ECLI:NL:RBNNE:2022:1280

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
18.156413.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak betreffende meerdere brandstichtingen in Harlingen met levensgevaar voor omwonenden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in de periode van 27 september 2019 tot en met 17 februari 2021 in Harlingen een reeks brandstichtingen heeft gepleegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf brandstichtingen bij woningen en een poging daartoe, waarbij levensgevaar voor omwonenden te duchten was. Daarnaast heeft hij twee auto’s in brand gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door zijn daden, niet alleen materiële schade heeft veroorzaakt, maar ook een gevoel van onveiligheid en angst onder de bewoners heeft gecreëerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en de maatregel van tbs met voorwaarden opgelegd, omdat er een hoog recidiverisico is vastgesteld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van negen benadeelde partijen toegewezen, die schadevergoeding hebben geëist voor de geleden schade door de brandstichtingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en psychische problematiek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een intensieve klinische behandeling nodig heeft om het recidiverisico te verminderen.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18.156413.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 22 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Jepkema.
Tenlastelegging
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte zich in de periode van 10 juni 2020 tot en met 17 februari 2021 in Harlingen schuldig heeft gemaakt aan zes brandstichtingen bij woningen, waardoor levensgevaar te duchten was en een brandstichting van twee auto’s waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte:
1
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren op of nabij het perceel, althans de woning [straatnaam] , in gebruik bij en/of bewoond door
[benadeelde partij 1] en/of eigendom van [benadeelde partij 2] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes, en/of brandversnellende middelen (onder meer brandgel en/of benzine), althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de achterdeur en/of de gevel van de woning [straatnaam] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning [straatnaam] en/of het in de tuin bij die woning aanwezig tuinmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer personen welke in genoemde woning [straatnaam] aanwezig was/waren en/of gevaar voor de personen in de belendende woning(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 januari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren op of nabij het perceel, althans de woning [straatnaam] , in gebruik en/of bewoond door [benadeelde partij 1] en/of eigendom van [benadeelde partij 2] ter uitvoering van het door hem/haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, met dat opzet meerdere aanmaakblokjes en/of brandversnellende middelen (onder meer brandgel en/of benzine) tegen en/of nabij de achterdeur en/of de gevel van genoemde woning te leggen en/of deze (vervolgens) in brand te steken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met brandbare stoffen en/of brandversnellende middelen, althans met een brandbare stof, en daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen welke in genoemde woning [straatnaam] en/of in de belendende woningen aanwezig was/waren, en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 hij op of omstreeks 11 februari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , meermalen opzettelijk brand heeft gesticht door telkens open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en/of brandversnellende middelen (benzine), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een (personen)auto, merk Renault Twingo met kenteken [kenteken] in gebruik bij [benadeelde partij 3] en/of een (personen)auto, merk Ford Fiesta met kenteken [kenteken] in gebruik bij [benadeelde partij 4] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en/of daarvan/daardoor gemeen gevaar voor andere op genoemde openbare weg geparkeerd staande (personen)auto’s, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 februari 2021 te Harlingen opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Renault, type Twingo, met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] toebehoorde en/of opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Ford, type Fiesta, met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de werkgever van [benadeelde partij 4] toebehoorde, in elk geval aan een ander of anderen toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3 hij op of omstreeks 23 december 2020 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren, in kamer 4 van de afdeling [afdeling] van de [benadeelde partij 5] , gevestigd aan de [straatnaam] alhier, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en/of brandversnellende middelen en/of met een met benzine doordrenkte doek, althans met een brandbare stof door deze - al dan niet na het naar binnen duwen van een aanwezige hor -door een (openstaand) raam van genoemde kamer 4 naar binnen te drukken en/of te brengen ten gevolge waarvan de vensterbank aan de binnenzijde van die kamer geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor in die kamer 4 zich bevindende goederen en/of inboedel en/of goederen in de belendende kamer(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer personen welke in de belendende kamers en/of in het gebouw van de [benadeelde partij 5] aan de [straatnaam] aanwezig was/waren, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
