ECLI:NL:RBNNE:2022:1201

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
18/297462-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake mensensmokkel door verdachte die Algerijnse asielzoekers vanuit België naar Nederland vervoerde

Op 12 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1986 in België, werd ervan beschuldigd op 10 februari 2021 twee Algerijnse mannen te hebben geholpen bij hun toegang tot Nederland. De zaak kwam ter terechtzitting op 29 maart 2022, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.R. Logeman, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. S.E. Eijzenga.

De tenlastelegging betrof het vervoeren van de twee mannen, terwijl de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat hun toegang tot Nederland wederrechtelijk was. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen overwogen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen, en concludeerde dat de verdachte op zijn minst ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang van de mannen tot Nederland illegaal was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken op basis van onwetendheid over de Nederlandse wetgeving.

De rechtbank achtte de mensensmokkel bewezen en veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de persoon van de verdachte, en de vordering van de officier van justitie. De uitspraak benadrukte het belang van het bestrijden van illegaal verblijf en toegang tot Nederland.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/297462-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 april 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , België.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.R. Logeman, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, althans in Nederland, een ander of anderen, te weten [naam 1] en [naam 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door het vervoeren van [naam 1] en [naam 2] terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde feit gevorderd. De officier van justitie acht het feit te bewijzen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat van verdachte - als niet-jurist, afkomstig uit Algerije – niet verwacht mag worden dat hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot of doorreis door Nederland van de in de ten laste gelegde genoemde personen wederrechtelijk was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 29 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [naam 1] en [naam 2] vanuit België naar Ter Apel in Nederland vervoerd. Ik wist dat zij uit Algerije afkomstig waren, geen geldige verblijfsstatus in België hadden en niet over geldige verblijfsdocumenten beschikten. Zij wilden naar Nederland om asiel aan te vragen, dat heeft Sidali mij ongeveer een week voor de reis verteld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 10 februari 2021,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando, Brigade Oostgrens-Noord, met nummer PL27NN/21-000487, d.d. 16 april 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
(p. 15) Op woensdag 10 februari 2021, omstreeks 11.45 uur zagen wij, verbalisanten, een personenauto, voorzien van een Belgische kenteken, rijden nabij Ter Apelervenen nummer 3, in Ter Apel, gemeente Vlagtwedde. Wij zagen dat er twee manspersonen voorin het voertuig zaten en één manspersoon op de achterbank.
Wij zagen dat dit voertuig ging parkeren voor de hoofdingang van het AZC in Ter Apel.
Ik zag dat de bestuurder van het voertuig mij een Belgische identiteitskaart met goedgelijkende foto overhandigde. Ik zag dat deze persoon [verdachte] heette en geboren was op [geboortedatum] -1986 te [geboorteplaats] .
(p. 16) Ik vroeg aan de bijrijder van het voertuig, mij een document te tonen als bedoeld in artikel
4.21
van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Hij kon ons geen document tonen waaruit dit kon blijken.
Ik vroeg vervolgens aan de manspersoon die rechtsachter in het voertuig zat mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Ook hij kon geen document tonen waaruit dit kon blijken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 februari 2021, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
(p. 87) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Algerijns
(p. 94) O: U bent gecontroleerd in Ter Apel, terwijl u in een voertuig zat.
V: Wat kan u over dit voertuig vertellen?
A: Auto is van mijn vriend.
V: Hoe heet uw vriend?
A: [verdachte]
V: Met wie zat u nog meer in dit voertuig?
A: Met die andere jongen die hier ook zit, om asiel aan te vragen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 februari 2021, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
(p. 98) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Algerijnse
(p. 100) V: Waar wilde u naar toe gaan?
A: Naar Nederland om asiel aan te vragen.
