ECLI:NL:RBNNE:2022:1186

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
18/270212-21; 18/227996-21; 18/236080-21; 18/195429-21 en 18/262668-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake meervoudige strafzaken met betrekking tot gewelddadige berovingen en andere strafbare feiten

Op 14 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenvonnis uitgesproken in een complexe strafzaak waarin meerdere verdachten betrokken zijn. De rechtbank heeft de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in 2002 en thans gedetineerd, behandeld. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Keijzer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen, die onder verschillende parketnummers zijn ingediend, samengevoegd en de verdachte is beschuldigd van meerdere gewelddadige berovingen, afpersingen, diefstallen en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij drie gewelddadige berovingen die plaatsvonden in Emmen in september en oktober 2021, waarbij slachtoffers onder bedreiging van geweld werden gedwongen tot afgifte van hun bezittingen. Daarnaast zijn er andere strafbare feiten aan de verdachte ten laste gelegd, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en het witwassen van geldbedragen. De rechtbank heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte voor een aantal feiten wettig en overtuigend schuldig is, terwijl voor andere feiten vrijspraak is uitgesproken. De rechtbank heeft besloten dat er aanvullend psychologisch en psychiatrisch onderzoek moet plaatsvinden om meer inzicht te krijgen in de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, gezien zijn jonge leeftijd en de ernst van de feiten. Het onderzoek is heropend en geschorst voor een periode van maximaal drie maanden, zodat de benodigde rapportages kunnen worden opgesteld.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/270212-21;
18/227996-21; 18/236080-21; 18/195429-21 en 18/262668-21
Tussenvonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 april 2022 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2022 (regie), 24 maart 2022 (inhoudelijk) en 14 april 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting gevoegd.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd,
onder
parketnummer 18/270212-21, na nadere omschrijving van de tenlastelegging,
1. diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd op 29 september 2021 te Emmen, in vereniging,waarbij een portemonnee (inclusief inhoud) en/of een Iphone 7 telefoon en/of autosleutels van
[slachtoffer 1] is/zijn weggenomen
en/of
afpersing op 29 september 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij [slachtoffer 1] is gedwongen tot afgifte van een portemonnee (inclusief inhoud) en/of een Iphone 7 telefoon en/of autosleutels;
2) diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd op 4 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbijeen telefoon en/of autosleutels en/of huissleutels en/of een geldbedrag van 5 euro van [slachtoffer 2] is/zijn weggenomen
en/of
afpersing op 4 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij [slachtoffer 2] is gedwongen tot afgifte van een telefoon en/of autosleutels en/of huissleutels en/of een geldbedrag van 5 euro;
3) diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd op 5 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbijeen portemonnee en/of een Samsung Galaxy S9+ telefoon en/of een pinpas en/of een rijbewijs van
[slachtoffer 3] is/zijn weggenomen
en/of
afpersing op 5 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij [slachtoffer 3] is gedwongen tot afgifte van een portemonnee en/of een Samsung Galaxy S9+ telefoon en/of een pinpas en/of een rijbewijs;
4. diefstal op 5 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij een geldbedrag van 5.000 euro van[slachtoffer 3] is weggenomen door onbevoegd gebruik van zijn pinpas en pincode;
5. poging tot diefstal met (bedreiging van) geweld, in vereniging, om goederen en/of een geldbedragweg te nemen van een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’, gepleegd op 6 oktober 2021 te
Emmen
en/of
poging tot afpersing, in vereniging, om een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ te dwingen tot afgifte van goederen en/of een geldbedrag, gepleegd op 6 oktober 2021 te Emmen;
onder
parketnummer 18/227996-21,
vernieling van twee auto’s, gepleegd op 13 december 2020 te Emmen, in vereniging;
het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in de periode 13 december 2020 tot enmet 25 mei 2021 te Emmen dan wel in Nederland;
onder
parketnummer 18/236080-21,
het opzettelijk aanwezig hebben van 87,4 gram hennep op 10 juni 2021 te Emmen;
het meermalen witwassen dan wel schuldwitwassen van geldbedragen (in totaal € 17.872,--), invereniging, in de periode van 28 oktober 2020 tot en met 6 november 2020, te Emmen dan wel in Nederland;
diefstal op 6 november 2020 te Emmen, in vereniging, waarbij een geldbedrag van
€ 2.963,00 van [slachtoffer 4] is weggenomen door onbevoegd gebruik van haar pinpas en pincode;
onder
parketnummer 18/195429-21,
primair: het medeplegen van oplichting, gepleegd op 2 oktober 2020 te Emmen dan wel inNederland, waarbij [slachtoffer 5] , werd bewogen tot het van zijn bankrekening laten afschrijven van geldbedragen (in totaal € 9.970,--); subsidiair: medeplichtigheid aan oplichting van [slachtoffer 5] door pinpassen en pincodes behorende bij bankrekeningen van anderen beschikbaar te stellen, waarop de afgeschreven bedragen konden worden gestort;
meermalen witwassen dan wel schuldwitwassen van geldbedragen in de periode van 1 oktober2020 tot en met 26 december 2020, te Emmen dan wel in Nederland;
diefstal gepleegd op 4 januari 2021 te Emmen, waarbij een geldbedrag van € 780,-- van[slachtoffer 6] is weggenomen;
Ten gevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging onder feit 3 tweede regel “780” in plaats van "740". De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen in plaats van het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
onder
parketnummer 18/262668-21,
primair: diefstal van een snorfiets van [slachtoffer 7] , gepleegd op 24 augustus 2020 te Emmen; subsidiair: heling van de weggenomen snorfiets in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 26 augustus 2020 in Emmen of in Klazienaveen;
De teksten van de gehele tenlasteleggingen onder voormelde parketnummers zijn opgenomen in bijlage A die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

