In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij in de periode van 21 tot en met 22 augustus 2019 te Ter Apel, samen met anderen, behulpzaam was bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland voor verschillende personen. De tenlastelegging omvatte ook het faciliteren van verblijf in Nederland, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten zouden hebben geweten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat deze toegang of doorreis wederrechtelijk was.
Tijdens de zitting op 29 maart 2022, waar de verdachte niet aanwezig was, werd verstek verleend. De officier van justitie heeft in zijn requisitoir tot algehele vrijspraak gepleit. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel de verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen vanuit Litouwen via Duitsland naar Nederland heeft vervoerd, er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat hun toegang tot Nederland wederrechtelijk was of dat hij ernstige redenen had om dit te vermoeden.
De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. O.J. Bosker, en de rechters S.T. Kooistra en mr. R.B. Maring, met W. Brandsma als griffier.