A: Vanuit België ben ik naar Nederland gekomen, dit heb ik gedaan met de auto.
(p. 102) A: Toen ik [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) ontmoette heb ik tegen [naam 2] gezegd dat ik naar Nederland wilde om asiel aan te vragen. [naam 2] gaf aan dit ook te willen. [naam 2] heeft toen een vriend gebeld en die heeft ons naar Nederland gebracht. Toen zijn we in Nederland aan gehouden.
V: Met wie was u op dat moment?
A: Mijn vriend [naam 2] , en de bestuurder.
(p. 104) V: Wat weet de chauffeur over uw status op dit moment?
A: Dat ik asiel wilde aanvragen in Nederland. [naam 2] heeft het hier met hem over gehad en toen zei hij dat hij ons wel wilde wegbrengen.
Bewijsoverwegingen
Wederrechtelijke toegang en verblijf
De rechtbank overweegt dat het begrip “wederrechtelijk” in de delictsomschrijving van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (Sr) gelet op de wetsgeschiedenis dient te worden uitgelegd als “zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid”. De in artikel 197a Sr bedoelde hulp moet zijn verleend aan iemand die voor de toegang tot, de doorreis door of het verblijf in Nederland aan geen rechtsregel van nationale of internationale herkomst - enige titel kan ontlenen.
In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, is bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Artikel 8 Vw bepaalt, voor zover hier van belang, dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft indien hij een verblijfstitel heeft dan wel in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, oftewel van de uitkomst van een rechtsmiddel daartegen.
Daarvan was ten aanzien van de Algerijnse personen die door verdachte werden vervoerd geen sprake, zo blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Dit betekent dat de toegang tot en doorreis in Nederland van deze personen wederrechtelijk was.
Wetenschap
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat beide personen illegaal in België verbleven en dat zij asiel wilden aanvragen in Nederland, maar dat hij niet wist dat hij hen niet naar en in Nederland mocht vervoeren. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot en doorreis door Nederland van deze personen wederrechtelijk was en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is weliswaar geen jurist en van Algerijnse afkomst, zoals door de raadsman is aangevoerd, maar hij woont sinds 2014 in België waar hij als burger met een gezin en baan volwaardig aan het sociale verkeer deelneemt, zo leidt de rechtbank uit zijn verklaring ter terechtzitting af. Van hem mocht daarom worden verlangd over enige kennis van de desbetreffende regelgeving te beschikken dan wel dat hij zich die kennis eigen zou maken op het moment dat hij besloot om twee illegaal in België verblijvende personen naar Ter Apel in Nederland te vervoeren. Een beroep op onkunde van de Nederlandse regelgeving op dit gebied kan daarom niet slagen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde mensensmokkel schuldig heeft gemaakt. De rechtbank zal daarbij de tenlastelegging in de context van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting verbeterd lezen, in die zin, dat in de vijfde regel na de naam “ [naam 2] ” wordt ingelezen “vanuit België naar Ter Apel”. Verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Bewezenverklaring

De rechtbank en acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, anderen, te weten [naam 1] en [naam 2] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland door het vervoeren van [naam 1] en [naam 2] vanuit België naar Ter Apel, terwijl hij, verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt aangegeven zich in de eis van de officier van justitie te kunnen vinden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, meermalen gepleegd. Hij heeft twee uit Algerije afkomstige personen die in België verbleven, naar Ter Apel in Nederland vervoerd om daar asiel te kunnen aanvragen. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop alsmede op de straffen die voor soortgelijke feiten door rechters plegen te worden opgelegd en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde in beginsel gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft ook gelet op de omstandigheid dat verdachte niet heeft gehandeld uit eigen belang maar dat hij gesmokkelden een vriendendienst wilde verlenen. Verder is hij in Nederland niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten en heeft hij zijn verantwoordelijk genomen door vanuit België ter terechtzitting te verschijnen om bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak aanwezig te zijn.
Alles overwegende zal de rechtbank de officier van justitie volgen in zijn strafeis en aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.T. Kooistra, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2022.
Mr. Bosker en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.