ECLI:NL:RBNNE:2022:1283

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
18.313918.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling in Leeuwarden met gevolgen voor slachtoffer

In de nacht van 20 november 2021 heeft verdachte in Leeuwarden een poging tot doodslag gepleegd op het slachtoffer door hem meermalen te schoppen en te slaan, terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met geschoeide voet tegen het hoofd van het slachtoffer heeft getrapt, waardoor het slachtoffer bewusteloos raakte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, omdat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen zou leiden tot de dood van het slachtoffer.

De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de aanbevelingen van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, inclusief immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18.313918.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 22 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
(die [slachtoffer]) meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet op en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of (met de vuist) op en/of tegen het hoofd (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geslagen en/of (daarmee) naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens) met kracht en/of met geschoeide voet tegen (en/of in de richting van) het hoofd en/of de nek en/of de schouder (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geschopt en/of (met) een fles, althans een (glazen) voorwerp, op/naar en/of in de richting van het hoofd heeft (geslagen/)gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij of omstreeks 20 november 2021 te Leeuwarden aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten tinnitus, gehoorverlies en/of AC luxatie met afstaande clavicula (sleutelbeen), heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet op en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of (met de vuist) op en/of tegen het hoofd (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geslagen en/of (daarmee) naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens) met kracht en/of met geschoeide voet tegen (en/of in de richting van) het hoofd en/of de nek en/of de schouder (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geschopt en/of (met) een fles, althans een (glazen) voorwerp, op/naar en/of in de richting van het hoofd heeft (geslagen/)gegooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (die [slachtoffer]) meermalen en/of met kracht en/of met geschoeide voet op en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of (met de vuist) op en/of tegen het hoofd (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geslagen en/of (daarmee) naar de grond heeft gewerkt en/of (vervolgens) met kracht en/of met geschoeide voet tegen (en/of in de richting van) het hoofd en/of de nek en/of de schouder (en/of (elders) tegen het lichaam) heeft geschopt en/of (met) een fles, althans een (glazen) voorwerp, op/naar en/of in de richting van het hoofd heeft (geslagen/)gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte door het plegen van de ten laste gelegde geweldshandelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit het dossier volgt dat verdachte niet tegen het hoofd van aangever heeft geschopt. Uit de medische informatie van aangever blijkt namelijk dat hij letsel aan zijn schouder heeft opgelopen. De enige verklaring voor het oplopen van dat letsel is dat verdachte hem, terwijl hij op de grond lag, tegen zijn schouder heeft geschopt. Dat is ook te zien op de beelden. Het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het schoppen tegen het hoofd van aangever kan niet bewezen worden. Op de beelden is te zien dat de fles uiteenspat op straat en niet op het hoofd van aangever. Het geweld dat verdachte heeft gebruikt is niet te kwalificeren als een poging tot doodslag. De raadsman heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, omdat de duur van het herstel niet is vastgesteld. Het meer subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
Uit de hierna weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangever heeft geschopt en geslagen in de nacht van 20 november 2021 in Leeuwarden. Verdachte heeft aangever meermalen tegen het lichaam getrapt en hem vervolgens tegen het hoofd geslagen. Aangever is hierdoor op de grond gevallen. Aangever viel op de linkerzijde van zijn lichaam. Vervolgens rolde hij naar de rechterzijde van zijn lichaam, terwijl hij op de grond lag. Verdachte heeft aangever op dat moment eenmaal met geschoeide voet tegen zijn hoofd getrapt. Na deze trap bleef aangever bewusteloos op de grond liggen. Verdachte is toen over aangever heen gestapt en heeft ten slotte een fles in de richting van het hoofd van aangever gegooid.
Aangever is door de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd en is op de eerste hulp onderzocht. De arts heeft kneuzingen aan de linkerzijde van zijn gezicht en een sleutelbeen luxatie met gescheurd kapsel vastgesteld.
