De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 1 maart 2001 heeft de rechtbank de veroordeelde wegens:
1. doodslag, voorafgaand van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, en 2. doodslag
ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 26 april 2005 en laatstelijk op 26 april 2021 verlengd met een jaar.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met 2 jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is een 51-jarige man bij wie sprake is van ernstige cluster B persoonlijkheidsproblematiek, een hoge mate van psychopathie en verslavingsproblematiek. Gedurende het verblijf in vijf tbs-klinieken is behandeling niet van de grond gekomen, heeft er geen verlof plaatsgevonden en is resocialisatie niet aan de orde geweest. In de verschillende klinieken is gepoogd om met veroordeelde de delicten te bespreken om te komen tot een adequaat behandelaanbod. Vanwege de discrepanties in de verhalen van veroordeelde en de gegevens uit het strafdossier, als ook de ontkenning van één van de delicten, is er geen delictanalyse vanuit samenwerking met veroordeelde tot stand kunnen komen. De behandeling is tevens gefrustreerd door de vele incidenten met verbale dreigingen en gerichte agressie, waardoor er langere periodes zijn geweest waarin veroordeelde in afzondering is verpleegd vanwege onbeheersbaar gedrag. Er is sprake van een niet te doorbreken weerstand, gebaseerd op angst en verzet, wat uiteindelijk heeft geleid tot een LFPZ-plaatsing. Hieraan voorafgaande heeft veroordeelde in 2018 in het PBC verbleven, die het advies van plaatsing in de LFPZ hebben onderschreven. Vanwege dreigende uitspraken van veroordeelde wanneer er sprake zou zijn van perspectiefverlies, is er door de toenmalige kliniek een EVBG (Extra Vlucht- en/of beheersgevaarlijk)-status aangevraagd en toegekend in afwachting van een plaatsing in de LFPZ. De laatste periode in FPC de Van Mesdagkliniek heeft veroordeelde op een Zeer Intensieve Zorg afdeling doorgebracht. De afwezigheid van behandeldruk, duidelijke regels en een bejegening aangepast op de problematiek van veroordeelde, hebben ervoor gezorgd dat het gedrag van veroordeelde hanteerbaar is.
Bij het verlengen van de EVBG-status in oktober 2019 is het advies geweest om bij overgang naar de LFPZ, veroordeelde te plaatsen op de Zeer Intensieve Specialistische Zorg (ZISZ) afdeling van de LFPZ binnen de PI Vught. Vanwege plaatsgebrek aldaar is gekeken naar een alternatief binnen de LFPZ Zeeland. Veroordeelde is toen geplaatst op de kleine afdeling waar ook intensieve en individuele zorg geboden kan worden. Het gedrag van veroordeelde zorgde al snel voor een ontregeling van het zeer kwetsbare afdelingsmilieu waarna veroordeelde uit nood is overgeplaatst naar een andere reguliere afdeling om vanuit daar toch geplaatst te gaan worden op de ZISZ-afdeling te Vught, wat na een maand gerealiseerd kon worden. Doordat veroordeelde incidentvrij functioneerde op de ZISZ-afdeling is veroordeelde wederom overgeplaatst naar de LFPZ Zeeland. Op 28 april 2021 werd veroordeelde geplaatst op afdeling [naam afdeling], een afdeling met een beheersmatig klimaat voor bewoners met persoonlijkheidspathologie.
Veroordeelde kan bij momenten erg negatief aanwezig zijn op de afdeling en bij meer bewegingsvrijheid kan hij andere, meer kwetsbare medebewoners afschrikken met zowel zijn nonverbale als verbale manier van communiceren. Daardoor kunnen frustraties snel oplopen, daar veroordeelde geneigd is om zichzelf met medebewoners te vergelijken, hij onvrede ervaart omtrent zijn situatie en zich zeer snel benadeeld voelt. Veroordeelde lijkt zich over de jaren heen beter te laten aanspreken op zijn gedrag, hetgeen nog immer moeilijk is wanneer hij boos is. Veroordeelde trekt zich dan terug op zijn kamer en heeft de neiging het afdelingspersoneel te negeren. Daarbij is sprake van een zeer rigide gedachtegang waarin hij zeer moeilijk te beïnvloeden is. Dit bemoeilijkt het tot stand komen van een goede samenwerkingsrelatie met het behandelteam. Bij elkaar genomen functioneert veroordeelde redelijk binnen de structuur, begrenzing en begeleiding geboden op afdeling [naam afdeling].
