dat hij de jerrycan met benzine niet eerder in zijn woning heeft gezien. Uitgaan van deze lezing zou betekenen dat een man met een vergelijkbare rugzak, vergelijkbare schoenen en bovenal eenzelfde opvallende broek als verdachte op 17 mei 2021 de jerrycan met benzine heeft gekocht bij het tankstation in Winschoten en dat deze man (of iemand die de jerrycan met benzine van deze man heeft ontvangen) in het korte tijdsbestek tussen het vertrek van verdachte naar Beerta en het ontstaan van de brand de afgesloten woning van verdachte is ingegaan zonder over verdachte’s huissleutel te beschikken én zonder sporen van braak achter te laten, om vervolgens brand te stichten in de woning en de woning daarbij op slot achter te laten. Deze optelsom van gebeurtenissen/toevalligheden is hoogst onwaarschijnlijk en zal de rechtbank dan ook terzijde schuiven.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is die brand heeft gesticht in zijn woning. Dat de precieze oorzaak (van het ontstaan) van de brand na onderzoek van de brandweer niet kon worden vastgesteld, doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake nu wel vaststaat dat er geen ander redelijk alternatief voor het ontstaan van de brand is dan dat er opzettelijk een brand en ontploffing is veroorzaakt.
Bij de brand was sprake van zowel gemeen gevaar voor goederen (zoals geconcludeerd door de brandweer) als levensgevaar voor personen. Ten aanzien van het levensgevaar overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel is vereist dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat hiervan sprake zou zijn. Nu de brand plaatsvond in een complex waarin zich diverse wooneenheden bevonden en enkele bewoners (onder meer [naam 1] , [naam 3]
27en [naam 4]
28) thuis waren op het moment van de brand, is de rechtbank van oordeel dat ook levensgevaar voor personen bewezen kan worden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 23 mei 2021 te Winschoten opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning gelegen aan de [straatnaam] , kamernummer [nummer] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
  • een tapijt/kleed in de woonkamer besprenkeld met benzine en
  • een dekbed en matras in de slaapkamer besprenkeld met benzine en
  • een stukje hout onder de dorpel van de deur van de woonkamer besprenkeld met benzine en - voornoemd tapijt en/of dekbed en/of matras en/of stukje hout en/of voornoemde vluchtige ontbrandbare vloeistoffen in aanraking gebracht met open vuur,
ten gevolge waarvan er onder meer een explosie is ontstaan en de woning gedeeltelijk vlam vatte en is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor (de inventaris van) bovengenoemde woning en (de inventaris van) omliggende woningen, en levensgevaar voor de in omliggende woningen aanwezige personen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in omliggende woningen aanwezige personen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Heropening onderzoek
Bij de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. De rechtbank acht zich op basis van de rapportages omtrent de persoon van verdachte onvoldoende geïnformeerd en niet in staat een weloverwogen en verantwoorde beslissing te nemen over de afdoening van deze zaak.
De rechtbank beschikt over een psychologisch onderzoek van GZ-psycholoog N. van der Weegen d.d. 19 februari 2022 en een tweetal reclasseringsrapporten.
In het psychologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van opioïden (in langdurige remissie) en dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog kon echter niet beoordelen of de stoornissen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het ten laste gelegde feit, omdat verdachte dit ontkent en er geen delictscenario kon worden opgesteld. Hierdoor kon evenmin worden ingeschat in welke mate het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend, in hoeverre de geconstateerde stoornissen recidiveverhogend zouden zijn en kon geen zorg- en/of behandeladvies worden gegeven.
De reclassering ziet vanwege de ontkennende houding van verdachte geen mogelijkheden om met interventies of toezicht risico's te beperken of gedrag te veranderen.
Nu middels dit vonnis vaststaat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een brandstichting waarbij onder meer levensgevaar voor omwonenden bestond, zijnde een zeer ernstig feit, acht de rechtbank het van groot belang dat nogmaals wordt getracht een antwoord te krijgen op de door de ontkenning van verdachte onbeantwoord gebleven vragen uit het psychologisch onderzoek. Het hernieuwde onderzoek dient (in ieder geval in eerste instantie) uitgevoerd te worden door een psychiater. De rechtbank realiseert zich dat noch in het trajectconsult, noch in de rapportage van de psycholoog wordt geconcludeerd tot de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis in engere zin, maar voor een zo volledig mogelijk beeld van de persoon van verdachte, zijn mogelijke drijfveren bij het stichten van de brand en een eventuele behandelnoodzaak acht de rechtbank een dergelijk onderzoek wel van belang. De rechtbank betrekt daarbij dat er in het dossier in ieder geval enige aanwijzingen kunnen worden gevonden voor een mogelijke psychiatrische stoornis, zoals in de verklaring van de getuige [naam 4] (p. 116) die verklaard heeft dat verdachte buiten de realiteit leefde, de (familie van zijn) huurbaas omschreef als “duivels” en de zelfmoord van een medebewoonster toeschreef aan “het werk van demonen”, maar ook in het (ogenschijnlijk) ontbreken van een min of meer rationeel navolgbaar motief voor de brandstichting.
De rechtbank zal daarom de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris teneinde psychiatrisch onderzoek te laten verrichten. Hierbij dienen de gebruikelijke vragen aan de psychiater te worden gesteld, bij de rechter-commissaris bekend. Bij de beantwoording van de vragen dient de psychiater uit te gaan van de bewezenverklaring van het feit zoals in dit vonnis opgenomen en acht te slaan op het proces-verbaal van de zitting. Aanvullend dient de psychiater zich uit te laten over de vraag of naar aanleiding van zijn of haar onderzoek een nader psychologisch onderzoek noodzakelijk is, hetzij door de oorspronkelijke rapporteur dan wel door een andere psycholoog. De rechter-commissaris dient in dat laatste geval ervoor zorg te dragen dat hiertoe een psycholoog wordt benoemd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen voor onbepaalde tijd.

