ECLI:NL:RBNNE:2022:1227

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
18/830190-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt in Blijham met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de teelt van hennep. De verdachte was behulpzaam geweest bij het opzetten van twee kweekruimtes in een boerderij in Blijham, waar in totaal ongeveer 2668 hennepplanten werden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de opbouw van de hennepkwekerij door de benodigde ruimtes te bouwen. Tijdens de zitting op 28 maart 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij werkzaamheden heeft verricht in de boerderij, maar ontkende dat hij op de hoogte was van de hennepteelt. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte wetenschap had van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de strafvervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 22c, 22d, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/830190-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2022, welk onderzoek is gesloten op 5 april 2022.
Verdachte is op 28 maart 2022 verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te
Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2016 tot en met
24 oktober 2017 te Blijham, gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een pand aan het [straatnaam] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 2668 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2016 tot en met 24 oktober 2017 te Blijham, gemeente Bellingwedde, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk in een pand aan het [straatnaam] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 2668 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans
(telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 24 oktober 2017 te Blijham, gemeente Bellingwedde, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die [medeverdachte 1] en/of onbekend gebleven persoon/personen - de ruimte in de kelder van voornoemd pand om te bouwen tot hennepkwekerij/kweekruimte en/of/door daar zogenoemde hennephokken in te bouwen, en/of - de ruimte op de zolder van voornoemd pand om te bouwen tot hennepkwekerij/kweekruimte en/of/door daar zogenoemde hennephokken in te bouwen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de medeplichtigheid van verdachte kan worden bewezen voor de periode van 1 februari 2016 tot 1 juli 2016.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde het volgende aangevoerd. Verdachte heeft weliswaar werkzaamheden verricht op de zolder van de boerderij in Blijham, maar niet ten behoeve van een kwekerij of kweekhokken. Verdachte had geen enkele reden om te vermoeden dat sprake was van een kwekerij. De twee personen die belastend hebben verklaard en daarmee wetenschap bij verdachte lijken te construeren, te weten [naam 1] en [naam 2] , hebben hier zelf direct en ontlastend belang bij en hebben tevens over andere zaken aantoonbaar onjuist verklaard, waaronder de reden van vertrek en de gang van zaken rondom de huur/koop door medeverdachte [medeverdachte 1] . Deze verklaringen kunnen daarom niet worden gebruikt als bewijs van het opzettelijk meewerken aan het opbouwen van een hennepkwekerij. Voor het overige is geen bewijs in het dossier aanwezig voor de wetenschap van verdachte van de geplande kwekerij.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] als ongeloofwaardig te beschouwen en daarmee van het bewijs uit te sluiten. Deze verklaringen zijn gedetailleerd en ondersteunen elkaar in grote lijnen. [naam 1] en [naam 2] maken hun rollen wellicht kleiner, maar de rechtbank ziet niet dat zij zichzelf ontlasten door naar verdachte te wijzen. Op grond van deze verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de geplande hennepkwekerij en daarmee opzet op zowel het gronddelict als op het behulpzaam zijn daarbij door de kweekruimten te bouwen.