4
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren op of nabij de woning en/of het perceel [straatnaam] , in gebruik bij en/of bewoond door
[benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans een brandbare vloeistof en/of aanmaakblokjes, althans (een) brandversnellend(e) middel(en), althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een (45 km)auto, met kenteken [kenteken] , een SpartaMet voorzien van het kenteken [kenteken] , een Carport, een aanhangwagen met hardtop huif, één of meer schuurdeuren en/of goederen welke in de schuur stonden geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de aangrenzende woning op genoemd perceel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer personen welke in genoemde woning aanwezig was/waren, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
5
hij in de periode 17 december 2020 tot en met 18 december 2020 te Harlingen, al dan niet tijdens een voor de nachtrust bestemde tijd, op of nabij de woning en/of het perceel
[straatnaam] , in gebruik bij en/of bewoond door en/of eigendom van [benadeelde partij 9] en/of anderen meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht door (telkens) open vuur in aanraking te brengen met benzine, althans (telkens) met een brandbare stof ten gevolge waarvan de onderdorpel van het kozijn van de pui en/of de achterdeur en/of het raam/de ramen en/of de gevel van de woning
[straatnaam] en/of een tuinbank en/of een deurmat geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de woning
[straatnaam] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer personen welke in genoemde woning [straatnaam] aanwezig was/waren en/of voor andere bewoners van de in de flat/appartementencomplex belendende kamers/woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode 17 december 2020 tot en met 18 december 2020 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren op of nabij het perceel, althans de woning [straatnaam] , in gebruik en/of bewoond door en/of eigendom van [benadeelde partij 9] en/of anderen, meermalen op verschillende tijdstippen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van het door hem/haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, met dat opzet (telkens) benzine, althans een brandbare stof tegen en/of nabij de achterdeur en/of de gevel en/of raam/ramen van genoemde woning en/of over de aanwezig tuinbank en/of deurmat te leggen en/of deze (vervolgens) in brand te steken, in elk geval (telkens) met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met benzine, althans een brandbare stof, althans (telkens) met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor de woning [straatnaam] en/of zich in de tuin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer personen welke in genoemde woning [straatnaam] aanwezig was/waren en/of voor andere bewoners van de in de flat/appartementencomplex belendende kamers/woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij op of omstreeks 10 juni 2020 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren op of nabij het perceel, althans de woning [straatnaam] , in gebruik bij en/of bewoond door [benadeelde partij 10] en/of eigendom van [benadeelde partij 2] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine en/of brandversnellende middelen, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de (achter)deur en/of de gevel en/of regenpijp en/of éen of meer ramen van de woning [straatnaam] en/of een radiator, gordijnen en/of diverse andere goederen in de woning [straatnaam] en/of een schutting en/of hekje en/of houten bak in de tuin bij genoemde woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de belendende woningen/appartementen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer personen welke in de belendende woning(en)/appartementen aanwezig was/ waren, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 1 primair en veroordeling gevorderd voor de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was, omdat de brandstichting van de ene auto gevaar voor beschadiging van de andere auto opleverde en
