ECLI:NL:RBNNE:2022:1230

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
18/850075-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten en hennep

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1962, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 maart 2017 tot en met 14 mei 2017 in Veelerveen, in een woning en een schuur, in totaal 1560 hennepplanten en 25.672 gram hennep heeft geteeld en aanwezig gehad. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Schilder, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen. De verdachte had een huurcontract voor de boerderij en was verantwoordelijk voor de elektriciteit. Hij heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen wist van de hennepkwekerij, maar ook actief heeft bijgedragen aan de exploitatie ervan. Dit werd ondersteund door het aantreffen van DNA-sporen van de verdachte en medeverdachten in de kwekerij.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van bijna drie jaar. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen geldbedrag van € 130,33 aan de verdachte teruggegeven. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/850075-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2022, dat is gesloten op 5 april 2022.
Verdachte is op 28 maart 2022 verschenen, bijgestaan door mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 maart 2017 tot en met 14 mei 2017 te Veelerveen, gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een woning en/of een schuur, althans een of meer panden, aan of bij de [straatnaam] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1560 hennepplanten en/of delen daarvan en/of 25.672 gram hennep, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. De officier van justitie gaat uit van de bekennende verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd. De officier van justitie acht daarom bewezen dat verdachte de hennep zoals is opgenomen in de tenlastelegging, heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt en aanwezig heeft gehad. Daarbij kan het, gelet op de omvang van de kwekerij, niet anders dan dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met andere personen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] het huurcontract op zijn naam gezet en de ruimte ter beschikking gesteld aan [medeverdachte 1] , maar dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen van het telen van hennep in de woning in Veelerveen te komen. De woon- en slaapkamer waren bestemd voor gebruik door verdachte, de rest van de woning was afgesloten voor verdachte. Verdachte heeft niks met de hennepplanten te maken gehad. Verdachte heeft ook geen wetenschap gehad van (de aanmerkelijke kans op) de aanwezigheid van een hoeveelheid hennep in de woning. Hij had wel een vermoeden dat er dingen gebeurden die niet mochten, maar hij stelde geen vragen, omdat hij afhankelijk was van [medeverdachte 1] . Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben is een gezamenlijke machtsuitoefening noodzakelijk, waarbij het accent ligt op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening dient bovendien van voldoende gewicht te zijn. Een verdachte en de medeverdachten dienen tezamen af te weten van de aanwezigheid van verdovende middelen. De enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd zijn niet zonder meer voldoende voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen. In de zaak van verdachte volgt uit het dossier niet dat sprake is van een gezamenlijke machtsuitoefening en tezamen afweten van de aanwezigheid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik verbleef in de ten laste gelegde periode in de woning aan de [straatnaam] te Veelerveen. Het huurcontract stond op mijn naam, de elektriciteit ook. Mensen van [medeverdachte 1] kwamen spullen brengen. Als er geoogst zou worden, zou ik geld beuren. Het was een kwestie van ‘horen, zien en zwijgen’.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 maart 2017,opgenomen op pagina 32 e.v. (zaakdossier 2) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016333372 van 18 augustus 2018, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben op 9 maart 2017 een onderzoek ingesteld bij de woning en het pand aan de
Veelerveenseweg (de rechtbank begrijpt: [straatnaam] te Veelerveen. Het betrof een vrijstaande woning met een grote losstaande boerenschuur erachter. Wij hebben door het raam in de schuur gekeken en zagen dat in de schuur een muur van stropakken was gemaakt. Deze muur schermde een groot gedeelte van de schuur af. In de lengte tot op de helft en in de breedte ook tot de helft. Tevens hoorden wij het geluid van een afzuiging/ventilatiesysteem, komende uit de schuur.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van
3 juni 2017 met bijlage, opgenomen op pagina 166 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het adres [straatnaam] , Veelerveen, betreft het verblijfadres van [verdachte] . In voornoemd perceel werd op 15 mei 2017 binnengetreden. Het pand betreft een bedrijfspand, bestaande uit een schuur van ca. 1.100 m2. In de schuur was een afgetimmerde ruimte aanwezig, waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen. Deze ruimte had een oppervlakte van ca. 100 m2. De ruimte was opgedeeld in twee kweekruimten.