Verweren ten aanzien van de voorvragen

In de zaak met parketnummer 18/195429-21
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de dagvaarding met betrekking tot feit 2 nietig dient te worden verklaard. De tenlastelegging is kennelijk toegespitst op “witwassen’ maar de feitelijke uitwerking daarvan ontbreekt in de tenlastelegging. Ook uit de bewijsmiddelen kan die uitwerking niet worden afgeleid.
Verdachte kan zich daarom niet behoorlijk verweren tegen deze verdenking. De dagvaarding voldoet op dit punt niet aan het gestelde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) .
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de tenlastelegging niet voldoet aan de vereisten die de wet daaraan stelt in artikel 261 Sv.
In de tenlastelegging ontbreekt om welke bedragen het zou moeten gaan en naar welke strafbare feiten die bedragen te herleiden zijn. De dagvaarding zal met betrekking tot dit feit nietig worden verklaard.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding (parketnummer 18/270212-21)
In september/oktober 2021 hebben, in een tijdsbestek van een week, drie gewelddadige berovingen plaatsgevonden. Hierbij werden de slachtoffers via een datingapp voor voornamelijk homoseksuele mannen (Bullchat en Grindr) onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek gelokt. Daar zijn zij vervolgens door een groep (overwegend minderjarige) verdachten beroofd. Daarbij is telkens fors verbaal en fysiek geweld gebruikt. De groep verdachten trad op in wisselende samenstelling.
Op 6 oktober 2021 is een politieambtenaar ingezet, de zogenoemde lokagent, om een seksafspraak te maken. Tijdens de hierop volgende ontmoeting zijn zes verdachten aangehouden op verdenking van poging tot beroving.
Verdachte wordt betrokkenheid verweten bij deze 5 feiten. Daarnaast worden verdachte in de gevoegde zaken nog 8 strafbare feiten verweten.
Standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een veroordeling gevorderd
  • in de zaak met parketnummer 18/270212-21 voor de feiten 1, 2 en 3, telkens het medeplegen vandiefstal met geweld, 4, medeplegen van diefstal en 5, het medeplegen van de poging tot diefstal met geweld;
  • in de zaak met parketnummer 18/227996-21 voor de feiten 1 (medeplegen van vernieling auto’sKwalitaria) en 2 (voorhanden hebben automatisch vuurwapen),
  • in de zaak met parketnummer 18/236080-21 voor de feiten 1 (opzettelijk aanwezig hebben hennep),
2 ( witwassen geld [slachtoffer 4] en [naam 2] ) en 3 (diefstal geld [slachtoffer 4] ),
  • in de zaak met parketnummer 18/195429-21 voor de feiten 1 primair (medeplegen oplichting[slachtoffer 5] ) en 3 (diefstal geld [slachtoffer 6] ) en
  • in de zaak met parketnummer 18/262668-21 voor het subsidiair ten laste gelegde feit (helingsnorfiets [slachtoffer 7] ).
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van
  • de ten laste gelegde afpersingen in de zaak onder parketnummer 18/270212-21 feiten 1, 2 en 3 ende poging afpersing feit 5,
  • feit 2 in de zaak met parketnummer 18/195429-21 (meermalen plegen van witwassen dan welschuldwitwassen) en
  • het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/262668-21 (diefstal snorfiets[slachtoffer 7] ).
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting, overeenkomstig de inhoud van zijn pleitnotities, onder meer op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het/de
- in de zaak met parketnummer 18/262668-21:
primair en subsidiair ten laste gelegde omdat verdachte elke betrokkenheid bij de diefstal dan wel heling van de snorfiets ontkent;
  • in de zaak met parketnummer 18/195429-21:
  • onder 1 primair ten laste gelegde oplichting, in vereniging gepleegd omdat de bijdrage van verdachte bij deze oplichting niet dusdanig wezenlijk is geweest dat gesproken kan worden van medeplegen. Hooguit zou sprake kunnen zijn van medeplichtigheid (het subsidiair ten laste gelegde).