De rechtbank moet beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte vol opzet had op de dood van aangever. Hij had niet de intentie om aangever te doden. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever door zijn handelen zou komen te overlijden. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De rechtbank beoordeelt deze vraag in het licht van de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
De rechtbank overweegt dat het een algemene ervaringsregel is dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel is van het lichaam. Wanneer met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd wordt getrapt, bestaat daarom de kans dat het slachtoffer dusdanig letsel oploopt, dat hij ten gevolge daarvan komt te overlijden. Een enkele trap kan daarvoor voldoende zijn. Dat geldt temeer wanneer het slachtoffer op de grond ligt. Uit het dossier volgt dat verdachte met geschoeide voet tegen het hoofd van aangever heeft geschopt, terwijl hij op de grond lag ten gevolge van eerder door verdachte uitgevoerd geweld. Aangever bewoog van zijn linkerzijde naar zijn rechterzijde toen verdachte hem ongecontroleerd met kracht tegen het hoofd trapte. Deze trap was dusdanig hard dat aangever bewusteloos raakte en bewegingsloos op de grond bleef liggen. Bij geweld van dergelijke aard tegen het hoofd is de kans dat het slachtoffer letsel oploopt waardoor hij komt te overlijden, aanmerkelijk.
De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht daarom poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 april 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 20 november 2021 in Leeuwarden aangever heb geslagen en geschopt. Ik heb hem een duwende trap gegeven, omdat ik hem op afstand wilde houden. Vervolgens heb ik hem een high kick gegeven. Daarna heb ik hem twee keer geslagen. Na de eerste keer viel hij op de grond. De tweede keer was niet raak. Toen hij op de grond lag heb ik hem een keer getrapt. Er rolde een fles uit zijn zak. Die heb ik naar hem toe gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 november 2021,opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021317875 van 21 november 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Opmerking: Ik zag dat het volgende letsel bij de aangever. Ik zag dat de aangever zijn linkerarm in een mitella draagt. De aangever wijst, na er naar gevraagd te hebben, naar zijn linker oor en linker achterzijde van zijn hoofd en laat weten dat hij op die plaats en buil heeft. De aangever deed aangifte van zware mishandeling cq poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag te Leeuwarden tussen zaterdag 20 november 2021 00:22 uur en zaterdag 20 november 2021 00:41 uur.
V. Kunt u mij vertellen wat is er gebeurd in de nacht van vrijdag 19 november 2021 op zaterdag 20 november 2021.
A. Ik was in het centrum van Leeuwarden. Ik liep langs de Douglas daar op het hoekje tegenover de Spar supermarkt en toen kwam die jongen. Hij komt van de achterkant en hij sloeg mij op mijn hoofd en schouders. Ik voelde pijn op mijn linker schouder en in mijn nek en ik viel op de grond. Toen ik werd geraakt ben ik gevallen en voelde ik dat ik duizelig werd. Ik was even weg en ik bedoel daarmee dat ik bewusteloos ben geweest. Ik zie dan de politie en de ambulance staan. Ik heb gesproken met man van de ambulance en ik ben mee gegaan naar het ziekenhuis. Naar het MCL. Ze hebben een foto gemaakt van mijn schouder. Die was niet gebroken maar wel dik en gekneusd en volgens de arts duurt het herstel vijf tot zes weken. Ik heb een brief gekregen over mijn letsel. Mijn linker oor piept nu ook nog en dat was eerst niet zo. Het bloed kwam uit mijn gehoorgang en uit mijn hoofd dus. Toen voelde ik ook hoofdpijn dus en dat heb ik nog steeds. V. Kun jij je herinneren hoe jij je toen voelde op dat moment.
A. Ik weet dat ik klappen heb gehad. Ik voelde dat mijn schouder niet wilde. Ik had zo'n pijn aan mijn schouder. Ook voelde ik pijn aan de binnenkant van mijn hoofd en voelde de piep in mijn linker oor. Ik voelde mijn ribben pijn doen bij het ademen.
3. Een geneeskundige verklaring, op 21 november 2021 opgemaakt door M. Labberton, ANIOSSEH, mede namens J. de Graaf, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Dhr. [slachtoffer] is een man van 52 jr die zich op 20-11-2021 op de SEH presenteerde van het Medisch Centrum Leeuwarden. Conclusie: AC-luxatie links, Tossy 3. Contusie gezicht links en zeer klein wondje oorschelp.
