De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen conform het reeds door verdachte ondergane voorarrest (berekend op 189 dagen), alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal 60 dagen met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van de kortdurende klinische opname. De raadsvrouw heeft bepleit dat alle feiten aan verdachte in verminderde mate toegerekend kunnen worden.
Ten aanzien van parketnummer 18-272183-21 feit 4 heeft de raadsvrouw bepleit toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel een voorwaardelijke geldboete.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Op 9 juni 2021 is verdachte over het hek met prikkeldraad van de vliegbasis in Leeuwarden geklommen. Hij liep (naakt) op het terrein van de vliegbasis en kwam bij een loods waar hij naar binnen kon. Daar wikkelde hij zich in verbandmateriaal om zich warm te houden. Aan de achterkant van de loods stond een voertuig met de sleutels er in. Vervolgens reed verdachte daarmee over de vliegbasis en veroorzaakte hij een spoor aan vernielingen. Uit de bij de aangifte bijgevoegde offertes zou blijken van materiële schade van € 33.549,00.
Een dergelijk feit, waar een gebrek aan eerbied voor andermans eigendom uit spreekt, veroorzaakt in het algemeen voor de slachtoffers hinder, schade en ergernis.
Op 23 september 2021 is door een getuige de politie gebeld. De getuige zag vanuit een pand tegenover het appartement van verdachte dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op een tafel lag en dat verdachte het voorwerp pakte en bekeek. Uiteindelijk werd verdachte op straat aangehouden met in zijn rugtas een nepwapen.
Het dragen van een nepwapen vormt een bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde, omdat met een dergelijk nepwapen mensen angst kan worden aangejaagd.
Op 7 oktober 2021 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal bij een supermarkt van aluminiumfolie. Verdachte verklaarde deze nodig te hebben om zich tegen 5g-straling te beschermen. Niettemin zijn winkeldiefstallen ergerlijke feiten en zorgen voor overlast bij slachtoffers. Ook in dit geval heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Na de winkeldiefstal volgde een achtervolging door de binnenstad van Leeuwarden. Verdachte bedreigde daarbij meerdere handhavers met een nepvuurwapen dat hij bij zich droeg. Verdachte droeg ook een mes bij zich. De handhavers verrichten met hun werk een publieke taak. Dat dient te worden gerespecteerd.
Een dergelijke bedreiging vormt een inbreuk op de psychische integriteit van de slachtoffers en heeft in het algemeen een grote impact op (het leven van) slachtoffers, onder meer in de vorm van gevoelens van angst en onveiligheid. De achtervolging met bedreiging heeft plaatsgevonden op de openbare weg. Daarmee draagt dit bij aan in de samenleving levende gevoelens van angst, onrust en onveiligheid.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 13 april 2022. Hieruit blijkt enkel van strafbeschikkingen vanwege overtreding van de APV.
Persoon van de dader
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de verdachte betreffende pro justitia rapport, te weten het psychiatrische onderzoek (in de strafzaak met parketnummer 18-272183-21) van 18 maart 2022 opgesteld door R. Kuiper, psychiater in opleiding, onder supervisie van D.T. van der Werf, psychiater.
De deskundigen hebben, samengevat, geconcludeerd dat er bij verdachte al jarenlang sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis en (in mindere mate) van alcohol. Annex daaraan hebben zich gaandeweg sluimerend psychotische verschijnselen ontwikkeld, die voor nu het best te classificeren zijn binnen een ongespecificeerde schizofreniespectrum stoornis en die steeds meer het functioneren van verdachte zijn gaan beïnvloeden. Differentiaal diagnostisch kan worden gedacht aan een psychotische stoornis door roesmiddelen, maar ondertussen lijkt het klinisch beloop meer geëvolueerd te zijn richting schizofrenie.
Ten tijde van het ten laste gelegde was er naar alle waarschijnlijkheid sprake van intoxicatie met cannabis en een verergering van de onderliggende paranoïde-hallucinatoire psychose. Gedreven door psychotische motieven en belevingen is verdachte zijn huis ontvlucht met medeneming van een nepvuurwapen en een mes ter zelfbescherming; en heeft hij daarom ook nog aluminiumfolie gestolen. Benadering door ambtenaren in functie voedden zijn paranoïde angsten, waardoor hij zich genoodzaakt voelde hen met dreigementen op afstand te houden en voor ze weg te vluchten. Zijn keuzevrijheid en vrijheid van handelen werd toen in heel verregaande mate ingeperkt door zijn psychose. Voorafgaand aan de feiten had verdachte cannabis geconsumeerd wetende dat dit bij hem gemakkelijk een paranoïde-hallucinatoire psychose kan opwekken. Dit was enkele maanden eerder ook gebeurd na het gebruik van cannabis. Geadviseerd is om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies verenigen en concludeert dat het bewezen verklaarde met parketnummer 18-272183-21 onder 1, 2, 3 en 4 aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Nadien is in de strafzaken met parketnummers 18-224899-21 en 18-229295-21 eveneens een pro justitie rapport uitgebracht, te weten het psychiatrische onderzoek van 31 maart 2022 opgesteld door D.T. van der Werf, psychiater.