Een en ander geldt alleen voor het regelen van de bankpas van [naam 3] ;
  • onder 3 ten laste gelegde omdat er geen bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de wegnemingshandeling;
  • in de zaak met parketnummer 18/236080-21:
onder feit 2 ten laste gelegde voor zover het betreft de pinbetalingen vanaf de bankrekening van [naam 4] kan verdachte hooguit medeplichtigheid worden verweten en dat is niet ten laste gelegd; - in de zaak met parketnummer 18/270212-21:
onder 5 ten laste gelegde omdat de ten laste gelegde gedragingen niet kunnen worden beschouwd als gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op voltooiing van het misdrijf diefstal met geweld. Er was daarom nog geen sprake van een begin van uitvoering en daarmee geen strafbare poging tot diefstal met geweld.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring van de overige in de gevoegde zaken ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/262668-21 acht de rechtbank het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier kan onvoldoende blijken dat verdachte de snorfiets op 24 augustus 2020 heeft weggenomen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten onder de verschillende parketnummers. De rechtbank acht die feiten wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft zijn aandeel in een aantal ten laste gelegde feiten erkend. Voor die feiten volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Het betreffen de volgende feiten:
- in de zaak met parketnummer 18/270212-21 (onderzoek Stitch) de feiten 1 tot en met 5.
Voor feit 5 geldt dat verdachte erkent dat de in de tenlastelegging opgesomde uitvoeringshandelingen hebben plaatsgevonden en dat hij ter plekke aanwezig was. De raadsman geeft daaraan voornoemde
juridische kwalificatie, te weten dat er geen sprake was van een begin van uitvoering om tot bewezenverklaring van een strafbare poging te kunnen komen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van een poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd. De in de tenlastelegging genoemde modus operandi komt overeen met de andere ten laste gelegde diefstallen met geweld. Er is contact gelegd via Grindr met de lokagent. Vervolgens is er een afspraak gemaakt, waarop verdachte en 5 medeverdachten zich vlakbij de afgesproken plek, op een meer afgelegen stuk, hebben verzameld. Zij hadden gezichtsbedekking bij zich en hebben gesproken
1over het gewelddadig tegemoet treden van de lokagent. Op het moment dat de lokagent op de afgesproken plaats arriveerde, zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] daar naartoe gelopen om hem op te halen en mee terug te lokken naar de plek waar de andere 4 verdachten zich hadden gepositioneerd. Dit alles volstrekt zoals het zich de dag ervoor heeft afgespeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat duidelijk sprake is van een begin van uitvoering. Deze gedragingen zijn zonder twijfel gericht op de voltooiing van de diefstal met geweld, als ten laste gelegd. De rechtbank komt daarmee tot wettig en overtuigend bewijs van het onder 5 ten laste gelegde.
- in de zaak met parketnummer 18/236080-21
Met betrekking tot feit 3 heeft verdachte het betalen met de gestolen pinpas bekend en uit het dossier volgt dat die betaling ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dat verdachte heeft aangegeven dat hij niet op de hem aangereikte pas heeft gekeken naar de naam die op de pas stond verandert dit niet. Hij wist dat de pas van een ander was en daar komt bij dat hij de dag ervoor de pas ook al onder zich had. Dat hij niet zou hebben gekeken naar de naam vat de rechtbank daarom niet op als een verweer dat verdachte te goeder trouw heeft gehandeld. Zeker nu verdachte stelt voor het pinnen in de winkel een jas ter waarde van € 870,- en nog € 200,- contant
2te hebben gekregen.
- in de zaak met parketnummer 18/227996-21 de feiten 1 en 2.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