andersom.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een veroordeling kan volgen voor de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3, 4, 5 primair en 6. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair omdat er geen brand is ontstaan. Volgens de raadsvrouw moet verdachte ook worden vrijgesproken worden van feit 2 primair, omdat uit het dossier niet blijkt dat er gemeen gevaar voor goederen is ontstaan door de brandstichting van twee auto’s.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat feit 1 primair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte aanmaakblokjes, brandgel en benzine in de buurt van de woning aan de [straatnaam] heeft gelegd en deze vervolgens in brand heeft gestoken. Hierdoor is er roetschade ontstaan aan de deur en het deurkozijn. Niet blijkt dat er daadwerkelijk brand is ontstaan aan deze goederen. De poging tot brandstichting zoals is ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair kan op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat feit 2 primair op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen wel wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat het in brand steken van auto’s gemeen gevaar voor de bestrating van het parkeervak met zich meebrengt. Daarnaast levert deze handeling gemeen gevaar voor de goederen op die zich in de auto bevinden.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 januari 2021,opgenomen op pagina 282 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021036094 van 24 november 2021, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 21 april2021, opgenomen op pagina 1191 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 februari 2021,opgenomen op pagina 376 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 februari 2021,opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van 3 maart 2021, opgenomen op pagina 1255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 december 2020,opgenomen op pagina 424 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek van 23 februari2021, p. 1154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 februari 2021,opgenomen op pagina 454 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 19 februari
2021, opgenomen op pagina 457 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 6] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 26 maart 2021, opgenomen op pagina 1314 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 december 2020,opgenomen op pagina 766 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 2 maart2021, opgenomen op pagina 1099 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 december 2020,opgenomen op pagina 786 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 9]
;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 2 maart2021, opgenomen op pagina 1126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 juni 2020, opgenomenop pagina 634 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam 2];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 12 juni 2020,opgenomen op pagina 653 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 5 augustus 2020, opgenomen op pagina 1065 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair hij op 21 januari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren nabij de woning aan de [straatnaam] , bewoond door [benadeelde partij 1] en eigendom van [benadeelde partij 2] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten, met dat opzet meerdere aanmaakblokjes en brandversnellende middelen (onder meer brandgel en benzine) tegen en nabij de achterdeur en de gevel van genoemde woning te leggen en deze vervolgens in brand te steken en ten gevolge waarvan levensgevaar voor één of meer personen die in de genoemde woning aan de [straatnaam] en in de belendende woningen aanwezig waren en gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
hij op 11 februari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren aan de openbare weg, de [straatnaam] , meermalen opzettelijk brand heeft gesticht door telkens open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en brandversnellende middelen (benzine) ten gevolge waarvan een personenauto, merk Renault Twingo met kenteken [kenteken] in gebruik bij [benadeelde partij 3] en een personenauto, merk Ford Fiesta met kenteken [kenteken] in gebruik bij [benadeelde partij 4] geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
3
hij op 23 december 2020 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren, in kamer 4 van de afdeling [afdeling] van de [benadeelde partij 5] , gevestigd aan de [straatnaam] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en brandversnellende middelen en met een met benzine doordrenkte doek, door deze door een openstaand raam van genoemde kamer 4 naar binnen te drukken, ten gevolge waarvan de vensterbank aan de binnenzijde van die kamer geheel of gedeeltelijk is verbrand en ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor in die kamer 4 zich bevindende goederen en inboedel en goederen in de belendende kamers en levensgevaar voor één of meer personen die in de belendende kamers in het gebouw van de [benadeelde partij 5] aan de [straatnaam] aanwezig waren, te duchten was;
4
hij op 17 februari 2021 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren nabij de woning aan de [straatnaam] , bewoond door [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 8] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine en aanmaakblokjes ten gevolge waarvan een 45km auto met kenteken [kenteken] , een SpartaMet voorzien van het kenteken [kenteken] , een Carport, een aanhangwagen met hardtop huif, één of meer schuurdeuren geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor de aangrenzende woning op genoemd perceel en levensgevaar voor één of meer personen die in genoemde woning aanwezig waren te duchten was;
