ECLI:NL:RBNNE:2022:1202

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
18/271980-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwillige terugtred en bedreiging met een molotovcocktail en bijl

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en het voorbereiden van brandstichting. De rechtbank overweegt dat voor vrijwillige terugtred, zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, aannemelijk moet zijn dat het misdrijf niet is voltooid door omstandigheden die van de verdachte afhankelijk zijn. De verdachte had op 8 oktober 2021 een molotovcocktail in de hal van de woning van het slachtoffer gegooid, nadat hij de ruiten had vernield. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de verdachte de aansteker heeft geprobeerd te ontsteken, en dat de afwezigheid van brandsporen niet betekent dat hij geen poging heeft gedaan. De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred, omdat niet is aangetoond dat de voltooiing van het misdrijf is uitgebleven door omstandigheden die van de wil van de verdachte afhankelijk zijn.

Daarnaast is de verdachte ook beschuldigd van bedreiging van twee andere slachtoffers met een bijl op 17 september 2021. De rechtbank oordeelt dat de bedreigingen voldoende zijn bewezen, gezien de verklaringen van de slachtoffers en de context waarin deze zijn gedaan. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van 380 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank acht behandeling noodzakelijk om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/271980-21
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/250862-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bollema, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.P. Senior.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer 18/271980-21:
1.
hij op of omstreeks 8 oktober 2021 te Dokkum, gemeente Noardeast-Fryslân ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting (157 Sr), opzettelijk een flesje gevuld met terpentine, althans een brandbare stof, en tevens voorzien van een stuk stof (een zogenaamde molotovcocktail) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 8 oktober 2021 te Dokkum, gemeente Noardeast-Fryslân een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1], dreigend de woorden toe te voegen "Jim gjinne ollergjer dea" ("jullie gaan allemaal dood"), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 8 oktober 2021 te Dokkum, gemeente Noardeast-Fryslân, bij het pand [straatnaam], opzettelijk en wederrechtelijk, twee ruiten van de voordeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in de zaak met parketnummer 18/250862-21:
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Dokkum, gemeente Noardeast-Fryslân, althans in
Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een bijl te heffen en te richten naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en daarbij die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] daarbij dreigend de woorden toe te voegen "Ik meitsje jim allerjer dea" (in het Nederlands "Ik maak jullie allemaal dood"), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/250862-21 ten laste gelegde. De aangiftes worden onvoldoende bevestigd door het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, aldus de raadsman. De volgorde van de dreigende woorden en het omhoog houden van de bijl zoals aangeefster [slachtoffer 3] en aangever [slachtoffer 2] verklaren komt niet overeen met de volgorde zoals deze naar voren komt uit het proces-verbaal van bevindingen. Uit de beschrijving blijkt voorts niet dat verdachte zich met zijn bewoordingen tot aangevers heeft gericht. Hoewel het mogelijk is dat aangevers de dreigende woorden wel hebben gehoord, is daaruit niet af te leiden dat verdachte aangevers met opzet bedreigd heeft. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/27198021 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank past ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/271980-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 29 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 8 oktober 2021 ben ik bij het huis van [slachtoffer 1] geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2021 opgenomen op pagina 5 e.v. het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021276111 d.d. 3 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 8 oktober 2021 omstreeks 22:15 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [straatnaam] te Dokkum. Ik ben naar de hal gelopen in de richting van de voordeur. Ik hoorde toen