4. De eigen waarneming van de rechtbank, op de in het dossier gevoegde beelden, terterechtzitting van 8 april 2022 meermalen vertraagd afgespeeld, voor zover van belang inhoudende:
De rechtbank neemt waar dat verdachte en aangever tegenover elkaar staan. Aangever staat met zijn handen naast zijn lichaam. Verdachte loopt op hem af en schopt aangever twee maal tegen het lichaam. Vervolgens slaat verdachte tegen het hoofd van aangever. Verdachte maakt nog een slaande beweging, maar raakt aangever niet. Aangever valt op de grond op de linkerzijde van zijn lichaam. Terwijl aangever in beweging is en naar de rechterzijde van zijn lichaam rolt, schopt verdachte tegen het hoofd van aangever. Na deze trap blijf aangever bewegingsloos liggen. Er rolt een fles bij aangever vandaan. Verdachte pakt de fles en gooit de fles in de richting van het hoofd van aangever.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 november 2021 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen en met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt en met de vuist tegen het hoofd heeft geslagen en daarmee naar de grond heeft gewerkt en vervolgens met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt en met een fles in de richting van het hoofd heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Primair: poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren en een jeugddetentie van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd en met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste werkstraf te hoog is. Een voorwaardelijk strafdeel is wenselijk. De raadsman ziet termen aanwezig om enkel een werkstraf op te leggen, waarvan een deel voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte was zwaar onder invloed van alcohol. In zijn bloed werd 730 ug/l aangetroffen. Het feit vond ’s nachts plaats op de openbare weg in het centrum van Leeuwarden. Verdachte heeft de confrontatie opgezocht en vervolgens ernstig geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Uit de vordering van de benadeelde partij en de gegeven toelichting daarop blijkt dat het slachtoffer nog altijd gevolgen ondervindt van het geweld. Hij heeft nog steeds last van het schouderletsel en heeft te kampen met tinnitus. Voor de verwerking van het gewelddadige incident heeft hij hulp van een psycholoog. Verdachte heeft door deze explosie van geweld gevoelens van onveiligheid veroorzaakt op een openbare plaats. Na het incident is verdachte weggefietst, zonder zich te bekommeren over het welzijn van het slachtoffer. De rechtbank rekent verdachte dit alles ten zeerste aan. De rechtbank vindt het ook verontrustend dat verdachte niet de volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt. Ook ter zitting heeft hij volgehouden dat hij vindt dat het slachtoffer ook een aandeel heeft in het gebeurde omdat het slachtoffer zich vervelend zou hebben gedragen tegen zijn vrienden. Daargelaten dat uit het dossier niet blijkt dat het slachtoffer zich vervelend gedroeg (ook niet dat hij agressief was richting verdachte) is het vertonen van vervelend gedrag, nooit een rechtvaardiging iemand te mishandelen en al helemaal niet iemand te schoppen tegen het hoofd met alle gevaren van dien.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De Raad en de jeugdreclassering hebben over verdachte gerapporteerd. De jeugdreclassering heeft ter zitting het verloop van het toezicht gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis toegelicht. Verdachte is een jongen met veel potentie en hij houdt zich over het algemeen goed aan de schorsingsvoorwaarden. Hij heeft hulp nodig bij zijn agressieproblematiek. Er is inmiddels een behandeltraject gevonden waar hij op korte termijn mee kan starten.
Ter zitting heeft de Raad het rapport toegelicht. Verdachte is een jongen met een belaste geschiedenis. Op bijna alle leefgebieden doet verdachte het goed. Ter voorkoming van recidive is een behandeling gericht op agressieregulatie noodzakelijk. Het is belangrijk dat verdachte blijft profiteren van de door de jeugdreclassering ingezette hulpverlening. Gelet op de ernst van het feit en het taakstrafverbod adviseert de Raad om naast een werkstraf een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Bij de uitvoering van de werkstraf moet rekening worden gehouden met de fysieke beperking van verdachte en het feit dat de behandeling ook tijd en inspanning zal vergen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is zich aan alle door de Raad genoemde voorwaarden te houden.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat gelet op de ernst van het feit naast een werkstraf een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 180 dagen passend is. Bij het bepalen van de duur van de werkstraf houdt de rechtbank rekening met hetgeen door de Raad daarover naar voren is gebracht. Zij zal daarom een werkstraf opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Alles overwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met de door de Raad genoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren en een werkstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.828,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten: - reiskosten € 38,98
  • eigen risico zorgverzekering € 385,00
  • beschadiging telefoon € 100,00
  • verlies geld en OV-kaart € 125,00
  • verlies vergoeding dagbesteding € 180,00
Daarnaast wordt een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade gevorderd. Ten slotte vordert de benadeelde partij, na wijzing ter terechtzitting, € 15,40 voor proceskosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen. Ten aanzien van de materiële schadeposten heeft hij het volgende aangevoerd.
