Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Uit het proces-verbaal van bevindingen van het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) volgt dat in een tent achter de door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde en bewoonde vakantiewoning in [plaats] amfetamine en MDMA is vervaardigd. Zo is onder meer een destillatie opstelling aangetroffen die karakteristiek is voor de productie, dan wel bewerking van amfetamine en MDMA. Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft geconcludeerd dat ook andere stoffen aanwezig waren die zijn bedoeld voor de (voorbereiding van de) productie van amfetamine en MDMA. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft alle betrokkenheid bij het drugslaboratorium ontkend. Uit de bakengegevens van verdachtes’ auto (een Honda Civic met kenteken [kenteken] ) blijkt echter dat de auto in de periode van 7 februari 2018 tot en met 10 maart 2018 in totaal 11 keer bij het adres [straatnaam] in [plaats] is geweest. Ook de verhuurder van die vakantiewoning heeft de auto van verdachte meerdere keren geparkeerd zien staan. Na verdachtes’ aanhouding zijn in de kofferbak van zijn auto stoffen en goederen aangetroffen die passen bij de productie van synthetische drugs. Een andere link tussen de in de auto aangetroffen goederen en het drugslaboratorium in [plaats] is dat in één van de emmers drie flessen olie zijn aangetroffen. De olie is gelijk aan de olie die is aangetroffen in de verwarmingsmantel van de destillatieketel in de woning. Verdachte heeft verklaard dat hij de in de auto aangetroffen jerrycans met aceton nodig had voor zijn schilderwerk en van hem waren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft hij -zakelijk weergegevenaangevoerd dat geen bewijs voorhanden is dat verdachte betrokken is geweest bij de productie van synthetische drugs. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte bij de locatie
[straatnaam] in [plaats] is geweest. Er is geen DNA van verdachte in het drugslaboratorium aangetroffen. Ook medeverdachte [medeverdachte] ontkent dat verdachte betrokken is geweest.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman -zakelijk weergegevenaangevoerd dat in de tenlastelegging goederen zijn opgenomen waarvan niet duidelijk is of zij in het voertuig zijn aangetroffen. De auto van verdachte is na zijn aanhouding naar het politiebureau gebracht voor onderzoek. Op het moment dat verbalisanten De [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met het onderzoek wilden beginnen, was een deel van de goederen al uit de auto gehaald. Omdat de auto naar [straatnaam] in [plaats] is gebracht, zijn de goederen weer in de auto gezet. Ter plaatse zijn de goederen opnieuw uit de auto gehaald en in het drugslaboratorium neergelegd. Onduidelijk is gebleven welke goederen uit de auto zijn gehaald en op welke wijze dit is gebeurd. Niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van contaminatie. Bovendien blijkt uit het forensisch onderzoek dat er lage concentraties stoffen op de goederen zijn aangetroffen. De onderzoeksresultaten kunnen geen bijdrage leveren aan het wettig bewijs.
Uit het schema op pagina 259 van het dossier volgt welke goederen in de auto zijn aangetroffen. Er wordt gesproken over een ‘mixer vervuild met zwart residu, geur MDMA’. Onduidelijk blijft of deze mixer hetzelfde voorwerp is als de aangetroffen betonmixer in de woning. Ook kan niet worden vastgesteld dat de mixer in de auto is gevonden, omdat er geen goednummer aan is gekoppeld.
Ten slotte kan niet worden vastgesteld dat verdachte goederen voorhanden heeft gehad die konden dienen voor het opzettelijk bereiden van amfetamine en/of MDMA. Verdachte heeft zijn auto vaak uitgeleend. Hierdoor was hij zich niet bewust van welke goederen er in de kofferbak lagen. Verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. In de door medeverdachte [medeverdachte] gehuurde vakantiewoning aan de [straatnaam] in [plaats] en op het terrein aanwezige tent met opslaghokje zijn restanten amfetamine en MDMA, maar ook goederen aangetroffen die volgens het LFO karakteristiek zijn voor de productie dan wel bewerking van amfetamine en MDMA. Hoewel het NFI in haar rapport van 28 mei 2018 heeft geconcludeerd dat er ook grondstoffen zijn gevonden die kunnen worden gebruikt voor de productie van amfetamine en MDMA, kan naar het oordeel van de rechtbank niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een ter plaatse werkend drugslaboratorium waar synthetische drugs zijn vervaardigd. Zo is er slechts een geringe hoeveelheid residu op de goederen aangetroffen, waarbij de exacte hoeveelheden onbekend zijn gebleven. Bovendien kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet worden uitgesloten dat de aangetroffen materialen en goederen tweedehands zijn en/of mogelijk zijn gebruikt bij een ander drugslaboratorium.
Evenmin kan op grond van het dossier worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij (de voorbereiding van) de productie van synthetische drugs in een drugslaboratorium in [plaats] . Zo zijn op de in [plaats] aangetroffen goederen geen DNA sporen van verdachte gevonden en er zijn geen telefoongegevens beschikbaar waaruit de betrokkenheid van verdachte volgt. Hoewel verdachtes’ auto 11 keer in [plaats] is gezien, is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om verdachtes betrokkenheid bij een (in werking zijnd) drugslaboratorium vast te stellen.
Tot slot is er onvoldoende bewijs voorhanden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Feit 3
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier volgt dat de politie op 21 maart 2021 verdachte heeft aangehouden en daarop de inhoud van de auto heeft onderzocht. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2018 (p. 182 van het dossier) volgt dat een aantal goederen op het politiebureau uit de auto is gehaald, kennelijk weer in de auto zijn gelegd en de auto naar de [straatnaam] in [plaats] is gereden alwaar de goederen zijn bemonsterd, gefotografeerd en deels afgevoerd. De verslaglegging van de inventarisatie en het onderzoek naar de goederen is naar het oordeel van de rechtbank onoverzichtelijk en incompleet. Zo ontbreken van verschillende goederen, zoals de branderkop en 4 koppelringen, de kennisgeving van inbeslagname. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de stoffen PMK, Piperonal en Methylester zijn aangetroffen op de mixer die in verdachtes auto is gevonden. Het rapport van het NFI bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten, nu het SIN-nummer van de bemonstering (AAHU0876NL) niet kan worden gekoppeld aan de inbeslagname van de mixer. In dit verband wordt opgemerkt dat blijkens de betreffende kennisgevingen van inbeslagname in de auto bovendien twee mixers zouden zijn aangetroffen.
1Los van het feit dat vraagtekens kunnen worden gezet bij de betrokkenheid van verdachte ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, is er naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande onvoldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.