De rechtbank past ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 28 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[naam 1] en [naam 2] woonden in Blijham. Zij huurden het pand van [medeverdachte 2] . Ik kwam daar af en toe. Ik ben op de zolder geweest. [medeverdachte 2] heeft mij een sleutel gegeven en twee keer betaald. Ik heb [medeverdachte 1] twee keer gezien. Met ‘ [medeverdachte 1] ’ bedoel ik [medeverdachte 1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2017,opgenomen op pagina 207 e.v. (zaakdossier 3) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016333372 van 18 augustus 2018, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 oktober 2017 is er een instap gedaan in de woning (boerderij) aan de [straatnaam] te Blijham. Middels het woonhuis was er toegang tot de kelder. De wanden en het plafond van de kelder waren in zijn geheel met folie bekleed. Deze folie is aan de ene zijde wit en (aan de) andere zijde zwart. De witte zijde was naar binnen gericht. Deze folie wordt veelal gebruikt om een hennepkwekerij mee te bekleden. De kelder was verdeeld in een zestal kweekruimten. In alle kweekruimten lag potgrond. Deze potgrond, aarde met perliet (witte bolletjes), wordt gebruikt in de hennepteelt. In de ruimten lagen bloempotten gevuld met deze zelfde aarde en lege bloempotten. De bloempotten zijn 25 bij 25 cm. Gezien de grootte van de bloempotten, passen er 16 op een vierkante meter. De totale kweekoppervlakte van de kelder was 137.5 vierkante meter. De oppervlakte van de kweekruimte keer het aantal bloempotten per vierkante meter, 137.5 x 16 = 2176. Dit is een indicatie hoeveel planten hier hebben kunnen staan. In de kelder waren tevens ruimten gecreëerd voor waterbakken en elektriciteitsvoorzieningen. De waterbakken waren nog aanwezig. Door verkleuringen op houten platen en nummers die erbij waren geschreven was duidelijk te zien dat daar voorschakelapparaten/transformatoren hebben gehangen. De afgetimmerde ruimten op zolder waren net zo ingericht als de kelder, zelfde folie, aarde en bloempotten. De plaatsen waar apparatuur heeft gehangen was nog zichtbaar. De kweekruimte voor de zolder was
30.8
vierkante meter. 30.8 x 16 potten op een vierkante meter is 492 plekken, alwaar een bloempot met een hennepplant zou hebben kunnen staan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 30 maart2017, opgenomen op pagina 82 e.v. (zaakdossier 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik ben de vriend van [naam 2] . Wij kwamen omstreeks februari 2016 in de boerderij te wonen. Al gauw kwam er een klusjesman over de vloer die de ruimte in de kelder om ging bouwen tot hennepkwekerij. Deze klusjesman is [verdachte] uit Assen, dit is een Bosniër volgens mij. [verdachte] is in de kelder onder de boerderij gaan klussen, hij heeft aldaar een gehele hennepkwekerij opgebouwd. De kelder van de woning bedraagt ongeveer 130 m2. Er is een aantal maanden geklust en na die maanden zij er ongeveer 3000 tot 3500 planten in de ruimte gezet. Deze planten zijn door [medeverdachte 1] binnen gebracht, ik heb zelf gezien dat hij met dozen met stekjes binnen kwam lopen. Ook bracht [medeverdachte 1] de kweekapparatuur allemaal naar binnen. [verdachte] bracht alleen het bouwmateriaal naar binnen en knutselde aan de kabels. Ook sloot hij de trafo's aan. Dus [verdachte] deed alle bouwtechnische dingen. Inmiddels begonnen ze ook te bouwen op zolder. Ik denk omdat ze daar ook wilden gaan kweken.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 30 maart2017 met bijlagen, opgenomen op pagina 769 e.v. (zaakdossier 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] : De achternaam van [verdachte] is [verdachte] .
O (opmerking verbalisant): Wij tonen de getuige een foto van verdachte [verdachte] . Deze foto wordt als bijlage 1 toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V (vraag verbalisant): Wie is deze man op de foto?
A (antwoord getuige): De man op deze foto is [verdachte] .
O: Wij tonen de getuige een foto van verdachte [medeverdachte 1] . Deze foto wordt als bijlage 2 toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Wie is deze man op de foto?
A: Dit is [medeverdachte 1] . […] Ik heb [medeverdachte 1] verteld dat er een mooie boerderij aan [straatnaam] in Blijham te koop stond. Die oude man heeft de woning toen gekocht.
[medeverdachte 1] wilde die schuur hebben voor de handel. [medeverdachte 1] zei tegen mij dat hij deze vol wilde zetten met hennepplanten. Die oude man vertelde over de hobby van [medeverdachte 1] waar hij niet te veel van wilde weten.
V: Hoe is het gegaan met de aansluiting en levering van elektriciteit aan de woning aan [straatnaam] in Blijham toen jullie er kwamen wonen?
A: Die heb ik eerst zelf geregeld. Toen [medeverdachte 1] begon te verbouwen heb ik niet langer betaald. Ik denk dat het energiecontract op mijn naam is blijven staan. Ik heb geen huur betaald. [medeverdachte 1] was degene die tegen [verdachte] zei wat hij moest doen.
