ECLI:NL:RBNNE:2022:1246

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
18/134554-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 22 mei 2021 te Tolbert, waar de verdachte met een mes meerdere keren in de richting van het slachtoffer stak, terwijl hij dreigende woorden uitsprak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich blootstelde aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, gezien de vitale locatie van de steken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot doodslag. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.S. Slinkman, terwijl het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd was door mr. M.H.G. Scharenborg en mr. A.J. Kemkers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en andere psychische problemen. De benadeelde partij, het slachtoffer, diende een vordering in voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/134554-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 april 2022 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd te [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2022 en 7 april 2022.
Verdachte is beide keren verschenen, bijgestaan door mr. L.S. Slinkman, advocaat te Hoogezand. Het Openbaar Ministerie is op 14 januari 2022 ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G.
Scharenborg en op 7 april 2022 door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen (zowel recht vooruit als bovenhands) met een mes in de richting van de buik en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of terwijl hij zich op geringe afstand van die [slachtoffer] beyond en/of waarbij die [slachtoffer] zich heeft afgeweerd en/of hierbij door dat mes in zijn hand/duim is geraakt, en/of hierbij heeft geroepen: "Ik steek je dood" en/of "Ik pak mijn mes erbij", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een doorgesneden aanhechting van een pees en/of zenuwtak van de rechter duim en/of gevoelloosheid aan de bovenzijde van de rechterduim en/of waarbij verdachte een operatie heeft moeten ondergaan en/of zijn hand vier weken in het gips heeft gezeten en/of gedurende een aantal weken zijn normale werkzaamheden niet kon uitvoeren, heeft toegebracht door,
  • meermalen, (zowel recht vooruit als bovenhands) met een mes in de richting van de buik en/ofandere lichaamsdelen van die [slachtoffer] te steken en/of terwijl hij zich op geringe afstand van die [slachtoffer] beyond en/of waarbij die [slachtoffer] zich heeft afgeweerd en/of hierbij door dat mes in zijn hand/duim is geraakt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes in de hand/duim van die [slachtoffer] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen (zowel recht vooruit als bovenhands) met een mes in de richting van de buik en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of terwijl hij zich op geringe afstand van die [slachtoffer] bevond en/of waarbij die [slachtoffer] zich heeft afgeweerd en/of hierbij door dat mes in zijn hand/duim is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primaire feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primaire feit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte geen opzet had op het van het leven beroven van aangever [slachtoffer]. Aangever [slachtoffer] verklaart dat verdachte gericht op het lichaam in wilde steken, maar uit de getuigenverklaringen in het dossier blijkt dat verdachte met het mes in de lucht zwaaide.
Ook heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het subsidiaire feit, nu het letsel aan de hand en duim van aangever niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Tot slot heeft de raadsman betoogd dat het meer subsidiaire feit wel bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 14 januari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 22 mei 2021 heb ik in Tolbert een man met een mes gestoken. Het kan zo zijn dat ik daarbij heb geroepen: "Ik steek je dood" en "Ik pak mijn mes erbij".
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 mei 2021, opgenomenop pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021133214 d.d. 3 juni 2021, inhoudende als verklaring van Sjoerd Anne [slachtoffer]:
A: Ik ben op 22 mei 2021 naar de Hoofdstraat in Tolbert gelopen. Toen kwam hij er ineens aan. Vanuit het niets viel hij mij ineens aan. Het was wat duw en trekwerk. Er is een worsteling geweest. Toen pakte hij iets en maakte een steekbeweging. Hij bleef stekende bewegingen maken. Hij raakte met het mes mijn hand.
V: Die stekende bewegingen die hij maakte kun je die omschrijven?
A: Bovenhands. De eerste keer was recht vooruit. De andere keren was het bovenhands. Ik zag dat hij wat glinsterends in zijn hand had en toen deed hij zo. Ik dacht hij wil me doodmaken.
O: Aangever maakt een stekende beweging recht vooruit.
V: De eerste stekende beweging die hij maakte, in welke richting stak hij?
O: Aangever wijst op zijn buik.
V: De andere bewegingen bovenhands in welke richting stak hij toen?
A: Hij zwaaide wat met het mes in het rond en toen in één keer stak hij in mijn hand.
V: Wat zijn je verwondingen?
A: Eén pees was doormidden. Eén was beschadigd. Bot was een splinter vanaf. Ik heb aan de bovenkant van mijn duim geen gevoel meer.
V: Hoe vaak heeft hij in jouw richting gestoken?
A: Recht vooruit twee keer en bovenhands meerdere keren.
3. Een geneeskundige verklaring, op 23 mei 2021 opgemaakt door dr. E.L. de Vrij, arts assistent
Chirurgie namens dr. E. Bosma, chirurg, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Anamnese: Duim links laceratie over MCP1, duim neurovasculair intact.
Na verdoving: volledige doorsnijding EPB, partiele doorsnijding EPL. Open gewricht. Hierna MCP1 gespoeld, huid gesloten en röntgenfoto aangevraagd
Conclusie: mishandeling met snijwond rechter duim, peesdoorsnijding extensor pollicis brevis en partieel extensor pollicis brevis.
