ECLI:NL:RBNNE:2022:1350

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
182707
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot toevertrouwing kinderen, zorgregeling en alimentatie

In deze zaak heeft de vrouw de rechtbank verzocht om voorlopige voorzieningen in het kader van de echtscheidingsprocedure. De vrouw verzocht om de voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan haar, een zorgregeling tussen de man en de kinderen, en een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om het gebruik van de woning en de toevertrouwing van de kinderen aan hem. De rechtbank heeft op 5 april 2022 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de belangen van de kinderen voorop stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd, en dat de zorgregeling zoals deze al bestond, wordt voortgezet. De man is verplicht om een bijdrage in de kosten van de kinderen te betalen, vastgesteld op € 142,50 per kind per maand. De verzoeken van de vrouw met betrekking tot de uitschrijving uit de BRP en de hypothecaire lasten zijn afgewezen, omdat deze niet onder de voorlopige voorzieningen vallen zoals bedoeld in artikel 822 Rv. De rechtbank heeft benadrukt dat de huidige situatie voor de kinderen zo veel mogelijk moet worden behouden, gezien de spanningen tussen de ouders en de impact van de echtscheiding op de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/182707 / FA RK 22-151
beschikking voorlopige voorzieningen van de enkelvoudige familiekamer d.d. 5 april 2022
inzake
[de vrouw]
wonende te [woonplaats]
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[de man]
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. S.C. Bosch, kantoorhoudende te Dokkum.

1.Procesverloop

1.1.
De vrouw heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoekschrift strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen als bedoeld in art. 822 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv), ingekomen per e-mail op 25 februari 2022.
1.2.
Bij de gedingstukken bevinden zich:
- een bericht van de vrouw van 14 maart 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoekschrift, van de man van 14 maart 2022 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
1.3.
Op 17 maart 2022 heeft de rechtbank brieven d.d. 9 maart 2022 respectievelijk 7 maart 2022 ontvangen van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
1.4.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 17 maart 2022. Daarbij waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Leeuwarden (hierna ook te noemen: de RvdK).
1.5.
De minderjarige [minderjarige 1] is, gelet op zijn leeftijd, uitgenodigd om zijn mening kenbaar te maken over de verzoeken. Hij is, buiten aanwezigheid van partijen, voorafgaand aan de mondelinge behandeling door de kinderrechter gehoord. Ter zitting is hiervan een zakelijke weergave gegeven.

2.Feiten

2.1.
De volgende feiten zijn van belang.
2.2.
Partijen zijn op [datum] te [plaats] met elkaar gehuwd. Zij zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
2.3.
Blijkens de door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde Basisregistratie Personen (BRP) staan partijen beiden nog ingeschreven op het adres [adres] . In de BRP van de man is opgenomen dat zijn verblijfplaats sinds 19 januari 2022 in onderzoek is.
2.4.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.5.
De man heeft in december 2021 een verzoek tot echtscheiding bij deze rechtbank ingediend.