De tbs-maatregel is voor het laatst op 26 april 2021 verlengd met de duur van één jaar. De rechtbank was van oordeel dat veroordeelde met de overplaatsing naar de LFPZ Zeeland een nieuwe kans kreeg waarbij een positieve stimulans van belang was. De rechtbank vond het ook belangrijk dat veroordeelde opnieuw een kans kreeg om mee te werken aan Pro Justitia onderzoek. Dat laatste heeft veroordeelde echter wederom geweigerd. Op geleide hiervan heeft de Landelijke
Adviescommissie Plaatsing (LAP) op 7 juni 2021 geadviseerd tot continuering van de LFPZ-status, eveneens met één jaar. Het ministerie heeft op 24 juni 2021 besloten om het advies van de LAP door te voeren. Verder heeft de kliniek geadviseerd tot opheffing van de EVBG-status waarover op 2 september 2021 het bericht is ontvangen dat de status is opgeheven. Een zorgconferentie heeft tot op heden niet plaatsgevonden. Geconcludeerd kan worden dat er momenteel geen mogelijkheden worden gezien om te komen tot verandering middels behandeling, evenmin tot uitbreiding van vrijheden en/of tot verlaging van het risiconiveau met een daarbij behorende afschaling van het huidig hoge beveiligingsniveau. De kliniek concludeert dan ook dat handhaving van de LFPZ-status en daarmee ook verlenging van de tbs-maatregel met 2 jaar de enige manier is om te voorkomen dat veroordeelde hervalt in oude patronen en recidiveert.
De deskundige E.A.M. Konings heeft tijdens de terechtzitting van 12 april 2022 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Veroordeelde verblijft nu op afdeling [naam afdeling]. De situatie is weinig veranderd ten opzichte van de vorige verlengingszitting. Er komt een zorgconferentie aan maar het is nog onbekend wanneer deze zal plaatsvinden. Ik verwacht dat het vanwege capaciteitsgebrek zeker nog enige maanden zal duren.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv.
Uit de door de deskundigen opgemaakte rapporten van psychiater J.L.M. Dinjens en klinisch psycholoog W.F. de Kordelaar blijkt dat de veroordeelde (wederom) niet heeft willen meewerken aan de onderzoeken. De psychiater heeft zich onthouden van een advies. De psycholoog heeft geoordeeld dat de gegevens in het dossier dat sinds 2005 is bijgehouden zodanig consistent zijn, dat op basis daarvan de vragen naar diagnostiek, gevaars- en behandelingsprognoses en daarmee die naar de verlenging van de maatregel en het continueren van de LFPZ-status, verantwoord kunnen worden beantwoord. De psycholoog heeft geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met 2 jaren te verlengen. Het is niet in te zien dat na een jaar een situatie aan de orde kan zijn waarin een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging aan de orde is.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met 2 jaren. De rechtbank heeft in 2021 veroordeelde een kans gegeven, maar veroordeelde heeft niet meegewerkt aan de onafhankelijke onderzoeken en de kans dus niet aangegrepen. Omdat veroordeelde niet mee wil werken aan onderzoeken is op dit moment sprake van een impasse. Het is positief om te horen dat er een zorgconferentie wordt gepland. Redelijkerwijs valt echter niet te verwachten dat in de komende 2 jaren alternatieve stappen, anders dan terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, kunnen worden gerealiseerd. Op grond van voorgaande heeft officier van justitie verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van 2 jaren gevorderd.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De veroordeelde en raadsman hebben gepleit voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het van belang is dat de rechtbank een vinger aan de pols houdt. Op dit moment is sprake van een impasse tussen de kliniek en veroordeelde. Daarnaast komt er een zorgconferentie aan. Gelet op de ontwikkelingen die mogelijk daaruit zullen volgen is het van belang veroordeelde niet 2 jaren over te leveren aan de kliniek, maar om vinger aan de pols te houden. De raadsman verzoekt daarom de vordering te beperken tot één jaar.
Verder heeft de raadsman zorgen geuit over de kwaliteit van rapporteren door de kliniek omdat uit de door hem overgelegde dagrapportages en wettelijke aantekeningen niets terug te vinden is over negatief gedrag van veroordeelde in Zeeland, terwijl daarover wel wordt gesproken in verlengingsrapporten. Veroordeelde wil graag naar een long-care afdeling met een lage behandeldruk.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in het onderliggende vonnis voorkomende bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de opgelegde straf en maatregel, in onderling verband en samenhang bezien vast, dat het evident is dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten gekwalificeerde doodslag en doodslag.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de ernstige cluster B persoonlijkheidsproblematiek, de hoge mate van psychopathie en de verslavingsproblematiek onverminderd aanwezig zijn. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat bij beëindiging van de maatregel. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met 2 jaren verlengen. De rechtbank overweegt hiertoe dat gelet op de beperkte prognose, de risico-inschatting en het huidige verloop van de behandeling verlenging van de terbeschikkingstelling met 2 jaren aangewezen en noodzakelijk is.