[naam 3] , [naam 4] , ene [naam 5] , [naam 6] , [medeverdachte 1] zelf, [verdachte] waren allemaal bezig toen de stekken erin kwamen. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam 6] hadden een sleutel van de achterdeur, die had je nodig om in de kelder te komen.
O: Wij tonen de getuige een foto van verdachte [medeverdachte 2] . Deze foto wordt als bijlage 3 toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Wie is deze man op de foto?
A: Dat is de oude man waar ik het over had.
V: Per wanneer stonden de hennepstekken er en gingen de lampen aan?
A: Dat was toen wij er nog zaten. Ongeveer 3 of 4 weken voordat wij eruit gingen, kwamen de stekken erin.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
23 november 2017, opgenomen op pagina 791 e.v. (zaakdossier 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
O: Wij tonen de getuige een foto van verdachte [verdachte] . Deze foto wordt als bijlage 1 toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Wie is deze man op de foto?
A: Dat is [verdachte] .
O: Wij tonen de getuige een foto van verdachte [medeverdachte 1] . Deze foto wordt als bijlage 2 toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Wie is deze man op de foto?
A: Dat is [medeverdachte 1] . Wij wisten dat de woning aan [straatnaam] in Blijham te koop stond. Uiteindelijk heeft meneer [medeverdachte 2] of zoiets, dat was een oude man, alles betaald. Toen wij daar eenmaal zaten, ging [medeverdachte 1] ineens verbouwen in de kelder van het huis. Toen wist ik al wel hoe laat het was.
V: Je hebt verklaard dat je hebt gezien dat [verdachte] timmerwerkzaamheden heeft gedaan en dat
[medeverdachte 1] spullen heeft gebracht voor een hennepkwekerij in de woning. Waar kwam deze hennepkwekerij?
A: In de kelder. [verdachte] is in de kelder geweest om te verbouwen, ik heb zelf gezien dat hij die kelder in is gegaan. [medeverdachte 1] was de baas, want hij zei wat [verdachte] moest doen. Dan hoorde ik ze in de hal praten, bij de kelderdeur, en dan hoorde ik dat [medeverdachte 1] tegen [verdachte] zei wat die moest gaan doen. [medeverdachte 1] had ook een sleutel van het pand.
V: Wie zijn er behalve [verdachte] en [medeverdachte 1] nog meer in de woning geweest toen jullie er woonden?
A: Die [naam 6] . Ik heb gezien dat ze wel in die kelder geweest is. Er was nog een man, die heette [naam 4] . Die heb ik een of twee keer gezien. Die kwam met [medeverdachte 1] en ze gingen naar de kelder. Die meneer [medeverdachte 2] heb ik er wel drie of vier keer gezien, maar niet in de kelder. Volgens mij had die man wel in de gaten wat er in de kelder gebeurde, die man was niet dom. Hij heeft een keer gezegd die hij wel wist wat er in de kelder gebeurde. Hij zei zoiets "wat [medeverdachte 1] in de kelder deed dat wist hij wel en dat wisten wij toch ook wel, maar daar wilde hij zelf niks mee te maken hebben".
O: Wij tonen de getuige een foto van verdachte [medeverdachte 2] . Deze foto wordt als bijlage 5 toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Wie is deze man op de foto?
A: Dat is [medeverdachte 2] .
V: Per wanneer stonden de hennepstekken er en gingen de lampen aan?
A: Vlak voordat wij daar weg zijn gegaan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
29 januari 2018, opgenomen op pagina 944 e.v. (zaakdossier 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
O: Wij tonen verdachte een foto van de heer [medeverdachte 2] , welke als bijlage 2 wordt toegevoegd aan dit proces-verbaal.
O: Wij tonen verdachte een foto van [medeverdachte 1] , welke als bijlage 3 wordt toegevoegd aan dit proces-verbaal. V: Wie is de man op deze foto?