3.Verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om, bij wege van voorlopige voorziening, en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
de kinderen voorlopig worden toevertrouwd aan de vrouw;
er een zorgregeling zal gelden tussen de man en de kinderen, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagavond 19:00 uur tot zondagavond 19:00 uur bij de man verblijven, alsmede dat de kinderen ook gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de man verblijven, in onderling overleg te regelen;
de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met een bedrag van € 144,- per kind per maand, welke bedragen hij telkenmale voor de eerste van de maand zal betalen aan de vrouw;
de vrouw, bij uitsluiting van de man, gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning in [adres] (hierna: de woning) en de daartoe behorende inboedel;
de man zich, uiterlijk binnen twee dagen na dagtekening van de beschikking, waarbij het gebruik van de woning voorlopig is toegekend aan de vrouw, dient in de gemeentelijke basisadministratie (basisregistratie personen) uit te schrijven van het adres van de woning;
dat de man de hypothecaire lasten verbonden aan de woning en de overige eigenaarslasten zal blijven betalen, een en ander zonder nadere verrekening met de vrouw.
3.2.
Voor zover nodig heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek vermeerderd en de rechtbank verzocht een door de man aan de vrouw te betalen bedrag aan partneralimentatie vast te stellen op € 553,- per maand.
3.3.
De man voert (deels) verweer en verzoekt de rechtbank zelfstandig om te bepalen, dat:
de man, met uitsluiting van de vrouw, gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning en de daarbij behorende inboedel;
de kinderen voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan de man worden toevertrouwd;
de vrouw wordt veroordeeld om met ingang van de datum van dit verzoek een bedrag van € 150,- per kind per maand aan de man te voldoen als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is gericht op het verkrijgen van een ordemaatregel in een situatie waarin een beslissing in de hoofdzaak (de echtscheidingsprocedure) niet kan worden afgewacht en waarin een zekere mate van spoedeisendheid aan de orde is. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een korte motivering.
Toevertrouwing kinderen, woning/inboedel en zorgregeling
4.2.
Partijen hebben eind mei 2021 hun relatie verbroken. De vrouw verblijft sindsdien met de kinderen in de woning. De man woont sindsdien op verschillende plekken, laatstelijk bij zijn nieuwe partner in [woonplaats] . De kinderen verblijven eens in de veertien dagen een weekend bij de man. De man wil terugkeren naar de woning en deze ook overnemen. Volgens de man is de vrouw voornemens om met de kinderen naar [woonplaats] te verhuizen en haar intrek te nemen bij haar nieuwe partner met de kinderen. De vrouw zou daar in de afgelopen maanden bijna ieder weekend verblijven, aldus de man. Volgens de vrouw speelt de verhuizing naar [woonplaats] , zoals de man stelt, op die moment nog niet.
4.3.
De RvdK heeft tijdens de mondelinge behandeling onder meer naar voren gebracht, dat er veel spanningen zijn tussen de ouders. In het belang van de kinderen moeten de ouders gaan nadenken over hoe ze hun onderlinge verstandhouding kunnen gaan verbeteren. Zo nodig met hulpverlening van bijvoorbeeld het gebiedsteam dan wel het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding van Jeugdhulp Friesland. Voor nu, moet de huidige situatie, waarbij de kinderen met de vrouw in de echtelijke woning verblijven en de kinderen eens in de veertien dagen bij de man verblijven, zo blijven. Komende periode moeten partijen dan met elkaar in gesprek gaan over hoe ze hun scheiding verder gaan regelen, waarbij er ook duidelijkheid over de woning moet komen. Voorkomen moet worden dat het een jarenlang slepende echtscheiding wordt.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De kinderen hebben de afgelopen tijd met veel veranderingen te maken gehad in verband met het uiteengaan van hun ouders. Daarnaast zijn zij getuige (geweest) van de spanningen tussen hen en de echtscheidingsstrijd van hun ouders, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet tegemoet komt aan de belangen van de kinderen. Wat voor de kinderen niet veranderd is, is dat zij in hun vertrouwde omgeving zijn blijven wonen en naar hun eigen school en (sport) activiteiten konden blijven gaan. De rechtbank is van oordeel - en daarin volgt de rechtbank het advies van de RvdK - dat dit voor de duur van de echtscheidingsprocedure ook zo moet blijven. In het belang van de kinderen dienen wijzigingen voor hen in de huidige onrustige tijd zoveel mogelijk te worden beperkt, nu het uit elkaar gaan van de ouders op zich al een grote verandering voor hen teweeg heeft gebracht. Daarbij is niet gebleken dat de man voorlopig niet bij zijn nieuwe partner kan verblijven.
4.5.
Voorgaande betekent dat de rechtbank het verzoek van de vrouw om de kinderen voor de duur van de echtscheidingsprocedure aan haar toe te vertrouwen, zal toewijzen. Dit impliceert dat ook het verzoek van de vrouw dat zij gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning, en de daartoe behorend inboedel, zal toewijzen. Nu de man geen verweer heeft gevoerd tegen de door de vrouw verzochte zorgregeling en de rechtbank deze zorgregeling - die reeds lange tijd loopt en waaraan de kinderen gewend zijn - zal de rechtbank deze regeling vastleggen. De rechtbank zal het voorgaande toewijzen met ingang van heden.
Uitschrijven uit de BRP en lasten woning
4.6.