een persoon door de brievenbus schreeuwen. Ik hoorde hem zeggen: ‘‘[slachtoffer 1], doe de deur open’’. Ik herkende deze stem als die van [verdachte]. Ik hoorde toen de brievenbus klapperen. Ik zag toen dat er een doek in de brievenbus hing. Ik heb toen de deur opengedaan en zag dat [verdachte] in de deuropening stond met in zijn rechterhand een glazen fles en in zijn linkerhand een gasaansteker. Ik hoorde hem in het Fries zeggen: ‘‘Jim gjinne ollergjer dea’’. Jullie gaan dood, vertaald in het Nederlands. Dit maakte mij behoorlijk bang toen ik dit zag en hoorde. Ik heb toen de deur dichtgeslagen. Ik hoorde hem op de ramen van de deur slaan. Ik hoorde toen twee klappen gevolgd door glasgerinkel. Ik rook een bepaalde sterke geur afkomstig uit de hal. Ik zag in de hal dat er allemaal glas lag en dat er een bepaalde vloeistof op de vloer lag waarvan de geur gelijkend is op die van terpentine. Ik zag dat de twee glazen van de voordeur compleet vernield waren. Ik zag in de hal dat er ook een gasaansteker lag.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2021,opgenomen op pagina 27 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 9 oktober 2021 gingen wij, verbalisanten, de woning van [verdachte] binnen. Wij verbalisanten zagen in de hal voor de trap een zwart stuk stof liggen. Toen we dit stukje stof openvouwden zagen wij, verbalisanten, dat het een stoffen broek was. Wij zagen dat één van de broekspijpen scheef was afgeknipt. Ik, verbalisant [verbalisant 1], herkende de manier waarop de broek was afgeknipt. Ik herkende het stuk stof waar collega [verbalisant 2] een foto van had gemaakt als het stuk wat uit de broek miste, welke wij hadden aangetroffen in de woning van [verdachte]. In de woonkamer zagen wij verbalisanten op het aanrecht een geopende glazen fles staan en roken aan de fles. Wij verbalisanten roken allebei de geur van terpentine. Ook zagen wij een aantal tequilabierflesjes op het aanrecht staan van het merk "DORS". Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat dit precies hetzelfde soort flesje was, welke ook in de woning aan de [straatnaam] in Dokkum was aangetroffen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning
([straatnaam] Dokkum) van 1 december 2021, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit de brievenbus hing een stuk stof. Ik zag dat het deel stof een zwart vinger(topje) van een handschoen was. Het vingertopje werd door mij veiliggesteld voor onderzoek op mogelijk aanwezige biologische sporen van de drager van de handschoen (SIN AAOV7116NL).
Ik zag dat de ruiten in de voordeur beide waren vernield.
Op de halvloer lag een (gasfornuis)aansteker. Deze aansteker werd door mij veiliggesteld voor onderzoek op mogelijke biologische contact-/gebruikerssporen (SIN AAOV7114NL).
Op de vloer van de hal van de woning [straatnaam] te Dokkum werd een kapot tequila flesje aangetroffen. Rondom het kapotte flesje was een hoeveelheid kennelijk uit het flesje afkomstige vloeistof aangetroffen. De vloeistof rook naar terpentine
.In de hals van het flesje zat een stuk zwarte stof. Het deel stof werd door mij veiliggesteld voor onderzoek op brandversnellende middelen (SIN
AAOV7113NL). Door het NFI werden in dit deel stof vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse terpentine. Terpentine is ontvlambaar. Als de in het flesje aanwezige terpentine was ontstoken had dit zeker tot brand in de hal en zeer wel mogelijk de rest van de woning kunnen leiden. Omdat de betreffende woning deels was geschakeld met de naast gelegen woning had het vuur eventueel ook kunnen overslaan naar dat pand. Ten tijde van het incident bevond bewoonster [slachtoffer 1] zich, samen met haar beide kinderen, in de woning. Gesteld kan worden dat bij het eventueel ontsteken van de terpentine, daardoor gemeengevaar voor goederen, levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten zou zijn geweest. De combinatie van een flesje met terpentine met daarin een deel stof (lont) kan worden aangemerkt als een zogenaamde molotovcocktail.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.10.12.108 d.d. 25 november 2021, opgemaakt door dr. J. Warnaar, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als diens verklaring:
Onderstaande bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
AAOV6527NL#01 gehele binnenzijde vingerdeel van handschoen AAOV7116NL
AAOV6528NL#01 handvat van de aansteker AAOV7114NL
Resultaten:
AAOV6527NL#01 (handschoen): DNA kan afkomstig zijn van één man: Verdachte [verdachte] (bewijskracht meer dan 1 miljard).
