ECLI:NL:RBNNE:2022:1312

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
18/152916-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen in verband met PIJ-maatregel

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak vond plaats in Groningen en was een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd, was aanwezig tijdens de zitting op 12 april 2022, waar hij werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.I.T. Spaan. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een gasdrukwapen, dat een ernstige bedreiging voor personen kon vormen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft, op basis van zijn eigen verklaring en proces-verbaal van bevindingen van de politie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, omdat in een gelijktijdig behandelde zaak al een jeugddetentie en PIJ-maatregel was opgelegd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat het opleggen van een straf of maatregel in deze zaak geen redelijk doel meer diende, en sprak de verdachte vrij van het meer of anders ten laste gelegde. Het vonnis werd uitgesproken door de voorzitter, mr. O.J. Bosker, en de rechters mr. M.S. van der Kuijl en mr. H. Supèr, met mr. A. Bolding als griffier.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/152916-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

Geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats], Thans gedetineerd te [instelling]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.T. Spaan, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Groningen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukwapen van het merk ASG, model DW 357 Magnum, kaliber 6mm, zijnde een nabootsing van een revolver, althans een voorwerp, die/dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een bestaand/echt vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, inclusief bijlage, d.d. 20 november 2020, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020322353 d.d. 19 januari 2021, inhoudende de verklaring van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2021,opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 november 2020 tot en met 20 november 2020 te Groningen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukwapen van het merk ASG, model DW 357 Magnum, kaliber 6mm, zijnde een nabootsing van een revolver die voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. Reden daarvoor is dat zij in de zaak met parketnummer 18/211451-21, die op 12 april 2022 gelijktijdig, maar niet gevoegd, is behandeld met deze strafzaak, de oplegging van een jeugddetentie met aftrek en de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) heeft gevorderd en daardoor oplegging van een straf of maatregel in deze strafzaak niet passend en geboden acht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie en heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de justitiële documentatie van verdachte. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een nabootsing van een vuurwapen. Alleen al het tonen van een vuurwapen kan tot grote angst leiden bij degenen die ermee worden geconfronteerd. Op het bezit van dergelijke wapens en toebehoren zijn vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting stevige straffen gesteld.
De rechtbank houdt er daarnaast rekening mee dat zij op 12 april 2022 gelijktijdig, maar niet gevoegd, met deze strafzaak ook de tegen verdachte aangebrachte strafzaak met parketnummer 18/211451-21 heeft behandeld. In die strafzaak heeft de rechtbank ook op 26 april 2022 uitspraak gedaan en heeft zij aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 264 dagen met aftrek en een PIJ-maatregel opgelegd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het opleggen van een straf of maatregel aan verdachte in deze strafzaak geen redelijk doel meer dient en zal daarom op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan hem geen straf of maatregel opleggen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat ter zake het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. H. Supèr, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2022.
Mr. Bosker en mr. Supèr zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.