Uitspraak

De rechtbank

Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd,
doch maximaal drie maanden,
  • stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken indeze rechtbank, teneinde zorg te dragen voor het laten opmaken van een psychiatrisch onderzoeksrapport, zoals hiervoor overwogen;
  • beveelt de voortzetting van de voorlopige hechtenis;
  • beveelt de oproeping van verdachte en de raadsman tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2022.
Mr. Jongsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Het dossier met nummer PL0100-2021133724, gesloten op 11 november 2021; alle genoemde bewijsmiddelen zijn afkomstig uit dit dossier, tenzij anders is vermeld.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2021, p.31 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2021, p.44 e.v.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 1] d.d. 21 juni 2021, p.144 e.v.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 2] d.d. 12 juni 2021, p.127 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2021, p.106.
Het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 september 2021, los opgenomen in het dossier.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] d.d. 24 mei 2021, p.14 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 mei 2021, p.234 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 mei 2021, p.234 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2021, p.156 e.v.
De verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Winschoten op 23 mei 2021, opgemaakt door het NFI d.d. 15 juni 2021, p.184 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2021, p.156 e.v.
Het proces-verbaal van vooronderzoek lab, 25 mei 2021, p. 191 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2021, p.107 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2021, p.27 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2021, p.58 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2021, p.66 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2021, p.100 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 augustus 2021, p. 269 e.v.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 6] d.d. 8 juni 2021, p.135 e.v.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 7] d.d. 10 juni 2021, p.139 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 augustus 2021, p.91 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2021, p.156 e.v.
De verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Winschoten op 23 mei 2021, opgemaakt door het NFI d.d. 15 juni 2021, p.184 e.v.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 augustus 2021, p. 269 e.v.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 3] d.d. 25 mei 2021, p.118 e.v.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam 4] d.d. 24 mei 2021, p.115 e.v.