AAOV6528NL#01 (aansteker): DNA kan afkomstig zijn één man: verdachte [verdachte] (bewijskracht circa 5 miljoen).
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2021.10.12.108 d.d. 22 oktober 2021, opgemaakt door ing. L.J.C. Peschier, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als diens verklaring:
Te onderzoeken materiaal:
SIN: AAOV7113NL
Omschrijving: Stof, deel stof uit kapot tequila flesje.
Conclusie: In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn. De aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse terpentine.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 oktober 2021,opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Op 8 oktober om ongeveer 22.00 uur zat ik thuis op de bank op mijn telefoon te kijken. Mijn moeder zat ook in de kamer op haar telefoon te kijken. Ik hoorde de bel gaan. Ik hoorde [verdachte]. Dat weet ik zeker. Ik hoorde dat hij tegen mijn moeder sprak. Vervolgens hoorde ik [verdachte] zeggen: "Ik maak jullie allemaal dood".
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2021,opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Bij aankomst bij de woning zag ik dat de voordeur van de woning vernield was. Ik zag dat de voordeur voorzien was van twee glazen van met afmetingen van ongeveer 30x50 cm. Ik zag dat deze glazen kapot waren. Ik zag dat de glassplinters aan de binnenzijde van de woning lagen.
De rechtbank past ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/250862-21 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 september 2021 opgenomen op pagina 3 e.v. het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021255088 d.d. 19 september 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op vrijdag 17 september 2021 omstreeks 21:02 uur zijn wij in de auto gestapt en naar de [straatnaam] te Dokkum gereden. Wij waren omstreeks 21:07 uur daar. Toen zag ik dat er iemand achter de woning was. Ik zag dat het [verdachte] was. Ik zag dat [verdachte] toen op korter dan 1 meter afstand van mij en [slachtoffer 2] [[slachtoffer 2] - rechtbank] stond. Ik schrok enorm toen ik die bijl zag. Ik zag dat [verdachte] de bijl oppakte. Ik zag dat hij de bijl in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat [verdachte] de bijl omhoog bracht en bij de steel vasthield. Ik zag dat hij de bijl ongeveer ter hoogte van zijn hoofd omhoog hield. Ik zag dat [verdachte] op ongeveer anderhalve meter van mij en [slachtoffer 2] afstond. Ik zag dat [verdachte] ons aankeek. Ik hoorde dat hij zei: "Ik meitsje jim allejer dea.", in het Nederlands: Ik maak jullie allemaal dood. Toen ik dit gehoord had werd ik bang, ik voelde mij bedreigd. Door de geschiedenis met [verdachte] weet ik dat hij heel bedreigend kan zijn.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2021,opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De beelden starten op vrijdag 17 september 2021 om 20.59.41 uur en eindigen op 17 september 2021 om 21.09.38 uur. Ik zie dat de camera gericht is op de voordeur van de woning. De woning waarop de camera gericht is betreft de [straatnaam] te Dokkum. Ik zie dat de persoon tegenover de dame gaat staan. Ik zie dat de persoon dicht op de dame staat. Ik zie dat de man wegloopt. Ik hoor op dat moment gestommel. Ik hoor de persoon zeggen: "Ik sla iedereen dood". Ik zie dat de persoon in zijn rechterhand een hakbijl vasthoudt. Ik zie dat de persoon nog zijn rechterhand omhoog brengt. Ik zie dat de man twee maal een zwaaiende beweging met de arm waarin de persoon de hakbijl vastheeft maakt. Ik zie dat deze beweging in de richting van de dame en man zijn. Ik zie dat de dame terugdeinst waarbij zij de handen voor haar buik houdt.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 september 2021,opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik zag dat [verdachte] in onze richting kwam lopen. Ik zag dat er een hakbijl op de grond lag. Ik zag een houten steel en een ijzeren hakbijlkop aan de steel vastzitten. Ik zag dat de hakbijl ongeveer in totaal ongeveer 30 centimeter lang was. Ik schrok toen ik de hakbijl zag. Ik zag dat [verdachte] de hakbijl oppakte. Ik zag dat [verdachte] naar ons keek. Ik zag dat [verdachte] de bijl bij de steel vasthield. Ik zag dat [verdachte] op dit moment ongeveer 2 à 3 meter van ons afstond. Ik hoorde dat [verdachte] in het Fries riep: "Ik meitsje jim allejer dea". In het Nederlands betekent dit dat hij ons allemaal dood zou maken. Ik voelde mij bedreigd toen hij riep dat hij ons dood zou maken. Ik dacht: hij gaat het echt doen.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Ook is vereist dat het opzet van verdachte hierop was gericht.
