van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Hij kon ons geen document tonen waaruit dit kon blijken.
Ik vroeg vervolgens aan de manspersoon die rechtsachter in het voertuig zat mij een document te tonen als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit, waaruit zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kon blijken. Ook hij kon geen document tonen waaruit dit kon blijken.
(p. 87) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Algerijns
(p. 94) O: U bent gecontroleerd in Ter Apel, terwijl u in een voertuig zat.
V: Wat kan u over dit voertuig vertellen?
A: Auto is van mijn vriend.
V: Hoe heet uw vriend?
A: [verdachte]
V: Met wie zat u nog meer in dit voertuig?
A: Met die andere jongen die hier ook zit, om asiel aan te vragen.
(p. 98) V: Welke nationaliteiten bezit u?
A: Algerijnse
(p. 100) V: Waar wilde u naar toe gaan?
A: Naar Nederland om asiel aan te vragen.
A: Vanuit België ben ik naar Nederland gekomen, dit heb ik gedaan met de auto.
(p. 102) A: Toen ik [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 2] ) ontmoette heb ik tegen [naam 2] gezegd dat ik naar Nederland wilde om asiel aan te vragen. [naam 2] gaf aan dit ook te willen. [naam 2] heeft toen een vriend gebeld en die heeft ons naar Nederland gebracht. Toen zijn we in Nederland aan gehouden.
V: Met wie was u op dat moment?
A: Mijn vriend [naam 2] , en de bestuurder.
(p. 104) V: Wat weet de chauffeur over uw status op dit moment?
A: Dat ik asiel wilde aanvragen in Nederland. [naam 2] heeft het hier met hem over gehad en toen zei hij dat hij ons wel wilde wegbrengen.
Bewijsoverwegingen
Wederrechtelijke toegang en verblijf
De rechtbank overweegt dat het begrip “wederrechtelijk” in de delictsomschrijving van artikel 197a Wetboek van Strafrecht (Sr) gelet op de wetsgeschiedenis dient te worden uitgelegd als “zonder enig subjectief recht of enige bevoegdheid”. De in artikel 197a Sr bedoelde hulp moet zijn verleend aan iemand die voor de toegang tot, de doorreis door of het verblijf in Nederland aan geen rechtsregel van nationale of internationale herkomst - enige titel kan ontlenen.
In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, is bepaald in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Artikel 8 Vw bepaalt, voor zover hier van belang, dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft indien hij een verblijfstitel heeft dan wel in afwachting is van een beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, oftewel van de uitkomst van een rechtsmiddel daartegen.
Daarvan was ten aanzien van de Algerijnse personen die door verdachte werden vervoerd geen sprake, zo blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Dit betekent dat de toegang tot en doorreis in Nederland van deze personen wederrechtelijk was.
Wetenschap
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat beide personen illegaal in België verbleven en dat zij asiel wilden aanvragen in Nederland, maar dat hij niet wist dat hij hen niet naar en in Nederland mocht vervoeren. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte op zijn minst genomen ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot en doorreis door Nederland van deze personen wederrechtelijk was en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is weliswaar geen jurist en van Algerijnse afkomst, zoals door de raadsman is aangevoerd, maar hij woont sinds 2014 in België waar hij als burger met een gezin en baan volwaardig aan het sociale verkeer deelneemt, zo leidt de rechtbank uit zijn verklaring ter terechtzitting af. Van hem mocht daarom worden verlangd over enige kennis van de desbetreffende regelgeving te beschikken dan wel dat hij zich die kennis eigen zou maken op het moment dat hij besloot om twee illegaal in België verblijvende personen naar Ter Apel in Nederland te vervoeren. Een beroep op onkunde van de Nederlandse regelgeving op dit gebied kan daarom niet slagen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde mensensmokkel schuldig heeft gemaakt. De rechtbank zal daarbij de tenlastelegging in de context van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting verbeterd lezen, in die zin, dat in de vijfde regel na de naam “ [naam 2] ” wordt ingelezen “vanuit België naar Ter Apel”. Verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.