5 primair hij in de periode van 17 december 2020 tot en met 18 december 2020 te Harlingen, tijdens een voor de nachtrust bestemde tijd, nabij de woning aan de [straatnaam] , bewoond door [benadeelde partij 9] en een ander, meermalen, op verschillende tijdstippen telkens opzettelijk brand heeft gesticht door telkens open vuur in aanraking te brengen met benzine ten gevolge waarvan de onderdorpel van het kozijn van de pui en de achterdeur en de ramen en de gevel van de woning aan de [straatnaam] en een tuinbank en een deurmat geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor de woning aan de [straatnaam] en levensgevaar voor één of meer personen die in genoemde woning aan de [straatnaam] aanwezig waren en voor andere bewoners van de in het appartementencomplex belendende woningen te duchten was;
6
hij op 10 juni 2020 te Harlingen, tijdens de nachtelijke uren nabij de woning aan de [straatnaam] , in gebruik bij [benadeelde partij 10] en eigendom van [benadeelde partij 2] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine en brandversnellende middelen, ten gevolge waarvan de deur en de gevel en regenpijp en ramen van de woning aan de [straatnaam] en hekje en houten bak in de tuin bij genoemde woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en ten gevolge waarvan gemeen gevaar voor de belendende woningen/appartementen, en levensgevaar voor één of meer personen die in de belendende woningen/appartementen aanwezig waren, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
1.
subsidiairpoging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
2
primairopzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
3, 4 en 6:
telkens het misdrijf: opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
5 primairopzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging. Bij de formulering van de eis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Voor wat betreft de gevorderde tbs met dwangverpleging heeft de officier van justitie aangevoerd dat de deskundigen weliswaar tbs met voorwaarden hebben geadviseerd, maar dat die variant is voorbehouden aan personen die niet te gevaarlijk zijn, niet een te ernstig misdrijf hebben begaan en een betrouwbare bereidheid tot medewerking tonen. Verdachte voldoet niet aan de eerste twee criteria. Daarnaast kan een tbs met voorwaarden slechts gecombineerd worden met een gevangenisstraf van maximaal vijf jaren. Gelet op het grote aantal ernstige feiten die verdachte heeft begaan, is een gevangenis van maximaal vijf jaren in dit geval niet passend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van twee jaren en de maatregel van tbs met voorwaarden. Gelet op de persoon van verdachte is een kortere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, passend. Verdachte heeft geen strafblad, neemt verantwoordelijkheid voor de feiten die hij heeft gepleegd en is zeer gemotiveerd om aan zichzelf te werken. De raadsvrouw heeft verwezen naar de rapportages van de deskundigen waaruit volgt dat verdachte de feiten onder invloed van problematiek heeft gepleegd, verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en zo snel mogelijk intensieve behandeling nodig heeft. Volgens de deskundigen is een tbs met voorwaarden het meest passende kader voor behandeling. Het is in het belang van verdachte en van de maatschappij dat hij de behandeling krijgt zoals geadviseerd.
De raadsvrouw heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) niet opgelegd moet worden, omdat dit door geen van de deskundigen als noodzakelijk wordt gezien.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 27 september 2019 tot en met 17 februari 2021 in Harlingen een groot aantal brandstichtingen gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan vijf brandstichtingen bij woningen tijdens de nachtelijke uren, waarbij hij levens van mensen in gevaar heeft gebracht en een poging tot brandstichting bij een woning waarbij levens van mensen in gevaar werden gebracht. Daarnaast heeft hij twee auto’s in de brand gestoken. Verdachte heeft naast de in de tenlastelegging opgenomen feiten elf soortgelijke feiten bekend. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met deze ad informandum gevoegde feiten. Dit betreffen negen vernielingen door brandstichting en twee brandstichtingen. De feiten zien met name op het in de brand steken van auto’s, maar daarnaast heeft verdachte ook bekend dat hij een bouwkeet, een materiaalhok van de IJsvereniging en hokken van een dierenpark heeft vernield door brandstichting.
Brandstichting is een zeer ernstig feit. Verdachte heeft met zijn handelen levensgevaarlijke situaties veroorzaakt. De brandstichtingen vonden telkens plaats in de nachtelijke uren. De woningen waar hij brand heeft gesticht, betreffen in alle gevallen plekken waar kwetsbare mensen wonen. Zo heeft hij meermalen brand veroorzaakt bij seniorenflats en eenmaal bij een afdeling voor ouderenpsychiatrie van de [benadeelde partij 5] . Ouderen die lagen te slapen, moesten worden geëvacueerd. Op 17 december 2020 en 18 december 2020 heeft verdachte twee keer brand gesticht bij dezelfde seniorenwoning. Aangever heeft deze beide branden tijdig ontdekt en geblust. Op 17 februari 2021 heeft verdachte een 45 kilometer auto die onder een carport stond, vlakbij een woning, in de brand gestoken. De auto werd gebruikt door een vrouw met een kwetsbare gezondheid. De bewoners van de aangrenzende woning konden ternauwernood vluchten. De rechtbank rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij juist op deze plekken brand heeft gesticht. Een brand kan zeer snel en onvoorspelbaar verspreiden. Het is niet aan hem te danken dat er door deze reeks brandstichtingen geen gewonden zijn gevallen of mensen zijn overleden.