Aan de hand van de inhoud van het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat verdachte op 17 september 2021 onverwachts voor de deur stond. Toen er niet voor hem werd opengedaan, liep hij naar de achterzijde van de woning. Aangeefster [slachtoffer 3] en aangever [slachtoffer 2] kwamen ter plaatse. Verdachte stond op korte afstand van aangeefster en aangever.
Hij hield een bijl omhoog en zei dat hij hen allemaal dood zou maken. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] blijkt ook dat verdachte ineens kwaad werd en de bijl omhoog hield. Ook uit het procesverbaal van bevindingen met de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat verdachte heeft gezegd dat hij iedereen dood zou slaan en een bijl omhoog hield. Het moment waarop verdachte, blijkens het proces-verbaal van bevindingen, de bijl omhoog hield en zei dat hij aangeefster en aangever dood zou slaan komt weliswaar niet overeen met de volgorde zoals aangeefster en aangever verklaren, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant. Dat de gedragingen hebben plaatsgevonden is voldoende komen vast te staan en de volgorde waarin deze gedragingen hebben plaatsgevonden doet niets af aan de bedreigende aard van deze gedragingen. De strekking van de verklaringen van aangeefster en aangever komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende overeen met de strekking van het proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangeefster en aangever. Gelet op de ten laste gelegde gedragingen van de verdachte, bezien in de context waarin de gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij aangeefster [slachtoffer 1] en aangever [slachtoffer 2] de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het opzet van verdachte gericht was op het bedreigen van aangeefster en aangever. Het omhoog houden van een bijl en zeggen dat hij hen dood zou maken moet naar uiterlijke verschijningsvorm worden geacht te zijn gericht op het bedreigen van aangeefster en aangever. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 18/250862-21 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/271980-21 onder 1, 2 en 3 en het in de zaak met parketnummer 18/250862-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/271980-21:
1: hij op 8 oktober 2021 te Dokkum, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten opzettelijke brandstichting (157 Sr), opzettelijk een flesje gevuld met terpentine en voorzien van een stuk stof (een zogenaamde molotovcocktail), bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft vervaardigd en voorhanden heeft gehad;
2:
hij op 8 oktober 2021 te Dokkum, een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Jim gjinne ollergjer dea" ("jullie gaan allemaal dood");
3: hij op 8 oktober 2021 te Dokkum, bij het pand [straatnaam], opzettelijk en wederrechtelijk, twee ruiten van de voordeur, die aan een ander toebehoorden, heeft vernield;
in de zaak met parketnummer 18/250862-21:
hij op 17 september 2021 te Dokkum, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door een bijl te heffen en te richten naar die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en daarbij die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik meitsje jim allerjer dea" (in het Nederlands "Ik maak jullie allemaal dood").