4. Een geneeskundige verklaring, op 29 september 2021 opgemaakt en ondertekend door mw. drs. T.Naujocks, forensisch arts, als los document gevoegd bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ten aanzien van het peesletsel was de herstelduur ca. 6 weken. Het peesletsel is inmiddels volledig hersteld. Het zenuwletsel is blijvend.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt - zowel bovenhands als recht vooruit - onder andere richting de buik van aangever, waarop hij aangever, die zich probeerde af te weren, geraakt heeft in zijn hand/duim met pees- en blijvend zenuwletsel tot gevolg. Door gericht stekende bewegingen te maken richting de buik van aangever heeft verdachte zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van die handelingen het leven zou laten. De buik betreft immers een zeer vitaal lichaamsdeel. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest en het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever, behoudens contra-indicaties waarvan hier niet is gebleken, dat het niet anders kan zijn dan dat hij die kans ook welbewust heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair.
hij op 22 mei 2021 te Tolbert, gemeente Westerkwartier, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen zowel recht vooruit als bovenhands met een mes in de richting van de buik en/of andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] heeft gestoken en terwijl hij zich op geringe afstand van die [slachtoffer] bevond en waarbij die [slachtoffer] zich heeft afgeweerd en hierbij door dat mes in zijn hand/duim is geraakt, en hierbij heeft geroepen: "Ik steek je dood" en "Ik pak mijn mes erbij", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair. poging doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, waarvan 17 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft bij haar strafeis meegewogen dat aangever onverhoeds door verdachte is aangevallen met een groot mes, waarbij aangever gewond is geraakt aan zijn hand, en naar aanleiding waarvan aangever nog steeds kampt met de gevolgen van het incident. Bij haar strafeis heeft de officier rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het feit dat verdachte uiterlijk op 1 juli 2022 opgenomen kan worden bij [instelling] voor een klinische behandeling, waardoor de strafeis lager uitvalt dan gebruikelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een zo kort mogelijke gevangenisstraf, waarbij verdachte op de eerst mogelijke beschikbare datum klinisch wordt opgenomen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en de psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft meerdere malen met zijn, naar eigen zeggen, grootste keukenmes richting de buik en het lichaam van aangever gestoken, geroepen dat hij aangever dood zou steken en hem uiteindelijk geraakt in zijn hand/duim met peesen zenuwletsel tot gevolg. Dit is een zeer ernstig feit en door op deze wijze te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Een feit als dit zorgt bovendien voor maatschappelijke onrust. Het incident speelde zich af op straat en verschillende getuigen zijn geconfronteerd met het gewelddadige handelen van verdachte. Dit moet zowel voor de aangever als voor de getuigen een zeer beangstigende ervaring zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak in beginsel slechts oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij zich weliswaar eerder, maar niet recentelijk schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het psychologisch Pro Justitiarapport van
N. van der Weegen, GZ-psycholoog, opgemaakt op 7 januari 2022. Uit dit rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken. Door zijn stoornissen is verdachte impulsief, heeft hij een gebrekkig functionerend geweten, externaliseert hij en ontbreekt het hem aan sociale- en probleemoplossende vaardigheden. De psycholoog concludeert dat de vastgestelde problematiek aanwezig was ten tijde van het ten laste gelegde en dat deze verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde. De psycholoog adviseert daarom om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusie over, maakt die tot de hare en verklaart verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Dit heeft een matigende invloed op de strafmaat.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de rapporten van Reclassering Nederland van 5 november 2021 en 10 januari 2022 alsook van het aanvullende rapport van 31 maart 2022. Hieruit blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, gezien verdachtes psychosociale functioneren, zijn justitiële verleden en zijn middelengebruik. Om het recidiverisico te kunnen inperken adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, een contactverbod en meewerken aan middelencontrole. Het wordt wenselijk geacht om de klinische opname aansluitend aan de detentie plaats te laten vinden.
De rechtbank acht het, gelet op al het voorgaande, van belang dat verdachte spoedig, direct na zijn detentie, klinisch behandeld wordt. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij bereid is mee te werken aan een klinische behandeling. De rechtbank constateert dat de officier van justitie ter zitting heeft aangegeven dat de uiterste opnamedatum bij [instelling] 1 juli 2022 betreft.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank, in lijn met de eis van de officier van justitie, aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 17 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Hierbij zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals door de reclassering geadviseerd.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.228,25 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade aangevoerd dat de medische kosten en reiskosten voor toewijzing in aanmerking komen, maar dat de kosten voor huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid onvoldoende zijn onderbouwd. Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat maximaal € 1.000,- voor toewijzing in aanmerking komt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank komt de gevorderde materiële schade voor wat betreft de medische kosten en de reiskosten voor toewijzing in aanmerking, nu voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte op die punten niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 mei 2021.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voor wat betreft de huishoudelijke hulp en de zelfwerkzaamheid, waarvan de verdediging zowel het oorzakelijk verband met het strafbare feit als de hoogte heeft betwist, onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij daarom op die punten niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu nader onderzoek een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarnaast voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 17 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
dat de veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalendoor de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, en zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. De opname start uiterlijk 1 juli 2022 en duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang met psychiatrische nazorg gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met[slachtoffer] zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit contactverbod;
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en wanneer de veroordeelde wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van het primaire feit onder parketnummer 18/134554-21:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.419,25 (zegge: tweeduizend vierhonderdnegentien euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 919,25 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 34 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2022.