De benadeelde partij vordert reiskosten voor vier afspraken in het Medisch Centrum Leeuwarden (hierna: MCL), maar uit het dossier blijkt dat hij dit ziekenhuis maar één keer heeft bezocht. De reiskosten voor supermarktbezoek moeten worden afgewezen. Het eigen risico van 2022 is toekomstige schade. Het staat nog niet vast dat de zorgkosten ten koste gaan van het eigen risico van 2022. Ook die post moet worden afgewezen. De schade aan de telefoon is onvoldoende onderbouwd. Het verlies van contant geld en een OV-chipkaart staat niet in causaal verband met het feit. Mogelijk heeft de benadeelde partij deze goederen eerder op de avond verloren. Ten slotte kan ook de gemiste vergoeding van de dagbesteding niet worden toegewezen, omdat de bijgevoegde verklaring van de werkmeester onduidelijke zinnen bevat en de handtekening niet lijkt te kloppen. De gevorderde immateriële schadevergoeding is te hoog.
Standpunt van de benadeelde partij
Namens de benadeelde partij heeft mr. Bruinsma-Woudstra zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en in causaal verband staat met het ten laste gelegde feit. Voor wat betreft de posten beschadiging telefoon en verlies van de OV-chipkaart heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het eigen risico van de zorgverzekering zal in 2022 op gaan aan kosten die de benadeelde partij maakt ten gevolge van het incident. De verklaring van de werkmeester is voldoende duidelijk en voorzien van een handtekening en een stempel. De post vergoeding voor de gemiste inkomsten van dagbesteding is daarom voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van het smartengeld heeft de raadsvrouw ter zitting benadrukt dat € 5.000,00 redelijk is, gelet op het letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen, te weten tinnitus en ontwrichting van het sleutelbeen, en de psychische gevolgen.
Oordeel van de rechtbank
De reiskosten komen voor een deel voor vergoeding in aanmerking. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij in totaal twee keer bij het MCL is geweest. De eerste keer was onmiddellijk na het incident op 20 november 2021. Hij is toen met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. De benadeelde partij heeft voor dit bezoek dan ook geen reiskosten hoeven maken. De rechtbank zal daarom de reiskosten voor één bezoek aan het MCL toewijzen (€ 4,01) en de rest niet-ontvankelijk verklaren. De reiskosten voor afspraken in het Antonius Ziekenhuis van € 1,12 zijn voldoende onderbouwd en zal de rechtbank toewijzen. De vergoeding voor reiskosten naar de supermarkt zijn onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren.
De post eigen risico zorgverzekering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen. Het is voldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van het letsel in 2022 zorgkosten moet maken die ten laste komen van het eigen risico.
De benadeelde partij vordert € 100,00 vanwege beschadiging van zijn telefoon en € 125,00 voor het verlies van contant geld en een OV-chipkaart. De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden ten gevolge van het handelen van verdachte. De vordering zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het verlies van de vergoeding van de dagbesteding van € 180,00 acht de rechtbank voldoende onderbouwd. De post is onvoldoende gemotiveerd betwist door de verdediging. Het bedrag van € 180,00 zal daarom worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande zal een bedrag van € 570,13 aan materiële schade worden toegewezen.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit de bij de vordering gevoegde medische stukken blijkt dat de benadeelde partij naast psychische schade, tinnitus en een ontwricht sleutelbeen heeft opgelopen. Bij het beoordelen van de hoogte van het smartengeld heeft de rechtbank gelet op vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 2.500,00 en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, te weten 20 november 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 15,40, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van twee maanden zal worden toegepast.

een jeugddetentie voor de duur van 183 dagen

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 180 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een ofmeer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en methet vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich meldt bij de jeugdreclassering zo lang en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan diagnostiek en behandeling van de GGZ-jongvolwassenen of een soortgelijkeinstelling, te beoordelen door de jeugdreclassering, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die diagnostiek/behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, zo lang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • gedurende de proeftijd meewerkt aan het volgen van onderwijs of werk heeft, dan weldagbesteding heeft;
  • geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan urinecontroles om te controleren of hij zich aan ditverbod houdt, wanneer de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Draagt de gecertificeerde instelling Regiecentrum, Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 3.070,13 (zegge: drieduizendzeventig euro en dertien eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 november 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op € 15,40.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.070,13 (zegge: drieduizendzeventig euro en dertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 570,13 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor vervangende jeugddetentie kan worden toegepast op 0 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J. Dijkstra en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2022.