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat de bewezen te verklaren feiten strafbaar zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/271980-21 onder 1 ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft het flesje met daarin terpentine en een stuk stof, een zogenoemde molotovcocktail, meegenomen naar de woning. Op enig moment deed aangeefster de deur open. Verdachte heeft zich toen ontdaan van de brandbare voorwerpen. Verdachte heeft het stuk stof niet aangestoken. De raadsman voert aan dat deze omstandigheden duiden op vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. Een waarschijnlijke oorzaak voor deze terugtred is dat verdachte aangeefster zag, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het beroep op vrijwillige terugtred overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht sprake is, wanneer aannemelijk is dat het misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden die van verdachte afhankelijk zijn. Of de gedragingen van de verdachte die conclusie rechtvaardigen, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte op enig moment, zonder dat het misdrijf was voltooid, is weggegaan. Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] volgt dat verdachte nog voor de deur stond toen zij de deur opendeed. Na het zien van verdachte heeft aangeefster de deur direct weer dicht gedaan. Vervolgens heeft verdachte de gasaansteker en de glazen fles met daarin een stuk stof en terpentine, de zogenoemde molotovcocktail, nadat hij de ruiten van de deur had vernield, in de hal van de woning gegooid. Er zijn geen brandsporen aangetroffen.
Verdachte stelt -als gevolg van overmatig drankgebruik- geen herinneringen meer te hebben aan het
voorval zelf. Hij heeft geen verklaring afgelegd over zijn intenties op het moment dat hij de gasaansteker en de molotovcocktail in de hal wierp. Uit de enkele omstandigheid dat geen brandsporen zijn aangetroffen op het doek van de molotovcocktail valt niet zonder meer af te leiden dat verdachte niet heeft getracht de aansteker te ontsteken alvorens deze samen met de molotovcocktail in de hal van de woning te werpen. Evengoed is immers mogelijk dat verdachte de aansteker wel tot ontsteking heeft gebracht, maar door stress of –als gevolg van de drank–
gebrekkige motoriek er niet in is geslaagd de molotovcocktail aan te steken.
Als al zou moeten worden aangenomen dat verdachte de aansteker niet tot ontsteking heeft gebracht dan is voorts niet onaannemelijk dat dit het gevolg is geweest van de omstandigheid dat [slachtoffer 1] de deur heeft geopend en vervolgens weer heeft gesloten en verdachte daarvan is geschrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is al met al niet aannemelijk geworden dat voltooiing van het misdrijf is uitgebleven als gevolg van omstandigheden die van de wil van verdachte afhankelijk zijn. De rechtbank verwerpt het beroep op vrijwillige terugtred.
Het bewezen verklaarde levert aldus op:
18/271980-21 onder 1: voorbereiding van brandstichting
18/271980-21 onder 2 en 18/250862-21: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht 18/271980-21 onder 3: vernieling
Deze feiten zijn strafbaar nu evenmin andere omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 320 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, gevorderd. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte met zijn handelen een bedreigende en gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. Zij heeft in haar eis rekening gehouden met de psychologische rapportage van 12 januari 2022, waarin wordt geadviseerd de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Om de kans op recidive te beperken, acht de officier van justitie van belang dat er behandeling plaatsvindt. Om die reden heeft zij oplegging van bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten een meldplicht en een ambulante behandeling met mogelijkheid van een kortdurende klinische opname. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een alcoholverbod wordt opgelegd, nu verdachte zich ter terechtzitting bereid heeft getoond om hieraan mee te werken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Daarnaast heeft de raadsman gepleit voor een voorwaardelijk deel dat niet groter is dan zestig dagen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat het van belang is dat verdachte begeleid en behandeld wordt door de reclassering. Om die reden zou oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 14 februari 2022 passend zijn, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, het rapport van 12 januari 2022, opgemaakt door H. Scharft, GZ-psycholoog, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een molotovcocktail naar binnen gegooid in de woning van slachtoffer [slachtoffer 1]. Op dat moment waren ook twee van haar kinderen aanwezig in de woning. Verdachte heeft zich daar tevens agressief gedragen en heeft bedreigende uitlatingen gedaan jegens het slachtoffer, [slachtoffer 1]. Bovendien heeft hij de ruiten van de voordeur vernield. Dergelijke feiten roepen gevoelens van angst en onveiligheid op bij de slachtoffers en de omwonenden en hebben maatschappelijke onrust tot gevolg. Daarbij komt dat een brandstichting in het algemeen -wanneer deze daadwerkelijk tot uitvoering komt- veel schade en persoonlijk leed teweegbrengt, met alle risico’s en gevolgen van dien voor de slachtoffers. Brandstichting is namelijk een gevaarzettend en risicovol feit, zeker wanneer deze wordt gepleegd in een omgeving waar mensen verblijven. Daarnaast heeft verdachte, enkele weken voor dit incident, zich bedreigend uitgelaten jegens slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. Hij had daarbij een bijl in zijn hand. Verdachte heeft, door zo te handelen, gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht bij de slachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een gevangenisstraf van hierna te melden duur.