ECLI:NL:RBNNE:2022:1315

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
18-184414-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijke aanranding van de eerbaarheid na onvoldoende bewijs

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1997, die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 23 augustus 2020, waarbij de verdachte de aangeefster in een horecagelegenheid zou hebben gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen. De officier van justitie eiste een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen.

Tijdens de zitting op 12 april 2022 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster niet voldoende steun vond in het dossier. Hoewel er een DNA-rapport was dat het DNA van de verdachte op de lippen van de aangeefster aantoonde, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte een tongzoen had gegeven of dat zijn handelen als ontuchtig kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de ontmoeting, waarbij beide partijen alcohol hadden gedronken, niet voldoende waren om te stellen dat de verdachte in strijd met de sociaal-ethische norm had gehandeld.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de vordering van de benadeelde partij, die € 2.500,- aan immateriële schade vorderde, niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de schade die de benadeelde partij had geleden, en dat de vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M.S. van der Kuijl, en de rechters mr. O.J. Bosker en mr. H. Supér.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-184414-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, advocaat te Deventer. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij die op of omstreeks 23 augustus 2020 te Groningen, althans gemeente Groningen, althans in ieder geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] in een horecagelegenheid heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het opzettelijk ontuchtig zoenen op/tegen/in de mond van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte die [slachtoffer] opzettelijk onverhoeds op/tegen/in de mond heeft gezoend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde aanranding wettig en overtuigend kan worden bewezen. De aangifte van aangeefster is betrouwbaar omdat haar verklaring in grote lijnen consistent is met hetgeen zij ter plaatse aan zowel de barvrouw als de politie heeft verteld. Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard dat zij onverhoeds en onvrijwillig een tongzoen van verdachte heeft gekregen. Bovendien is er voldoende steunbewijs te vinden in onder meer de verklaring van de barvrouw, het in de telefoon van verdachte aangetroffen telefoonnummer van aangeefster en het DNA-rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), waaruit blijkt dat het DNA van verdachte op de lippen van aangeefster is aangetroffen. Het in een kleine ruimte, waar aangeefster niet weg kon, onverhoeds geven van een tongzoen, waarvoor bovendien helemaal geen aanleiding was en daarom in strijd was met de sociaal-ethische norm, maakt dit handelen tot een ontuchtige handeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte is een amicaal en spontaan persoon en heeft in een vrolijke setting – zonder seksuele intentie – aangeefster een kus op haar mond gegeven. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de stelling dat verdachte aangeefster een tongzoen zou hebben gegeven. Niet bewezen kan worden dat verdachte in de gegeven context in strijd heeft gehandeld met de sociaal-ethische norm. Van een ontuchtige handeling is derhalve geen sprake, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en overweegt in dit verband het volgende.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster en verdachte elkaar tijdens een avondje stappen, waarbij zij beiden alcohol hadden gedronken, ‘s nachts zijn tegen gekomen in de toiletruimte van [naam café] , daar met elkaar hebben gesproken en dat verdachte, gelet op de uitkomsten van het DNA-rapport, aangeefster daar een zoen of kus op de mond heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende (steun)bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte aangeefster een tongzoen heeft gegeven en/of dat hij haar op een ontuchtige wijze heeft gezoend. Dat verdachte aangeefster een zoen op de lippen heeft gegeven in de hiervoor geschetste omstandigheden, maakt nog niet dat deze zoen in strijd is met de sociaal-ethische norm. Daarvoor bevat het dossier onvoldoende aanwijzingen. Dat betekent dat niet kan worden bewezen dat het handelen van verdachte een ontuchtig karakter heeft gehad als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde reiskosten onvoldoende zijn onderbouwd en de gevorderde kosten voor (relatie)therapie in onvoldoende causaal verband staan met het ten laste gelegde, waardoor de vordering ten aanzien hiervan niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd aan aangeefster smartengeld ter hoogte van een bedrag van € 250,- toe te kennen.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient worden verklaard omdat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en er geen causaal verband bestaat tussen de gevorderde kosten en het ten laste gelegde feit, waardoor ook om die redenen de vordering nietontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H. Supér, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2022.
Mrs. O.J. Bosker en H. Supér zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.