Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel, meermalen gepleegd. Hij heeft twee uit
Wit-Rusland afkomstige personen die al enige tijd in Duitsland verbleven, van Duitsland naar Nederland vervoerd om daar asiel te kunnen aanvragen. Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vals rijbewijs. Daarmee heeft verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften gesteld moet kunnen worden geschaad.
Deze feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een straf als gevorderd door de officier van justitie passend en geboden en heeft daarbij ten aanzien van feit 1 gelet op de straffen die voor mensensmokkel plegen te worden opgelegd, te weten drie maanden gevangenisstrafstraf per gesmokkelde. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan in deze zaak af te wijken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.