Uit de vorderingen van de benadeelde partijen en de slachtofferverklaringen ter zitting blijkt de impact die de branden op de slachtoffers hebben gehad. Zij voelden zich niet meer veilig in hun eigen woning en durfden niet meer te gaan slapen, uit angst dat er nogmaals brand zou worden gesticht. Een aantal slachtoffers heeft ondersteuning van een psycholoog gezocht om de geestelijke gevolgen van de brand te verwerken.
Naast de brandstichtingen bij woningen, heeft verdachte vier auto’s in de brand gestoken, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was en negen vernielingen door brandstichting gepleegd. Hierdoor is veel schade ontstaan. Daarnaast hebben deze branden bijgedragen aan een langdurig gevoel van maatschappelijke onrust en onveiligheid die in Harlingen is ontstaan. In een periode van anderhalf jaar heeft verdachte regelmatig branden gesticht, waardoor inwoners zich grote zorgen maakten over waar en wanneer de volgende brand zou plaatsvinden.
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is nog jong, hij is 25 jaar.
Over verdachte zijn door psychiater D.T. van der Werf en door psycholoog H. Scharft rapportages opgemaakt. Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken, pyromanie en een stoornis in het gebruik van alcohol. Deze stoornissen waren aanwezig in de periode waarin hij de brandstichtingen heeft gepleegd. Het advies van beide deskundigen is om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen zijn.
Het recidiverisico wordt door de deskundigen als hoog ingeschat. Intensieve behandeling om het risico te verminderen is volgens de deskundigen noodzakelijk. In het psychiatrisch rapport wordt een klinische forensisch-psychiatrische behandeling geadviseerd met een hoge behandelintensiteit en een laag beveiligingsniveau. Deze klinische behandeling zal naar verwachting binnen twee jaar afgerond zijn. Vervolgens zal een ambulante vervolgbehandeling van een aantal jaren moeten plaatsvinden. De psychiater adviseert tbs als behandelkader, gelet op de ernst van de feiten en het recidiverisico. Vanuit gedragskundige optiek heeft een tbs met voorwaarden de voorkeur. Gezien het functioneren van verdachte, zijn problematiek en zijn voorgeschiedenis zal hij dissoneren binnen een gangbare tbsinstelling. Ook uit het psychologisch rapport volgt dat een klinische behandeling is geïndiceerd. Gelet op het hoge recidivegevaar, het beperkte zelfinzicht en de verwachting dat het behandeltraject meerdere jaren zal duren, acht ook de psycholoog tbs als behandelkader het meest geschikt. Verdachte is voldoende gemotiveerd om de behandeling binnen een tbs met voorwaarden vorm te geven.
Uit het maatregelenrapport van de reclassering en de toelichting daarop ter zitting blijkt dat de reclassering de noodzaak voor een intensief behandel- en begeleidingstraject onderschrijft. Verdachte lijkt gemotiveerd te zijn voor een behandeltraject. De reclassering adviseert positief over een tbs met voorwaarden. Behandeling in een Forensische Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) is geïndiceerd. Verdachte is inmiddels aangemeld en geaccepteerd als cliënt bij de FPK te Assen. De actuele wachttijd bij deze kliniek bedraagt ongeveer drie maanden. De reclassering heeft ter zitting benadrukt dat het vanuit reclasseringsoogpunt van belang is dat de behandeling zo snel mogelijk gestart wordt. Met betrekking tot een GVM heeft de reclassering zich op het standpunt gesteld dat er op dit moment geen sterke aanwijzingen zijn om de maatregel te adviseren, maar dat uit het klinische behandeltraject kan blijken dat een GVM noodzakelijk is.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard, ernst en hoeveelheid bewezenverklaarde feiten een forse gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en in aanmerking genomen dat verdachte geen strafblad heeft. Daarnaast heeft de rechtbank in strafverminderende zin rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte, en dat de feiten verminderd aan hem zijn toe te rekenen. De rechtbank zal daarom tot een lagere gevangenisstraf komen dan door de officier van justitie is geëist. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
TBS-maatregel
Met betrekking tot een op te leggen maatregel overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de vereisten voor het opleggen van de maatregel van tbs is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere brandstichtingen waarbij levensgevaar te duchten was, een misdrijf waarop een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Brandstichting betreft bovendien een misdrijf waardoor gevaar wordt veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen (gelet op het hoge recidiverisico) de oplegging van die maatregel.