ECLI:NL:RBNNE:2022:1380

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
182042
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en omgangsregeling na beëindiging van de relatie tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de kinderalimentatie en een omgangsregeling voor hun minderjarige kind. De ouders hebben nooit in gezinsverband samengeleefd en hebben een affectieve relatie gehad. De vrouw verzocht om een omgangsregeling en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, terwijl de man verweer voerde en zelfstandig verzoeken indiende voor een lagere alimentatie en gezamenlijk ouderlijk gezag. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, waarbij de man één keer in de vier weken omgang heeft met het kind. De rechtbank heeft de alimentatie vastgesteld op € 184,- per maand, ingaande op 3 januari 2022, rekening houdend met de huidige inkomens van beide ouders en de zorgkorting. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/182042 / FA RK 22-6
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 15 april 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. van der Welle, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. D.C.A. van Wessel, kantoorhoudende te Barendrecht.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 3 januari 2022;
- het verweerschrift van de man, tevens inhoudende zelfstandige verzoeken, ingekomen op 1 februari 2022;
- een F9-formulier van de man met bijlagen, ingekomen op 7 maart 2022;
- het verweerschrift van de vrouw op het zelfstandig verzoek, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek en wijziging verzoek, ingekomen op 9 maart 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Van der Welle;
- de man, bijgestaan door mr. Van Wessel;
- mevrouw C. Heins, namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
1.3.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de rechter met de minderjarige [naam] gesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [naam] , geboren op 16 januari 2009 in de gemeente [geboortedatum] .
2.3.
[naam] is door de man erkend. De vrouw heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over [naam] . [naam] woont bij de vrouw.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw verzoekt, na wijziging, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. een omgangsregeling tussen de man en [naam] te bepalen, inhoudende dat [naam] ieder derde weekend van de maand op zondag van 11.00 uur tot 15.00 uur omgang heeft met de man in [woonplaats] ;
II. te bepalen dat de man, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift van de vrouw, aan de vrouw een bedrag van € 171,- per maand dient te voldoen ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] , telkens bij vooruitbetaling door de man aan de vrouw te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2.
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw. De man verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de man gehouden is een bedrag ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] te voldoen van € 50,- per maand, althans een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie juist acht, steeds voor de eerste van de maand te voldoen;
II. te bepalen dat de man samen met de vrouw wordt belast met gezamenlijk ouderlijk gezag over [naam] ;
III. een zorg- en contactregeling vast te leggen, waarbij rekening wordt gehouden met een opbouw van de omgangsmomenten, welke er als volgt uit zal zien:
- de omgang zal twee maanden lang één keer in de vier weken plaatsvinden op zaterdag van 11.00 uur tot 19.00 uur te [woonplaats] , waarbij de man iets leuks met [naam] zal ondernemen;
- daarna zal de omgang één keer in de vier weken van zaterdag 11.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man thuis plaatsvinden;
- de vakantie wordt zo verdeeld dat [naam] in de zomervakantie twee weken bij de man verblijft en in de oneven jaren zal [naam] eerste kerstdag bij de man doorbrengen en tweede kerstdag bij de vrouw, in de even jaren zal het andersom zijn;
- de man zorgt voor het halen en brengen;
- danwel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen zorg- en contactregeling.
Kosten rechtens.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man, strekkende tot afwijzing daarvan.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man het verzoek tot gezamenlijk ouderlijk gezag ingetrokken. De rechtbank zal hierop daarom niet meer beslissen.

