ECLI:NL:RBNNE:2022:130

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
182024
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met beoordeling van vrijwilligheid en noodzaak van verplichte zorg

Op 14 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen aan de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, beoordeeld. De betrokkene was recentelijk gestopt met medicatie, wat leidde tot een psychotische episode. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijwilligheid van de betrokkene niet bestendig genoeg is, gezien zijn recente terugval in een psychose. De rechtbank heeft daarom besloten de zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien de betrokkene zijn positieve lijn voortzet.

Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond, zijn zowel de betrokkene als zijn advocaat gehoord. De advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd met de ernst van de psychische stoornis van de betrokkene, die leidt tot ernstig nadeel, zoals verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft de verzochte zorgvormen beoordeeld en enkele afgewezen, maar de zorgmachtiging is verleend voor de noodzakelijke maatregelen, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de gezondheid van de betrokkene voorop staat en dat de verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid te stabiliseren. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is op 20 januari 2022 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/182024 / BZ RK 22-2
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
14 januari 2022naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.A. Scholtmeijer, kantoorhoudende te Heerenveen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 31 december 2021, en van de volgende bijlagen:
  • de medische verklaring d.d. 29 december 2021;
  • de zorgkaart met bijlagen d.d. 25 november 2021;
  • het zorgplan met bijlagen d.d. 24 november 2021
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz en het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d. 30 december 2021;
  • gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz;
  • gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
  • politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
  • strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
  • een verklaring van de griffie dat het curatele- en bewindregister ten aanzien van betrokkene geen gegevens bevat.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft door middel van beeldbellen plaatsgevonden op 14 januari 2022. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer;
  • [naam] , arts en zorgverantwoordelijke.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 14 januari 2022 genoemde personen gelijktijdig door middel van beeldbellen gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
2.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is bekend met paranoïde psychoses in het kader van schizofrenie. Uit het verleden is gebleken dat betrokkene ten tijde van een psychotische episode zorgde voor (geluid)overlast op zijn woonplek door te staan schreeuwen waardoor uitzetting van zijn woning dreigde. Vanuit achterdochtige gedachten was betrokkene ervan overtuigd dat er problemen waren in zijn woonvorm. Daarnaast belde betrokkene voortdurend en onnodig 112.
2.4.
Vanwege voornoemd toestandsbeeld van betrokkene en het daaruit voortvloeiend ernstig nadeel is betrokkene recentelijk middels een zorgmachtiging opgenomen binnen de GGZ kliniek te [plaats] en ingesteld op antipsychotica. Hierdoor is betrokkene geleidelijk hersteld en rustiger geworden. Betrokkene is er nog altijd van overtuigd dat hem onrecht is aangedaan bij zijn woonplek. Hoewel ADHD recentelijk is uitgesloten bij betrokkene, denkt hij vooralsnog ADHD te hebben en daarvoor behandeld moet worden. Betrokkene is nog altijd erg achterdochtig en zondert zichzelf af. Hierdoor put betrokkene zichzelf uit en verliest hij contact met familie. Ter zitting is gebleken dat het op dit moment veel beter gaat met betrokkene. Hij woont inmiddels weer in een begeleid/beschermd wonen en er is een goede samenwerking, aldus de arts.
2.5.
De advocaat van betrokkene heeft primair gepleit voor afwijzing van het verzoek.
Hoewel is gebleken dat betrokkene niet tevreden is over de medicatie en nare bijwerkingen ervaart, is hij desondanks erg blij met zijn nieuwe woonplek en is hij bereid mee te werken aan de benodigde behandeling. Om deze reden zou een zorgmachtiging niet nodig zijn. Mocht de rechtbank wel toekomen aan toewijzing van het verzoek, dan is meer subsidiair door de advocaat bepleit tot bekorting van de termijn aangezien er sprake is van een opgaande lijn bij betrokkene. Om deze reden is een kortere termijn passender, aldus de advocaat.