A: Het is een Marokkaan. [medeverdachte 1] heet hij .. ja. Die ken ik. Hij was ook met die man, die oude man van de vorige foto die u mij liet zien (de rechtbank begrijpt: de foto van [medeverdachte 2] ).
O: Wij tonen verdachte een foto van het pand gelegen aan de [straatnaam] in Blijham, welke als bijlage 4 wordt toegevoegd aan dit proces-verbaal.
V: Op welke manier ken jij dit pand?
A: Ik heb daar allemaal sloten vervangen. Ik ben overal in het pand geweest.
V: Heb je behalve sloten vervangen en lekkages verholpen nog meer gedaan bij dit pand?
A: Balken en hout verplaatst.
V: Wanneer ben je hier voor het laatst precies geweest?
A: Aantal jaren terug, weet niet precies.
V: Heb jij hier facturen van?
A: Nee, is zwart gedaan. Daar waren veel mensen. Ik ben wel eens in de kelder van deze woning geweest.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte behulpzaam is geweest bij de opbouw van de aangetroffen hennepkwekerij met twee kweekruimtes op het adres [straatnaam] te Blijham. De rechtbank zal het einde van de pleegperiode stellen op 31 december 2016, omdat de getuigen [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat er 3 of 4 weken dan wel kort voordat zij de woning hebben verlaten, hennepstekken in de kwekerij werden gezet. Uit gegevens van netbeheerder ‘Enexis’ blijkt bovendien dat [naam 1] tot en met 1 december 2016 een contract voor de levering van stroom op naam heeft gehad voor bedoeld adres
1.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2016 tot en met 24 oktober 2017 te Blijham, gemeente Bellingwedde, met elkaar, telkens opzettelijk in een pand aan het [straatnaam] hebben geteeld een hoeveelheid van telkens in totaal ongeveer 2668 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 december 2016 te Blijham, gemeente Bellingwedde, meermalen telkens opzettelijk behulpzaam is geweest, door voor die [medeverdachte 1] en/of onbekend gebleven persoon/personen
  • de ruimte in de kelder van voornoemd pand om te bouwen tot hennepkwekerij/kweekruimte en daarzogenoemde hennephokken in te bouwen, en
  • de ruimte op de zolder van voornoemd pand om te bouwen tot hennepkwekerij/ kweekruimte endaar zogenoemde hennephokken in te bouwen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiairmedeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis onder meer rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Op grond daarvan zou een gevangenisstraf van 6 maanden in beginsel passend zijn. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn heeft de officier van justitie zijn eis gematigd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de op te leggen straf geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 4 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is behulpzaam geweest bij het kweken van hennep door in een boerderij twee kweekruimtes te bouwen. Door aldus te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het illegale drugscircuit. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin is voor gevallen van het kweken van een hoeveelheid van 500 tot 1.000 hennepplanten een taakstraf van 180 uren in combinatie met 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf opgenomen. Voormeld
oriëntatiepunt gaat uit van het min of meer bedrijfsmatig of in ieder geval met een zekere professionaliteit kweken van hennepplanten in ruimtes zoals een (woon)huis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de geoogste planten, hetgeen in deze zaak het geval is. In dit geval is sprake van meer dan 2.000 planten of delen daarvan. De rol van verdachte is die van medeplichtige. De rechtbank neemt voor zijn aandeel een taakstraf van 120 uren als uitgangspunt.
Gelet op het tijdsverloop dient de rechtbank bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafvervolging op grond van artikel 6 EVRM tot een berechting moet komen. Vanaf het moment waarop verdachte is gehoord en er gelet op de inhoud van het verhoor van uit mocht gaan dat hij strafrechtelijk zou worden vervolgd, tot aan deze uitspraak van de rechtbank is meer dan vier jaar verstreken. De forse overschrijding van de redelijke termijn met meer dan twee jaren komt niet voor rekening van de verdediging en dient dus tot strafvermindering te leiden.
In straf verminderende zin heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en sinds het plegen van dit feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 60 uren passend en geboden. De taakstraf zal worden vervangen door 30 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren zal worden verricht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2022.
1 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2017, opgenomen op pagina 86 e.v. (zaakdossier 3).