Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
3.Het verzoek
5.Beslissing
15 april 2022in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om het gezag over haar minderjarige dochter [minderjarige 1] te herstellen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het herstel van het gezag niet in het belang van de minderjarige is. De rechtbank oordeelt dat het perspectief van [minderjarige 1] ligt in het pleeggezin waar zij al jarenlang woont en waar zij goed functioneert. De moeder heeft in het verleden niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de verzorging en opvoeding van haar kinderen, wat blijkt uit eerdere uithuisplaatsingen en de ontheffing van het gezag in 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om de verantwoordelijkheid voor [minderjarige 1] nu wel te dragen. De moeder heeft weliswaar positieve stappen gezet in haar leven, maar de rechtbank is van mening dat deze ontwikkelingen niet voldoende zijn om het gezag te herstellen. De rechtbank benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat de stabiliteit en continuïteit in hun opvoeding essentieel zijn. De rechtbank heeft ook de rol van de voogd en de pleegouders in de beoordeling betrokken en geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat zij in het pleeggezin blijft wonen. De rechtbank heeft de moeder aangespoord om de teleurstelling over de uitspraak niet op [minderjarige 1] over te brengen en om samen te werken met de voogd voor een passende omgangsregeling.