4.De beoordeling

omgang
4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de omgang. Partijen hebben afgesproken dat de man één keer in de vier weken omgang met [naam] heeft, in het laatste weekend van de maand op zaterdag van 11.00 uur tot 16.00 uur. Nu één keer per vier weken niet altijd overeenkomt met het laatste weekend van de maand, zal de rechtbank bij de beslissing het laatste weekend van de maand vastleggen. Indien [naam] op dat moment nog aan het voetballen is, dan haalt de man [naam] op bij het voetbalveld (thuis of uit). [naam] zal over de locatie rechtstreeks met de man communiceren. Indien [naam] om 11.00 uur al thuis is, dan haalt de man hem thuis op. De zondag voor het omgangsweekend laat de man aan [naam] weten of de omgang door gaat. Partijen staan open voor omgang in de vakantie, maar dat zal pas gaan plaatsvinden indien [naam] aangeeft dat hij daar aan toe is. Eerst moet de omgangsregeling goed gaan lopen en er een band worden opgebouwd tussen de man en [naam] .
4.2.
De rechtbank overweegt dat het positief is dat partijen deze afspraken hebben gemaakt en zal deze omgang vastleggen. Het is begrijpelijk dat de praktische aspecten van de omgang rechtstreeks tussen de man en [naam] worden afgestemd, maar andere onderwerpen moeten de man en de vrouw met elkaar afstemmen. Voorkomen moet worden dat [naam] een ‘boodschapper’ wordt van de ouders.
alimentatie
ingangsdatum
4.3.
De vrouw heeft verzocht de alimentatie vast te stellen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 3 januari 2022. De man heeft hiertegen geen verweer gevoerd zodat de rechtbank als ingangsdatum 3 januari 2022 zal hanteren.
behoefte
4.4.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het gezinsinkomen. Hoe meer ouders te besteden hebben, hoe meer zij uitgeven aan hun kinderen. De rechtbank moet daarom eerst vaststellen wat de ouders te besteden hadden toen zij nog bij elkaar waren.
4.5.
De vrouw stelt dat de behoefte van [naam] conform het Rapport van de Expertgroep Alimentatie moet worden vastgesteld. Omdat partijen nooit met [naam] in gezinsverband hebben samengeleefd, moet de behoefte berekend worden door het gemiddelde te nemen van de behoefte op basis van het inkomen van de man en de behoefte op basis van het inkomen van de vrouw. In dit geval moet volgens de vrouw de behoefte berekend worden op basis van het huidige inkomen van partijen omdat zowel het inkomen van de vrouw als het inkomen van de man hoger is dan het gezamenlijke inkomen van partijen ten tijde van de geboorte van [naam] .
4.6.
De man betwist de inkomensstijging niet. De man stelt dat de huidige welstand van zowel de man als de vrouw niet alleen aan [naam] toekomt, er moet bij het berekenen van de behoefte rekening worden gehouden met de andere kinderen. De man heeft nog een minderjarig kind ( [naam 2] ) en de vrouw nog een minderjarige dochter ( [naam 3] ).
4.7.
De rechtbank zal de behoefte vaststellen, conform het rapport van de Expertgroep, op basis van het gemiddelde van het huidige inkomen van de man en het huidige inkomen van de vrouw. In de berekening zal de rechtbank uitgaan van de huidige situatie en rekening houden met de andere kinderen.
4.8.
Uit de aangehechte bijlage 1 volgt dat de man zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) per maand € 3.410,- bedraagt, daarbij is rekening gehouden met het kindgebonden budget ad € 2.446,- en alleenstaande ouderkop ad € 3.118,- (beide per jaar). Uitgaande van de situatie dat [naam] bij de man woont, samen met zijn halfbroertje [naam 2] , is een puntenaantal van 4 punten van toepassing. Toepassing van de tabel heeft bij voornoemd NBI de volgende uitkomst: € 610,- + (410/500 x 125) = € 712,50. Dat is de behoefte van [naam] en [naam 2] samen, zodat de behoefte per kind afgerond € 356,- bedraagt.
4.9.
Uit de aangehechte bijlage 2 volgt dat de vrouw haar NBI per maand € 2.424,- bedraagt, daarbij is rekening gehouden met het kindgebonden budget ad € 2.549,- en de alleenstaande ouderkop ad € 3.250 (beide per jaar). Uitgaande van de situatie dat [naam] bij de vrouw woont, samen met zijn halfzusje [naam 3] , is een puntenaantal van 2 punten van toepassing. Toepassing van de tabel heeft de volgende uitkomst:
€ 350,- + (424/500 x 125) = € 456,-. Dat is de behoefte van [naam] en [naam 3] samen, zodat de behoefte per kind afgerond € 228,- bedraagt.
4.10.
De behoefte van [naam] is het gemiddelde van de hiervoor genoemde bedragen: (€ 356,- + € 228,-) / 2 = € 292,-.
draagkracht
4.11.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien.
4.12.
Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie heeft ontwikkeld. Het NBI van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Verder rekent de rechtbank met een forfaitair bedrag aan vaste lasten, dat ieder jaar wordt bijgesteld. Ook rekent zij met een budget voor – primair – wonen van 30% van het NBI. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het NBI blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. In dit geval ziet die berekening er als volgt uit: 70% [NBI – (NBI X 0,3 + 1020].
draagkracht man
4.13.
Uit de aangehechte bijlage 3 volgt dat de man zijn NBI € 3.297,- bedraagt. Volgens de hiervoor vermelde methode heeft de man een draagkracht van € 902,- per maand.
draagkracht vrouw
4.14.
Uit de aangehechte bijlage 4 volgt dat de vrouw haar NBI € 2.424,- bedraagt. Volgens de hiervoor vermelde methode heeft de vrouw een draagkracht van € 474,-.
verdeling kosten
4.15.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kind, dan moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
4.16.
De man en de vrouw hebben samen voldoende draagkracht om de kosten van [naam] te betalen, naast de kosten van [naam 2] en [naam 3] . Uit bijlage 5 blijkt dat de man zijn aandeel in de kosten van [naam] € 199,- bedraagt. Het aandeel van de vrouw bedraagt € 93,-.
zorgkorting
4.17.
Zoals omschreven in het rapport van de Expertgroep dient er vanwege de zorgregeling een zorgkorting toegepast te worden.
Voor [naam] zal de omgang met de man voorlopig minder dan 1 dag per week zijn. Daarbij past een zorgkorting van 5% van de behoefte, dus afgerond € 15,- per maand. Dat betekent dat de man een bedrag van 199 -15= € 184,- per maand aan de vrouw moet betalen. De man heeft aangevoerd dat hij hoge kosten heeft voor de benzine, maar de rechtbank ziet gelet op de uitgangspunten in voornoemd rapport geen aanleiding om daarmee rekening te houden in het te betalen bedrag.
kosten rechtens
4.18.
Het petitum van het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoeken van de man wordt afsloten met de woorden 'kosten rechtens'. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen sprake van een uitdrukkelijk verzoek tot een proceskostenveroordeling. De rechtbank vat de woorden 'kosten rechtens' op als een referte ten aanzien van het al dan niet uitspreken van een veroordeling in de proceskosten in de zin van artikel 289 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering. Daartoe ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden echter geen aanleiding.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de volgende omgangsregeling zal gelden:
[naam] heeft in het laatste weekend van elke maand op zaterdag van 11.00 uur tot 16.00 uur omgang met de man. Indien [naam] op dat moment nog aan het voetballen is, dan haalt de man [naam] op bij het voetbalveld (thuis of uit). [naam] zal over de locatie rechtstreeks met de man communiceren. Indien [naam] om 11.00 uur al thuis is haalt de man hem thuis op. De zondag voor het omgangsweekend laat de man aan [naam] weten of de omgang door gaat;
5.2.
bepaalt de som welke de man, met ingang van 3 januari 2022, aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] op € 184,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, voor zover de termijnen niet zijn verstreken;
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J. Teertstra, rechter, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 876