De rechtbank zal de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de uitschrijving uit de BRP en de hypothecaire lasten/eigenaarslasten afwijzen, nu deze verzoeken niet vallen onder de limitatieve opsomming van de voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv.
Kinder- en partneralimentatie
4.7.
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een vaststelling van een voorlopige alimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Deze vaststelling heeft het karakter van een ordemaatregel, waarbij het gaat om een eventuele bijdrage voor de duur van de echtscheidingsprocedure. De rechtbank sluit zoveel mogelijk aan bij de feitelijke situatie van partijen, waarin geen plaats is voor de beoordeling van de discussies tussen partijen over de woonlasten van partijen en die van de man met betrekking tot het wonen bij zijn huidige partner. De rechtbank is van oordeel dat partijen deze discussies verder in de bodemprocedure moeten voeren. In dit kader zal de rechtbank het (voorwaardelijk) verzoek ten aanzien van de partneralimentatie (inhoudende een verkapte betaling van de woonlasten) afwijzen.
Ingangsdatum
4.8.
Zoals te doen gebruikelijk zal de rechtbank de ingangsdatum bepalen op de datum van deze beschikking, 5 april 2022.
Behoefte
4.9.
Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van de kinderen € 404,- per kind per maand bedraagt (totaal € 1.616,- per maand). In het kader van deze voorlopige voorzieningen procedure gaat de rechtbank hier vanuit, waarbij er geen plaats is voor de discussie tussen partijen over de eventuele behoefte verhogende kosten van de kinderopvang. Partijen moeten deze discussie verder in de bodemprocedure voeren.
Berekening draagkracht van partijen
4.10.
Vervolgens moet worden beoordeeld in welke verhouding dit eigen aandeel in de kosten van de kinderen tussen de ouders moet worden verdeeld.
De rechtbank zal voor de berekening van de draagkracht van partijen de jaaropgaven 2021 als uitgangspunt nemen en de tarieven 2022-1 hanteren.
- Draagkracht man
4.11.
De man heeft bij verweerschrift een jaaropgave 2021 overgelegd, waaruit blijkt dat zijn jaarinkomen € 36.015,- bedroeg. Hiervan uitgaande heeft de man zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) becijferd op € 2.409,- per maand. De rechtbank zal deze berekening aanpassen wat betreft de inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 2.534,- per maand, nu partijen nog op hetzelfde adres staan ingeschreven en hier recht op hebben. De rechtbank berekent het NBI van de man dan op € 2.620,- per maand (bijlage 1).
De draagkracht van de man bedraagt dan volgens de formule:
70% x (€ 2.620,- (30% x € 2.620,- + € 1.020,-) = € 570,- per maand.
- Draagkracht vrouw
4.12.
De rechtbank zal ook bij de berekening van het NBI van de vrouw uitgaan van de jaaropgave 2021, die de vrouw bij bericht van 14 maart 2021 heeft overgelegd. Hieruit blijkt dat het jaarinkomen van de vrouw € 37.936,- bedraagt. Uitgaande van dit inkomen bedraagt het NBI van de vrouw volgens de door de rechtbank gemaakte berekening (bijlage 2), zonder kindgebonden budget, € 2.496,- per maand.
De draagkracht van de vrouw bedraagt dan volgens de formule:
70% x (€ 2.496,- (30% x € 2.496,- + € 1.020,-) = € 509,- per maand.
Zorgkorting
4.13.
Gelet op voormelde zorgregeling zal de rechtbank uitgaan van een zorgkorting van 15% van de totale behoefte van € 1.616,- is afgerond € 244,- per maand.
Verdeling kosten kinderen en conclusie
4.14.
De behoefte van de kinderen bedraagt in totaal € 1.616,- per maand. De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt € 1.079,- per maand. Daarmee zijn zij niet in staat om geheel in de behoefte van de kinderen te voorzien. Het tekort bedraagt € 537,- per maand (€ 1.616,- min € 1.079,-). Dit tekort is meer dan twee keer zo groot als de zorgkorting, waardoor de aanspraak van de man op de zorgkorting vervalt en beide ouders maximaal moeten bijdragen in de behoefte van de kinderen. Dat betekent dat de door de man te betalen kinderalimentatie op € 570,- per maand, zijnde € 142,50 per kind per maand, zal worden bepaald, met ingang van 5 april 2022. De rechtbank zal dit hierna vastleggen.
Berekeningen
4.15.
De door de rechtbank gemaakte twee berekeningen van het NBI van partijen waarnaar verwezen wordt maken onderdeel uit van deze beschikking en zullen als bijlage 1 en 2 aan deze beschikking worden gehecht.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.16.
Nu tegen deze beschikking voorlopige voorziening geen hoger beroep mogelijk is zal de rechtbank de verzoeken van partijen om de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afwijzen, bij gebrek aan belang.

5.Beslissing

De rechtbank:
voor de duur van het geding en met ingang van heden:
5.1.
bepaalt, dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , aan de vrouw worden toevertrouwd en beveelt, voor het geval zij niet reeds in de macht van deze ouder zijn de afgifte van deze minderjarigen zo geen uithuisplaatsing krachtens justitiële maatregel van toepassing is;
5.2.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning, gelegen te [adres] , en de zich daarin bevindende inboedel;
5.3.
bepaalt dat de volgende zorgregeling met betrekking tot de minderjarigen [minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [minderjarige 3] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 4] , geboren op 10 november 2017 te [geboorteplaats] , zal gelden:
de kinderen zullen bij de man verblijven:
 eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagavond 19:00 uur tot zondagavond 19:00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te regelen;
5.4.
bepaalt dat de man met ingang van 5 april 2022 € 142,50 (honderdtwee en veertig euro en vijftig cent) per kind, per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen aan de vrouw;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn:433)