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank voorop dat verdachte een intensieve klinische behandeling zal moeten ondergaan om het recidiverisico terug te dringen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de veiligheid van personen eist dat verdachte in het kader van de tbs-maatregel van overheidswege moet worden verpleegd, of dat de veiligheid van personen voldoende kan worden gewaarborgd door oplegging van de maatregel van tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft bij de beoordeling van deze vraag in het bijzonder acht geslagen op de adviezen van de deskundigen. Beide deskundigen hebben uitgebreid gemotiveerd waarom zij het kader van tbs met voorwaarden het meest geschikt achten als behandelkader om het recidiverisico te verminderen. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om hiervan af te wijken. Gezien de inhoud en de conclusies van de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van personen voldoende kan worden gewaarborgd door de maatregel van tbs met voorwaarden. Zij zal daarom de maatregel tbs met voorwaarden opleggen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij gemotiveerd is zich aan alle in het reclasseringsrapport genoemde voorwaarden te houden. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van de voorwaarde betreffende het innemen van medicijnen, omdat verdachte nu ook geen medicatie gebruikt en het niet duidelijk is welke medicatie verdachte zou moeten innemen.
De tbs met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en dwangverpleging wordt alsnog bevolen, is de maatregel qua duur ongemaximeerd.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanzienlijk is. Bij verdachte is sprake van complexe problematiek op grond waarvan langdurig toezicht op verdachte is vereist om het recidiverisico in te kunnen perken. Uit het rapport van de psychiater volgt dat een GVM overwogen kan worden, om het tbs-kader ambulant te kunnen verkorten, zonder daarbij de mogelijkheid tot monitoring en begeleiding te verliezen. De reclassering heeft aangegeven dat op dit moment nog niet duidelijk is of een GVM noodzakelijk is om de kans op recidive blijvend te verminderen. De reclassering heeft daarbij gesteld dat na het klinische behandeltraject nog kan blijken dat een GVM noodzakelijk is. De noodzaak om na de tbs met voorwaarden toezicht te houden hangt namelijk af van het verloop van de behandeling.
De rechtbank is van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de tbs met voorwaarden, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Oplegging van deze maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank zal daarom een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de tbs en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Inbeslaggenomen goederen
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de schilderstape, de Jumbo bigshopper, de Samsung telefoon en de Acer laptop dienen te worden teruggegeven aan verdachte. De aansteker en handschoen moeten verbeurd worden verklaard. De vitrage en stof dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de Samsung telefoon en Acer laptop al teruggegeven zijn aan de rechtmatige eigenaar. Ten aanzien van de schilderstape en de Jumbo bigshopper refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier blijkt dat de Samsung telefoon en de Acer laptop inmiddels zijn teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen over dat beslag. De rechtbank zal ook geen beslissing nemen voor wat betreft het beslag op de vitrage en de lap stof. Uit het dossier volgt dat deze spullen in beslag zijn genomen ten behoeve van het forensisch onderzoek en naar alle waarschijnlijkheid na het onderzoek zijn vernietigd.
De schilderstape en de Jumbo bighopper dienen te worden teruggegeven aan verdachte, omdat met het voortduren van het beslag geen strafvorderlijk belang meer wordt gediend.
De rechtbank acht de aansteker en de handschoen vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het onder 3 ten laste gelegde feit ermee is begaan en deze goederen toebehoren aan verdachte.
Benadeelde partijen
Inleiding
In deze zaak hebben elf personen zich als zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vorderingen worden hierna per feit besproken. Voor zover de rechtbank tot toewijzing van de vorderingen komt, worden deze vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het betreffende feit is gepleegd, zoals opgenomen in het dictum van dit vonnis. Daarnaast zal de rechtbank in die gevallen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Feit 2 primair
Door [benadeelde partij 4] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 289,78 gevorderd ter vergoeding van materiële schade en € 425,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft zij gesteld dat kritisch moet worden bekeken welk bedrag aan smartengeld redelijk en billijk is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Feit 4