In de schuur stond een caravan, verschillende werktafels en achterin lagen hennep gerelateerde goederen. De totale oppervlakte van kweekruimte A is 45 m2. In totaal stonden er 780 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 68 cm. Per m2 stonden er 16 planten. Kweekruimte B was identiek ingericht als kweekruimte A.
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen en hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Bijlage: ruimlijst hennep, aantal hennepplanten: 1560.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017, opgenomen op pagina 279 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 mei 2017 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [straatnaam] te Veelerveen. Tijdens deze doorzoeking werden op verschillende plaatsen in de woning henneptoppen en/of hennepknipsel aangetroffen.
In de bijkeuken werd een grijze vuilniszak aangetroffen. Er zaten gedroogde henneptoppen in. Het netto gewicht van de henneptoppen was 1147 gram.
In de kruipruimte van de woning werd een blauwe vuilniszak aangetroffen. Wij zagen dat er 5 doorzichtige zakken met hennepknipsel en 2 doorzichtige zakken met henneptoppen in zaten. Het netto gewicht was totaal 9404 gram.
Op de zolder, die ingericht was als knipruimte, werd hennepknipsel aangetroffen. Het knipsel was droog. Het nettogewicht van het hennepknipsel was 493 gram.
In een slaapkamer op de eerste verdieping van de woning, die was ingericht als droogruimte, werden gedroogde henneptoppen en hennepknipsel aangetroffen. Het netto gewicht was als volgt:
Henneptoppen op zeil : 7371 gram
Vuilniszak met henneptoppen : 3700 gram
Vuilniszak met henneptoppen : 2982 gram
Hennepknipsel uit droognet : 575 gram
Totaal : 14628 gram
Totaal werd er 25672 gram aan henneptoppen en hennepknipsel aangetroffen in de woning aan de [straatnaam] te Veelerveen. Wij zagen dat het hennep betrof. Door onze kennis en ervaring op het gebied van hennep en de werkzaamheden binnen het Hennepteam Noord-Nederland zagen wij dat het hier ging om henneptoppen en hennepknipsel
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een huurovereenkomst, ondertekend op 17 oktober 2016,opgenomen op pagina 371 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Verhuurder en meneer [verdachte] , hierna te noemen: huurder, verklaren een overeenkomst te sluiten met betrekking tot de woning gelegen aan de [straatnaam] , Veelerveen en de landbouwschuur gelegen aan de [straatnaam] , Veelerveen. De overeenkomst wordt met ingang van 17 oktober 2016 voor onbepaalde tijd aangegaan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek van 17 mei 2017,opgenomen op pagina 290 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 mei 2017 ben ik naar het pand aan de [straatnaam] te Veelerveen gegaan. In het woonhuis trof ik op de eerste verdieping een droogruimte aan. In een open vuilniszak trof ik een leeg blikje van het merk "Fanta" aan. Ik heb de drinkopening bemonsterd en het monster voorzien van SIN AAKC2001NL. In een asbak trof ik peuken aan. Ik heb een peuk van een sigaar veiliggesteld en voorzien van SIN AAKC2004NL. In de ruimte stond op een afzuigsysteem een lege mok. Ik heb de mok bemonsterd en het spoor voorzien van SIN AAKC2003NL. Tevens zag ik een leeg blikje van het merk ‘Pepsi cola’. Ik heb de drinkopening bemonsterd en de bemonstering voorzien van SIN AAKC2002NL.
Achterin de schuur in een onafgesloten ruimte lagen verschillende goederen die gebruikt worden bij een hennepkwekerij. In een onafgesloten vuilniszak, waarin restafval van hennep lag, trof ik witte werkhandschoenen aan. Ik heb 1 handschoen veiliggesteld en voorzien van SIN AAKC2025NL.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.05.23.151, van 2 juni 2017, opgenomen op pagina 308 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:.
Resultaten, interpretaties en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek.