De deskundige heeft ten aanzien van het bestaan van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens gewezen naar de rapportage van 18 maart 2022. Daarbij is opgemerkt dat de aard van de psychotische decompensatie en het klinische beloop nadien de ontwikkeling van een procespsychose (schizofrenie) nog aannemelijker maken.
Ten tijde van de strafzaak met parketnummer 18-224899-21 was er naar alle waarschijnlijkheid sprake van intoxicatie met cannabis (en mogelijk ook met alcohol) waardoor een floride paranoïdehallucinatoire psychose werd uitgelokt. Het feit is volledig verklaarbaar vanuit verdachtes regelmatig opspelende psychotische belevingen en motieven.
Geadviseerd is om het met parketnummer 18-224899-21 ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met voornoemde inhoud en conclusies verenigen en concludeert dat het bewezen verklaarde met parketnummer 18-224899-21 aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De deskundige concludeert dat het feit met parketnummer 18-299295-21 was ingegeven door paranoïde angsten. Mede gelet op de grote gelijkenis met de feiten 3 en 4 van parketnummer 18272183-21 en de conclusies van de deskundigen ten aanzien van die feiten, ziet de rechtbank, anders dan de deskundige, wel voldoende aanwijzingen voor doorwerking van het geconstateerde ziektebeeld in het feit. De rechtbank zal aan verdachte het feit onder parketnummer 18-299295-21 ook in verminderde mate toerekenen.
De deskundigen hebben, in alle zaken, voorts geconcludeerd dat de kans op delict recidive zonder adequate behandeling van de psychotische kwetsbaarheid en verslavingsgevoeligheid kan worden ingeschat als matig-hoog. De kans wordt als zeer reëel ingeschat dat verdachte zonder behandeling en bescherming opnieuw terugval in misbruik van roesmiddelen en daarmee psychotische exacerbaties uitlokt; en daarmee de kans op soortgelijke delicten aanzienlijk verhoogt.
Geadviseerd is de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzonder voorwaarde een opname van maximaal één jaar in een gesloten forensisch psychiatrische kliniek (FPA) met na afloop waarschijnlijk een vorm van beschermd wonen en een ambulante vervolgbehandeling door een Forensisch FACT.
Uit het (meest recente) reclasseringsrapport van 6 april 2022, opgesteld door R. Wubs, reclasseringswerker van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering te Groningen, blijkt onder meer als volgt.
Geconcludeerd is dat het delictgedrag voortkomt uit de psychische problematiek geconstateerd door de deskundigen. Deze problematiek heeft de afgelopen jaren geleid tot een verslechtering van het functioneren van verdachte op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte komt op de reclassering over als een bovengemiddeld intelligente man die de weg is kwijt geraakt door chronische hoofdpijn, overmatig cannabis- en alcoholgebruik en psychoses die lijken te zijn begonnen in 2019.
De risico’s op recidive en letselschade worden ingeschat als hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
De deskundigen adviseren een klinische behandeling, waarna de reclassering een indicatie heeft aangevraagd en gekregen voor opname in de FPA Franeker per 13 april 2022 om 15.00 uur. De reclassering heeft schorsing van de voorlopige hechtenis geadviseerd, alsmede oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen en het meewerken aan middelencontrole.
Conclusie
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte in de zaak met parketnummer 18-224899-21 op 9 juni 2021 in verzekering is gesteld en later diezelfde dag is heengezonden. De rechtbank constateert dat sprake is van 1 dag aftrek.
In de zaak met parketnummer 18-272183-21 is de verdachte op 8 oktober 2021 in verzekering gesteld. De bewaring is op 11 oktober 2021 bevolen. De voorlopige hechtenis is per 13 april 2022 geschorst, gelet op voornoemd advies van de reclassering teneinde verdachte te doen opnemen in de FPA Franeker. De rechtbank constateert dat sprake is van 188 dagen aftrek.
De rechtbank is van oordeel dat (conform artikel 27 Wetboek van Strafrecht) in totaal rekening moet worden gehouden met 189 dagen aftrek.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 309 dagen passend en geboden is. Ten aanzien van de hoogte van de vrijheidsstraf heeft de rechtbank de duur van de aftrek meegewogen, het gegeven dat verdachte zich gemotiveerd heeft getoond voor een klinische opname en de verminderde toerekenbaarheid. De voornaamste overweging is dat een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan het voorarrest de bij de schorsing van de voorlopige hechtenis per 13 april 2022 ingezette klinische behandeling te zeer zou doorkruisen.
De rechtbank zal een gedeelte van 120 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en om oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, met uitzondering van de kortdurende klinische opname. Uit bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt immers dat enkel de rechter bevoegd is om te beslissen over vrijheidsbeneming.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de overtreding met parketnummer 18-272183-21 feit 4 met toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht schuldig verklaren zonder oplegging van een straf op maatregel. Gezien de voor de misdrijven op te leggen straf met de bijzondere voorwaarden, waaronder de klinische opname, is de rechtbank van oordeel dat geen strafdoel is gediend met oplegging van een (voorwaardelijke) straf voor de enkele overtreding.