Door [benadeelde partij 6] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 2.927,18 gevorderd ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft zij gesteld dat kritisch moet worden bekeken welk bedrag aan smartengeld redelijk en billijk is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Door [benadeelde partij 7] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 1.300,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat kritisch moet worden bekeken welk bedrag aan immateriële schadevergoeding redelijk en billijk is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. Benadeelde [benadeelde partij 7] vordert € 300,00 meer aan smartengeld dan haar partner [benadeelde partij 6] . De rechtbank is van oordeel dat goed is onderbouwd waarom zij een hoger bedrag vordert. Door de brandstichting en de schade aan haar voertuig en de scootmobiel was zij minder mobiel. Hierdoor kon zij niet deelnemen aan het maatschappelijk leven. De rechtbank acht het gevorderde bedrag redelijk. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Door [benadeelde partij 8] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 1.000,00 gevorderd ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat kritisch moet worden bekeken welk bedrag aan immateriële schadevergoeding redelijk en billijk is.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Feit 6
Door [benadeelde partij 10] is een vordering tot schadevergoeding ingediend. Er wordt een bedrag van € 582,04 gevorderd ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de benadeelde partij niet aanwezig was tijdens de brand en dat het bedrag daarom gematigd moet worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. Dat deel van de vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij psychische gevolgen heeft opgelopen die het rechtstreekse gevolg zijn van het onder 6 bewezen verklaarde. Voor het beoordelen van de hoogte van het smartengeld, heeft de rechtbank in deze zaak in het bijzonder gelet op de bedragen die zij zal toewijzen in de zaken van de andere benadeelde partijen die soortgelijke gevolgen hebben ondervonden. De rechtbank zal de vordering naar redelijkheid en billijkheid vaststellen en toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 euro en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan zich voor dit deel tot de burgerlijke rechter wenden.
Ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten
Ad info feit 7
[benadeelde partij 15]., tot een bedrag van € 949,77 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel niet blijkt dat de indiener bevoegd is om namens de rechtspersoon te handelen. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat duidelijk is dat de schade door de benadeelde partij is geleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast vordert benadeelde btw, terwijl een rechtspersoon de btw kan verrekenen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel niet dat de vordering is ingediend door iemand die daartoe bevoegd is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ad info feit 11
[benadeelde partij 11] , tot een bedrag van € 95,00 ter vergoeding van materiële schade en € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het aanschaffen van beveiligingsmaatregelen ten bedrage van € 50,00 indirecte schade betreft die niet voor vergoeding in aanmerking komt. Die post van de vordering moet daarom worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit onder 11. Ten aanzien van de beveiligingsmaatregelen is de rechtbank van oordeel dat deze kosten in voldoende rechtstreeks verband staat met de brandstichting. De rechtbank heeft deze kosten beoordeeld in het licht van de reeks met brandstichtingen die vanaf 2019 in Harlingen plaatsvonden en de onrust die daardoor is ontstaan. De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij de beveiligingsmaatregelen heeft getroffen om zich veilig te voelen. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Ad info feit 12
[benadeelde partij 12] , tot een bedrag van € 5.800,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit onder 12. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Ad info feit 13
[benadeelde partij 13] , tot een bedrag van € 1.039,64 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het verschil van het leasebedrag over een periode van achttien maanden indirecte schade betreft die niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit onder 13. Ten aanzien van het verschil in het leasebedrag overweegt de rechtbank het volgende. Uit de onderbouwing van de vordering en de toelichting door de benadeelde partij ter zitting blijkt dat hij vanwege het feit dat de auto total loss was, een nieuw leasecontract heeft moeten afsluiten voor een zelfde type auto. De rechtbank is van oordeel dat ook het verschil van het leasebedrag rechtstreekse schade betreft. De vordering zal daarom worden toegewezen.
Ad info feit 14
[benadeelde partij 16], tot een bedrag van € 822,32 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel niet blijkt dat de indiener bevoegd is om namens de rechtspersoon te handelen. De officier van justitie heeft verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat duidelijk is dat de schade door de benadeelde partij is geleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de gevorderde schade verminderd moet worden met de btw, omdat de Stichting btw-plichtig is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast ontbreekt het uittreksel van de Kamer van Koophandel waardoor niet gecontroleerd kan worden of de vordering is ingediend door iemand die daartoe bevoegd is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ad info feit 16
[benadeelde partij 14] , tot een bedrag van € 2.790,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit onder 16. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 57, 60a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4, 5 primair en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:

