De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de officier van justitie zijn aanvankelijke eis van 8 maanden gematigd met 20%.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in verband met de door hem bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Leger des Heils van 2 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennepplanten. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin is voor gevallen van het kweken van een hoeveelheid van 500 tot 1.000 hennepplanten een taakstraf van 180 uren in combinatie met 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf opgenomen. Op grond van de bevindingen in het financieel dossier gaat de rechtbank ervan uit dat er in dit geval per oogst tussen de 880 en 1.008 planten in de kwekerij hebben gestaan. Voormeld oriëntatiepunt gaat uit van het min of meer bedrijfsmatig of in ieder geval met een zekere professionaliteit kweken van hennepplanten in ruimtes zoals een (woon)huis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de geoogste planten, hetgeen in deze zaak het geval is. De rechtbank neemt daarom een taakstraf van 180 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden als uitgangspunt.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment waarop verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank is meer dan vier jaar verstreken. De forse overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twee jaren, komt slechts voor een gering deel voor rekening van de verdediging en dient dus tot strafvermindering te leiden.
Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met de straf die aan medeverdachte [medeverdachte 2] is opgelegd, een taakstraf van 180 uren. [medeverdachte 2] had naar het oordeel van de rechtbank een grotere rol bij de kwekerij dan verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 100 uren passend en geboden.
Oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank, gelet op het tijdsverloop, niet meer op zijn plaats.