In de zaak met parketnummer 18/270212-21

1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 24 maart 2022 voor zover hier van belang -zakelijk weergegeven-:
Feit 1.
Ik kwam met drie anderen uit de bosjes. Ik had een mondkapje en droeg een hoodie waarvan ik de capuchon op had. Wij wilden geld maken. [medeverdachte 1] is naar de auto gelopen om de telefoon en de portemonnee van die man op te halen.
Ik heb die man vastgehouden en geduwd.
Feit 2.
Ook in deze zaak is het op een beroving uitgelopen.
Ik heb die man tegengehouden toen hij weg wilde lopen. Hij kreeg toen een duw.
Ik heb naast die man gestaan.
We hadden ons eerst in de bosjes verstopt, dat klopt.
We hadden een appgroep en als er een duimpje was, wist ik dat er wat ging gebeuren en dat ik klaar moest staan.
Feiten 3 en 4.
Toen had ik alleen een mondkapje voor.
Ik heb wel dingen gezegd maar ik weet niet meer wat dat precies is geweest.
Ik heb de pinlimiet verhoogd zodat er meer geld kon worden gepind. Ik heb die 800 euro van [medeverdachte 2] gekregen.
Die man rende weg en gleed uit omdat ik hem een klap gaf. Ik heb hem meerdere klappen gegeven.
Ik had wel een groot aandeel in deze zaak.
Feit 5.
Ik stond iets verder op samen met [medeverdachte 3] toen het allemaal gebeurde. Wij stonden aan de andere kant van het pad.
Ik ben op een gegeven moment weggerend en even later aangehouden.
Wij waren allemaal op de hoogte van wat er zou gaan gebeuren.
We hebben ons teruggetrokken op het moment dat we werden aangehouden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 september 2021,opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R021099 (onderzoek STITCH) van 23 december 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 oktober 2021,opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 oktober 2021,opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van begeleiding van 7 oktober 2021,opgenomen op pagina 183 e.v. van voornoemd, inhoudend de verklaring van verbalisant [nummer] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2021,opgenomen op pagina 195 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [nummer] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2021,opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [nummer]

.

In de zaak met parketnummer 18/227996-21:

1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 24 maart 2022, voorzover hier van belang -zakelijk weergegeven- :
Op 13 december 2020 ben ik met [naam 5] op de scooter naar de parkeerplaats in Emmen gereden waar snackbar [benadeelde partij] staat. Ik had een stengun bij mij. Dat wapen stond op scherp. Er kon dus direct mee worden geschoten. Dat wapen is afgegaan toen ik bij die auto’s van de [benadeelde partij] stond. Het was een serie schoten snel achter elkaar. Door het schieten met het wapen zijn die twee auto’s geraakt.
[naam 5] heeft mij op mijn verzoek daar heen gebracht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2020,opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020344089, onderzoek CARLOS/NN3R020142 d.d. 8 oktober 2021, inhoudend de verklaring van [naam 6] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict(Alerderbrink 6 Emmen), opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 april 2021, opgenomen op pagina246 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 augustus 2021,opgenomen op pagina 503 e.v. van voornoemd dossier, inhouden de verklaring van [naam 5] ;