SIN AAKC2001NL: celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
SIN AAKC2004NL: celmateriaal kan afkomstig zijn van [verdachte] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
SIN AAKC2003NL: celmateriaal kan afkomstig zijn van [naam] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 6 juni2018 met bijlage, opgenomen op pagina 328A (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA-profiel onder [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum] 1974.
SIN: AAKC2025NL#01.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 31 mei2018 met bijlage, opgenomen op pagina 328C (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hieronder genoemde spoor is geïdentificeerd op het DNA-profiel onder [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum] 1974.
SIN: AAKC2002NL.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 30 januari2018, opgenomen op pagina 491 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
[verdachte] was vaak samen met [medeverdachte 2] . [verdachte] kwam ook wel met [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ).
V (vraag verbalisant): Uw DNA is aangetroffen in de droogruimte op een mok. Hoe kan uw DNA daar gekomen zijn?
A (antwoord verdachte): Dat zou best kunnen. Ik ben alleen in de schuur werkzaam geweest.
Ik ben gevraagd om klusjes te doen. [medeverdachte 2] heeft tegen [verdachte] gezegd dat ik klusjes kon doen. Van [verdachte] heb ik een paar keer geld gekregen maar ik weet niet of het geld van [medeverdachte 2] of [verdachte] kwam. Ook van [verdachte] zou ik nog geld krijgen maar die is ook spoorloos.
V: Wat waren uw werkzaamheden?
A: Schoonmaken en repareren van hennepmachines. Ik heb in die periode 8 machines gerepareerd en ongeveer 20 messen vervangen. Meestal was ik alleen en soms kwam [verdachte] bij mij een praatje maken. Ik kwam daar soms met [medeverdachte 3] en soms met [verdachte] . [medeverdachte 2] kwam wel eens op bezoek bij [verdachte] .
V: We laten u een aantal foto's zien. Wie herkent u op de foto's?
Foto 3: [medeverdachte 2] (bijlage 5) (opmerking rechtbank: foto van medeverdachte [medeverdachte 2] )
Foto 4: [verdachte] (bijlage 6) (opmerking rechtbank: foto van verdachte)
Foto 6: [medeverdachte 3] (bijlage 8) (opmerking rechtbank: foto van medeverdachte Willems).
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2017,opgenomen op pagina 259 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Door ons werden 4 sleutels uit de fouillering van [verdachte] geprobeerd op de gebouwen, de woning en schuur, op het perceel [straatnaam] te Veelerveen. Wij constateerden dat met de sleutel merk Starxs H82004 de toegangsdeur aan de voorzijde van de lospandige schuur achter de woning geopend kon worden.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2017,opgenomen op pagina 190 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 mei 2017 vond een doorzoeking plaats in een woning aan de [straatnaam] te Veelerveen. Op de zolder, die ingericht was voor het knippen van hennep, werden onder andere de volgende goederen aangetroffen: 29 gebruikte knipschaartjes, plastic handschoenen, maat S en maat M, 6 stoelen. In de slaapkamer op de begane grond werden de volgende hennep gerelateerde goederen aangetroffen: 1 gebruikte strijkzak met resten van hennep en ruikend naar hennep, 1 assimilatielamp 600 watt en 1 thermohygrometer.
In de woonkamer werd op de salontafel een briefje met verschillende getallen aangetroffen. Het zou hier om grammen hennep kunnen gaan. Ik heb dit soort briefjes vaker aangetroffen tijdens zoekingen in het kader van hennep. In de eerste kolom op de onderstaande foto kan het zijn dat het om het totaal aantal grammen hennep inclusief verpakking gaat. De tweede kolom zou het gewicht van de verpakking kunnen zijn en de getallen in de derde kolom zou het netto gewicht aan hennep kunnen zijn.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 mei 2017,opgenomen op pagina 333 e.v. (zaakdossier 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Van wie is die kwekerij?
A: Ja
(…)
V: Van wie is het nog meer?
Het staat op mijn naam. Dus het is van mij.
(…)
V: Wie hebben er allemaal een sleutel van jouw huis?
A: Ik alleen.
V: Van de schuur?