2.6.
Hoewel de arts ter zitting heeft erkend dat het beter gaat met betrokkene, is het volgens hem nog te pril om de medicatie-inname te verminderen dan wel te stoppen. De arts heeft in dit kader ter zitting verklaard dat er gewerkt gaat worden aan de bijwerkingen die betrokkene ervaart door de medicatie. Er zal een gesprek met betrokkene worden gevoerd om te kijken wat de meest effectieve dosering is met zo min mogelijk bijwerkingen. Dit neemt echter niet weg dat het van belang is dat betrokkene zeker nog een halfjaar tot een jaar de benodigde medicatie inneemt, aangezien hij kort geleden nog een psychose heeft gehad. Immers, indien de medicatie-inname niet gecontinueerd zal worden, bestaat er een hoog risico op terugval. De rechtbank is daarom van oordeel dat, om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en het dusdanig herstellen en stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, betrokkene langer zorg nodig heeft.
2.7.
De rechtbank is verder van oordeel dat er op dit moment geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene de sterke wens heeft om met de medicatie te stoppen. Zo heeft betrokkene (recentelijk) voorafgaand aan de opname in de kliniek uit eigen beweging de medicatie gestopt, hetgeen heeft geleid tot een psychotische episode en vervolgens een opname. Het ontbreekt betrokkene aan besef en inzicht waarvoor hij de medicatie nodig heeft. Dit maakt dat nog niet kan worden vertrouwd op een bestendige vrijwilligheid. Om deze reden is verplichte zorg nodig.
2.8.
Hoewel zorg op vrijwillige basis op dit moment niet mogelijk wordt geacht, laat de rechtbank het niet onopgemerkt dat het beter gaat met betrokkene. In dit kader komt de rechtbank tegemoet aan het (subsidiaire) verzoek van de advocaat om de termijn te bekorten tot zes maanden. Indien betrokkene namelijk de stijgende lijn voortzet, bestaat er een grote kans dat hij binnen korte tijd wel op vrijwillige basis verder kan. Op dat moment kan worden gekeken of een zorgmachtiging al dan niet moet worden voortgezet. De arts heeft bovendien ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen een termijnbekorting en acht het legitiem om na zes maanden een nieuw weegmoment in te bouwen om te beoordelen of er nog een zorgmachtiging nodig is. De rechtbank zal, gelet op voorgaande, niet aansluiten bij hetgeen de officier van justitie heeft verzocht en in afwijking daarvan de zorgmachtiging verlenen voor de duur van zes maanden.
2.9.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
2.10.
De rechtbank zal de verzochte verplichte zorg in de vorm van het toedienen van vocht en voeding afwijzen. De rechtbank volgt hierin het door de advocaat ingenomen standpunt en is van oordeel dat de noodzaak van deze zorgvorm niet is gebleken.
2.11.
Door de advocaat van betrokkene is verder gepleit voor afwijzing van de verzochte verplichte zorgvormen die zien op het gebruik van middelen, te weten ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’ en ‘controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen’. De arts heeft verklaard dat deze zorgvormen wat hem betreft niet nodg zijn. Aangezien ter zitting is gebleken dat er op dit moment bij betrokkene – met uitzondering van het gebruik van methadon om de zucht naar overige middelen te dempen – geen sprake is van middelengebruik, overweegt de rechtbank dat deze vormen van verplichte zorg niet nodig en passend. Gelet op voorgaande volgt de rechtbank de advocaat in het door zijn ingenomen standpunt ten aanzien van de vormen van verplichte zorg en zal de bovengenoemde zorgvormen afwijzen.
2.12.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.13.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.14.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal, zoals door de rechtbank overwogen onder rechtsoverweging 2.8., worden verleend voor de duur van zes maanden.
2.15.
Na de mondelinge behandeling is een kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz aan de zorgaanbieder en de advocaat van betrokkene uitgereikt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] , inhoudende dat gedurende de geldigheid van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 14 juli 2022;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 14 januari 2022 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 20 januari 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
..
fn. 896
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.