2.Meewerken aan reclasseringstoezicht

Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodigis.
  • Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien.- Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is.
  • Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling doorandere instellingen of hulpverleners.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.- Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.

3.Niet naar het buitenland

Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.

4.Opname in een zorginstelling

Veroordeelde laat zich opnemen in een nader te bepalen FPK, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op de detentieperiode. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

5.Ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener. De behandeling start aansluitend op het klinische behandeltraject. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

6.Meewerken aan time-out

Veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.

7.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Indien de reclassering het noodzakelijk acht, verblijft veroordeelde in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op het klinische behandeltraject. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

8. Alcoholverbod

Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven schilderstape en Jumbo bigshopper.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen aansteker en handschoen.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten
Feit 2 primair
  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 4] te betalen een bedrag van € 714,78 (zegge: zevenhonderdveertien euro en achtenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2021, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 14 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 289,78 aan materiële schade en € 425,00 aan immateriële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Feit 4

- Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.927,18(zegge: drieduizend negenhonderdzevenentwintig euro en achttien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17
februari 2021.
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 6] te betalen een bedrag van € 3.927,18 (zegge: drieduizend negenhonderdzevenentwintig euro en achttien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 49 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.927,18 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 7] te betalen een bedrag van € 1.300,00 (zegge: dertienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 23 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.300,00 aan immateriële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 8] te betalen een bedrag van € 1.000,00 (zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2021, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.000,00 aan immateriële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 8] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Feit 6

  • Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] toe tot na te meldenbedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.582,04 (zegge: duizend vijfhonderdtweeëntachtig euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020.
  • Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 10] voor het overige nietontvankelijk. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 10] te betalen een bedrag van € 1.582,04 (zegge: duizend vijfhonderdtweeëntachtig euro en vier cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 25 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 582,04 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van de ad informandum gevoegde feiten
Ad info feit 7
  • Bepaalt dat de vordering van de benadeelde [benadeelde partij 15] niet-ontvankelijk is en dat dezeslechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
  • Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Ad info feit 11

  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 11] te betalen een bedrag van € 695,00 (zegge: zeshonderdvijfennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 13 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 95,00 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Ad info feit 12

  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 12] te betalen een bedrag € 5.800,00 (zegge: achtenvijftighonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 64 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 5.800,00 aan materiële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Ad info feit 13

  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 13] te betalen een bedrag € 1.039,64 (zegge: duizend negenendertig euro en vierenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.039,64 aan materiële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 13] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Ad info feit 14

  • Bepaalt dat de vordering van de benadeelde [benadeelde partij 16] niet-ontvankelijk is en dat dezebij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
  • Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Ad info feit 16

  • Wijst de vordering van de benadeelde partij
  • Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en tenbehoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
  • Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeeldepartij 14] te betalen een bedrag € 2.790,00 (zegge: zevenentwintighonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2021, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 37 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.790,00 aan materiële schade.
  • Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat tenbehoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2022.
Mr. B.F. Hammerle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.