A: Ik alleen.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 mei 2017,opgenomen op pagina 69 e.v. (persoonsdossier 1) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Alles in die schuur is van mij. Het was leeg toen ik kwam.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 juni 2017,opgenomen op pagina 285 e.v. (zaakdossier 1) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten:
Op 14 mei 2017 werd aan de [straatnaam] te Veelerveen een hennepkwekerij aangetroffen. Op 15 mei 2017 hebben wij een buurtonderzoek ingesteld bij de bewoners van de [straatnaam] . Het betreft hier de woningen die in de directe omgeving staan van de [straatnaam] .
Perceel [straatnaam] te Veerleveen
Wij hebben gesproken met de bewoonster. De nieuwe huurder zou er rond oktober/november 2016 in zitten. Ook had zij eerder contact met de vorige eigenaren. Deze wonen nu op nummer [nummer] aan
[straatnaam] . Bij hen zou al bekend zijn dat er een wietkwekerij zat en dat de politie al was ingeschakeld. Op de vraag of er ook voertuigen op het perceel [nummer] kwamen gaf ze aan dat er verschillende auto's kwamen. Zo kwam er onder andere een wit busje zonder reclame opdruk, een donkere/zwarte auto en een zwarte bestelwagen met rode opdruk met iets van [naam bedrijf]. Afgelopen weekend stonden er 3 auto's.
Perceel [straatnaam] te Veelerveen
De bewoner gaf het volgende aan: Anderhalf jaar geleden is de woning verkocht en vanaf augustus/september is een man daar gaan wonen, die zich had voorgesteld als [verdachte] . Op het terrein waren altijd veel bestelbusjes. Rond eind februari, begin maart dit jaar heeft hij weleens een hennepgeur geroken. Rond die tijd had hij ook gezien dat er 5 auto's bij de woning stonden, namelijk bestelauto's, de BMW's en die nieuwe witte auto, een nieuwe KIA. Ook vertelde hij dat er verschillende mensen sliepen in [straatnaam] .
Perceel [straatnaam] te Veelerveen
Wij hebben gesproken met de bewoner. Samenvattend verklaarde hij het volgende:
Hij wist niet dat er zo'n grote wietkwekerij zat, hij zag wel afgeplakte ramen en dacht toen wel dat er wiet was. De bewoner van [straatnaam] heeft zich aan hem voorgesteld als [verdachte]. In het begin heeft hij de buurman wel horen timmeren in de schuur, maar dit was later niet meer zo. Hij zag dat er regelmatig veel auto's bij de woning stonden. Zo zag hij regelmatig een grijs busje en een Mini Cooper met Duits kenteken. Op nieuwjaarsdag heeft de vriendin van de bewoner wiet geroken. Op een gegeven moment had de bewoner ook een elektricien gezien. [verdachte] had hem verteld dat er nieuwe lampen en stroom moest worden aangelegd in de schuur. Hij wist niet wie die elektricien was. Zijn ouders zijn gebeld door de elektriciteitsmaatschappij, omdat er niet werd betaald.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft na zijn aanhouding tegenover de politie verklaard dat de kwekerij van hem is en dat hij daarbij geen hulp van anderen krijgt. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat deze verklaring niet klopt en dat hij dit van medeverdachte [medeverdachte 1] tegen de politie had moeten zeggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat hij de boerderij moest huren van [medeverdachte 1] en dat hij niets wist van de hennepkwekerij. Deze laatste verklaring acht de rechtbank echter niet geloofwaardig. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte niet alleen wist dat er een hennepkwekerij werd geëxploiteerd in zijn schuur, maar dat hij aan die exploitatie ook een bijdrage heeft geleverd van zodanig gewicht dat kan worden gesproken van medeplegen van hennepteelt.
