ECLI:NL:RBNNE:2022:1295

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9601057 CV EXPL 21-7963
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een niet gemaximeerde huurboete en de toepassing van Richtlijn 93/13/EEG

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2022, vorderde de besloten vennootschap Woldring United B.V. betaling van een huurachterstand van € 4.376,00 en een contractuele boete van € 300,00 van de gedaagde, die niet verschenen was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde correct was opgeroepen en dat de vorderingen van Woldring, gebaseerd op een huurovereenkomst, niet onrechtmatig of ongegrond waren. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de huurachterstand en de rente toe, maar oordeelde dat de boete van € 300,00, die door Woldring was opgelegd wegens onjuist betalen, een verkapte boete was en daarom vernietigbaar op grond van de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter stelde vast dat het boetebeding oneerlijk was, omdat het niet gemaximeerd was en daardoor oneindig kon oplopen. Dit leidde tot de afwijzing van de boete, terwijl de buitengerechtelijke incassokosten van € 473,20 wel werden toegewezen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.849,20 aan Woldring, inclusief proceskosten van € 838,15 en nakosten van € 124,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 9601057 CV EXPL 21-7963
Vonnis van de kantonrechter van 12 april 2022
inzake
de besloten vennootschap
Woldring United B.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
gemachtigde: mr. B.M.B. Gruppen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna "Woldring" en " [gedaagde] " worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 15 februari 2022 waarin Woldring (kort gezegd) is gevraagd om de publicatie van haar exploot in de Staatscourant over te leggen.
1.2.
Woldring heeft nadien de voornoemde publicatie overgelegd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Woldring vordert - zakelijk weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de huurachterstand van € 4.376,00 en de contractuele boete van € 300,00, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Woldring legt, kort gezegd, aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de dagvaarding (met producties) en de overgelegde publicatie van de Staatscourant is gebleken dat [gedaagde] correct is opgeroepen. Ook de overige bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen, zodat verstek is verleend tegen [gedaagde] .
3.2.
In deze procedure gaat het in het kort om de vraag of [gedaagde] is gehouden tot betaling van de door Woldring gevorderde bedragen. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd. Daarom moet worden uitgegaan van de juistheid van de door Woldring gestelde feiten. De op die feiten gebaseerde vorderingen tot betaling van de huurachterstand en de rente komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen.
3.3.
De kantonrechter constateert echter dat Woldring bedragen in rekening heeft gebracht bij [gedaagde] vanwege het niet tijdig voldoen van de huurpenningen. Woldring baseert zich hierbij op artikel 4 van de Toelichting huurovereenkomst (hierna: Toelichting), die op grond van artikel 12.1 van de huurovereenkomst deel uitmaakt van de huurovereenkomst.
3.4.
Uit artikel 4 lid 3 van de Toelichting volgt - samengevat weergegeven - dat een huurder aan Woldring een volmacht verleent voor het automatisch incasseren van de huurprijs en eventuele verdere kosten. Indien de huurder de huurprijs (zogenoemd) onjuist voldoet, brengt Woldring extra (zogenoemde) administratiekosten in rekening vanaf de tweede onjuiste betaling. Bij de tweede onjuiste betaling is de huurder een bedrag ad € 25,00 verschuldigd, bij de derde onjuiste betaling is de huurder een bedrag ad € 50,00 verschuldigd en bij de vierde onjuiste betaling en de hierop volgende onjuiste betaling(en) een bedrag ad € 75,00.
3.5.
Woldring vordert een totaalbedrag van € 300,00 aan 'administratiekosten'. De kantonrechter ziet dit echter als een verkapte boete. Volgens Woldring is deze boete proportioneel, omdat de boete niet buitensporig hoog is, is gemaximeerd en ziet op eenmalige bedragen per onjuiste betaling.
3.6.
De kantonrechter oordeelt over dit beding het volgende. Volgens Richtlijn 93/13/EEG is een beding dat een onevenredig hoge schadevergoeding oplegt aan een consument - huurder - die zijn verplichting niet nakomt oneerlijk en daarom vernietigbaar. De kantonrechter moet deze richtlijn ambtshalve toepassen. De kantonrechter is van oordeel - anders dan dat Woldring meent - dat de boete oneerlijk is als bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG, omdat de boete niet gemaximeerd is en deze daardoor oneindig kan oplopen. De kantonrechter overweegt hierbij dat het niet relevant is hoe het beding in het gegeven geval uitpakt, maar slechts hoe het beding in theorie zou hebben kunnen uitpakken. Nu [gedaagde] op grond van de Toelichting vanaf de tweede maal niet (correct) nakomen van de betalingsverplichting een boete heeft verbeurd, de huurprijs een bedrag van € 1.094,00 (inclusief servicekosten) per maand betreft en de verschuldigde boetes in beginsel oneindig kunnen oplopen, acht de kantonrechter het boetebeding buitenproportioneel, ook al zijn deze boetes slechts bedoeld als prikkel tot nakoming. Om die reden zal de kantonrechter het beding vernietigen, zodat het beding buiten toepassing zal worden gelaten en de door Woldring in rekening gebrachte boetes wegens het 'onjuist betalen' (ad € 300,00) zullen worden afgewezen.
3.7.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen - zoals gevorderd - worden toegewezen, omdat voldoende is gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag van € 473,20 overeenkomt met de staffel uit het Besluit voor vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De hierover gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
3.8.
Woldring heeft verder gesteld dat zij opleveringsschade heeft geleden (ad € 681,50). Woldring heeft ter zake van de opleveringsschade echter geen vordering ingesteld, zodat dit onderdeel geen nadere bespreking behoeft.
3.9.
Tegen deze achtergrond zal een totaalbedrag van (€ 4.376,00 + € 473,20) € 4.849,20 worden toegewezen.
3.10.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De meegevorderde nakosten zullen ook worden toegewezen en worden begroot op een bedrag van € 124,00. De gevorderde rente over de proces- en nakosten is eveneens toewijsbaar en zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis, zoals hierna in de beslissing is vermeld. De proceskosten aan de zijde van Woldring worden begroot op een bedrag van:
- dagvaardingskosten: € 102,15
- griffierecht: € 487,00
- gemachtigdesalaris:
€ 249,00
- totaal € 838,15

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woldring tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 4.849,20 te betalen aan huurachterstand van juli tot en met oktober 2021 en aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.376,00 vanaf de dag van verzuim van de betreffende huursom tot aan de dag der voldoening, alsmede vermeerderd met de wettelijke rente over € 473,20 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woldring begroot op een bedrag van € 838,15, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente over het niet betaalde bedrag, tot de algehele voldoening;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, aan de zijde van Woldring begroot op een bedrag van € 124,00, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis en zonder die voldoening daarna te vermeerderen met de wettelijke rente over het niet betaalde bedrag, tot de algehele voldoening;
4.4.
verklaart dit vonnis - tot zover - uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R. Bootsma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 48315