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op voormeld rapport van H. Scharft, GZ-psycholoog. Uit dit rapport blijkt dat er in de periode van de ten laste gelegde gedragingen sprake was van een aanpassingsstoornis met sombere stemming. Verdachte lijdt aan een persisterende rouwstoornis, waarbij herinneringen aan mensen die overleden zijn hem emotioneel ontregelen. Daarnaast had verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken, waardoor er waarschijnlijk sprake was van een alcoholintoxicatie. De ontremmende werking van alcohol heeft een rol gespeeld bij het ten laste gelegde, maar de controle over het alcoholgebruik was naar het oordeel van de psycholoog duidelijk beperkt en op grond daarvan adviseert de psycholoog om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank maakt deze conclusie van de psycholoog tot de hare en is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Blijkens het rapport van de psycholoog en de rapportages van de reclassering is behandeling gericht op het versterken van copingvaardigheden en het verwerken van eerdere traumatische ervaringen wenselijk. Wanneer verdachte weer met veel stress wordt geconfronteerd, ontstaat er namelijk een matig tot hoge kans op gewelddadig gedrag. De kans dat verdachte in dergelijke situaties weer veel zal drinken en vervolgens agressief wordt is aanzienlijk. Om het risico op recidive te beperken acht de rechtbank behandeling dan ook van belang. De bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op 14 februari 2022, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole, acht de rechtbank passend. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij bereid is zich aan een alcoholverbod te houden, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een alcoholverbod niet passend, gelet op het aanzienlijke risico op (tijdelijke) terugval. Het is wenselijker dat het middelengebruik bij verdachte goed gecontroleerd wordt, zodat er bij terugval ingegrepen kan worden door de reclassering. In dat verband is ook de bijzondere voorwaarde van een kortdurende klinische opname ingeval van terugval passend. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid getoond om daaraan mee te werken.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om een taakstraf op te leggen. Gelet op het belang van behandeling acht de rechtbank een gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel passend, zodat de kans op recidive kan worden beperkt. Het belang van behandeling prevaleert in zoverre boven het belang van verdere vergelding. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 380 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Inbeslaggenomen goederen

Ten aanzien van de volgende goederen is nog geen last tot teruggave gegeven:
- Gasaansteker, geregistreerd onder goednummer PL0100-2021275793-1427116; - Hennep, geregistreerd onder goednummer PL0100-2021275793-1426966.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen gasaansteker vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een goed betreft waarmee het feit is begaan en het toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen hennep vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat het bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 46, 57, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder in de zaak met parketnummer 18/271980-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/250862-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 380 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 240 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Dat veroordeelde zich bij zijn toezichthouder van Verslavingszorg Noord Nederland op het adresOostergoweg 6 te Leeuwarden meldt, waarbij veroordeelde zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Dat veroordeelde meewerkt aan behandeling die zich richt op het versterken van zijn copingvaardigheden, verwerking van doorgemaakte traumatische life-events en indien nodig systeemtherapie, waarbij veroordeelde zich aan de aanwijzingen en huisregels houdt die de zorgverlener geeft. De behandeling vindt plaats via GGZ Friesland FACT+ 1 en/of de forensische polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • Dat veroordeelde zich, indien de reclassering dit geïndiceerd acht, klinisch laat opnemen in eenzorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • Dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om hetmiddelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering bepaalt op welke wijze en wanneer veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen gasaansteker, geregistreerd onder goednummer PL01002021275793-1427116.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen hennep, geregistreerd onder goednummer PL0100-2021275793-1426966.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. de Groot, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2022. mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.