Verdachte was degene die een huurcontract en een elektriciteitscontract sloot voor de boerderij. Het heeft er alle schijn van dat de boerderij is gehuurd met het enkele doel er een hennepkwekerij te vestigen, gezien de korte tijd tussen de ingang van het huurcontract en de bouw van de kwekerij, alsmede gelet op de situatie zoals de politie die in de woning heeft aangetroffen: door de gehele woning zijn hennep en hennep gerelateerde voorwerpen aangetroffen. Verdachte verbleef dag en nacht in de woning en had volgens zijn eigen verklaring als enige de sleutels van de woning en de schuur. Dat er bij de kweek ook anderen betrokken waren blijkt onder meer uit het aantreffen van werkhandschoenen met daarop DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] in de schuur. Ook de hoeveelheid stoelen, gebruikte scharen en voorraad plastic handschoenen in verschillende maten in de knipruimte duiden op betrokkenheid van meerdere personen, terwijl de verklaringen van buurtbewoners over de vele, verschillende auto’s die voortdurend op het terrein kwamen deze betrokkenheid van meerdere personen alleen maar bevestigen. Verdachte heeft deze personen kennelijk toegang tot zijn woning en kwekerij verschaft, aangezien hij als enige over de sleutels
daarvan beschikte. Onder meer heeft hij [naam] werkzaamheden laten verrichten aan hennepmachines en hem hiervoor betaald. Naar eigen zeggen zou verdachte “beuren” als er geoogst zou worden.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de verantwoordelijkheid had voor de kwekerij en anderen in staat stelde er werkzaamheden te verrichten. Bovendien deelde hij mee in de opbrengst en kan daarmee als medepleger van de hennepteelt worden aangemerkt.
Daarnaast heeft hij een grote hoeveelheid hennep aanwezig gehad in zijn woning. In totaal is er ruim 25 kilogram hennep aangetroffen. Op de eerste verdieping was een droogruimte (waar ook hennep is aangetroffen) waar een blikje frisdrank en een peuk van een sigaar zijn aangetroffen met daarop DNA-sporen van verdachte. Tevens zijn in de ruimtes, waarvan verdachte naar eigen zeggen gebruik maakte, hennep gerelateerde goederen aangetroffen. Volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting wist hij hier niets van en was deze hennep niet afkomstig van de kwekerij in zijn eigen schuur. De hennep zou van [medeverdachte 1] zijn en naar de boerderij zijn gebracht. Dat de hennep aan iemand anders zou toebehoren laat – wat hier ook van zij – onverlet dat verdachte de hennep in zijn woning aanwezig heeft gehad. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de hennep zich in zijn machtssfeer bevond en dat het, gelet op de plaatsen waar het is aangetroffen, niet anders kan dan dat hij zich ook bewust was van de aanwezigheid van de hennep.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 maart 2017 tot en met 14 mei 2017 te Veelerveen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, in een woning en een schuur aan of bij de [straatnaam] , heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal 1560 hennepplanten en 25.672 gram hennep, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis onder meer rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de officier van justitie zijn aanvankelijke eis van 10 maanden gematigd met 20%.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte ruimer te compenseren dan 20%. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de redelijke termijn met bijna 3 jaar is overschreden en dat het Openbaar Ministerie de zaak ook had kunnen afsplitsen en laten afdoen bij de politierechter, gelet op de beperkte tenlastelegging. In positieve zin moet ook meewegen het strafblad van verdachte, waarop een veroordeling staat uit 2017 voor een andersoortig feit en dat voor het overige oudere documentatie bevat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten en zich tevens schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep. In de schuur bij de boerderij waar hij verbleef was niet alleen een grote kwekerij gevestigd; de boerderij werd ook gebruikt als verzamelpunt van hennep afkomstig uit andere kwekerijen. De rol van verdachte was die van beheerder/bewaker. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin is alleen al voor het aanwezig hebben van 10 tot 25 kilogram hennep een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgenomen. In dit geval is daarnaast nog sprake van het kweken van 1.560 planten. hetgeen min of meer bedrijfsmatig of in ieder geval met een zekere
professionaliteit plaatsvond in ruimtes zoals een (woon)huis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de geoogste planten. De rechtbank neemt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden als uitgangspunt.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment waarop verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank is bijna vijf jaren verstreken. De forse overschrijding van de redelijke termijn met bijna drie jaren komt slechts voor een gering deel voor rekening van de verdediging en dient dus tot strafvermindering te leiden.
In straf verminderende zin heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en sinds het plegen van dit feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 130,33 moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, te weten 6 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 130,33.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2022.