In de zaak met parketnummer 18/236080-21

1. De (deels) bekennende verklaring van verdachte afgelegd op de terechtzitting van 24 maart 2022, voor zover hier van belang -zakelijk weergegeven-:
De op 10 juni 2021 in mijn kamer in Emmen aangetroffen wiet was deels van mij.
Ik ben op 6 november 2020 bij kledingwinkel [naam winkel] in Emmen geweest. Ik was daar met [naam 7] en [naam 8] . [naam 8] is in feite [naam 8] . Ik kreeg een bankpas met pincode aangereikt van [naam 7] . Ik moest toen een bedrag van bijna 3000 euro betalen met die pinpas. Ik heb voor die betaling een jas en een bedrag ontvangen. [naam 7] vroeg toen ook aan mij of ik een rekening kon regelen om geld op te storten want hij had zijn limiet al bereikt.
Ik heb toen aan [naam 4] gevraagd om haar pinpas en pincode. [naam 4] heeft het geld dat op haar rekening was gestort opgenomen en aan mij gegeven. Die twee jongens waren aanwezig bij het pinnen door [naam 4] . Het geld heb ik aan [naam 7] gegeven.
[naam 9] benaderde mij omdat hij iets met geld had dat hij niet kon pinnen.
Ik heb voor hem de limiet van zijn rekening verhoogd. Daarna is er twee keer gepind door mij. Ik kreeg daarvoor 150 euro.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlage) van 20 november 2020, opgenomen op pagina 133 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021095246 van 22 juli 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlage) van 5 november2020, opgenomen op pagina 210 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 19 april 2021,opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] ;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 23 maart 2021,opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5] ;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 juni 2021,opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4];
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verklaring van verdachte over de geldopnames in Groningen het volgende.
Verdachte heeft op de terechtzitting en bij de politie verklaard dat hij met de twee andere personen die ook bij de pinbetaling in de kledingwinkel [naam winkel] op 6 november 2020 aanwezig waren, in Groningen geld heeft willen pinnen (naar blijkt van de rekening van aangever [slachtoffer 4] ) maar dat die opnames niet gelukt zijn.
Uit de aangifte van [slachtoffer 4] blijkt dat die opnames wel degelijk hebben plaatsgevonden en dat blijkt ook uit de bankafschriften die bij de aangifte zijn gevoegd. Die opnames hebben op 5 november 2020 plaatsgevonden. Verdachte heeft voorts op 6 november 2020 [naam 4] benaderd om haar rekening en pasje beschikbaar te stellen zodat er € 5000,- kon worden overgemaakt van de rekening van [slachtoffer 4] naar de rekening van [naam 4] . Die overboeking heeft op 6 november 2020 rond 15.47 uur plaatsgevonden.
De betaling bij [naam winkel] heeft plaatsgevonden op 6 november 2020 rond 17.19 uur. De verklaring van verdachte dat hij zich ten tijde van het pinnen met de bankpas van [slachtoffer 4] van geen kwaad bewust was, is op zijn minst ongeloofwaardig. Verdachte is met anderen zowel op 5 november als op 6 november met de bankpas en het rekeningnummer van [slachtoffer 4] in de weer geweest. Dat de geldopnames op 5 november niet zouden zijn gelukt, strookt niet met de bankgegevens van [slachtoffer 4] die zich ook in het procesdossier bevinden.
Gelet hierop is verdachte mede verantwoordelijk voor de geldopnames in Groningen en wist verdachte op 6 november 2020 bij de betaling in de winkel van [naam winkel] dat hij betaalde met een weggenomen bankpas.

In de zaak met parketnummer 18/195429-21

1. De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 maart 2022, voor zover hier vanbelang - zakelijk weergegeven -:
Wat het eerste feit betreft. Ik heb de bankrekening van [naam 3] geregeld en dus zijn bijbehorende pinpas en pincode. Ik heb daar 150 euro voor gekregen. Het bitcoin verhaal dat ik aan [naam 3] heb verteld had ik van anderen overgenomen.
Over feit 3 wil ik zeggen dat ik het pinpasje met pincode bij [slachtoffer 6] heb opgehaald.
Ik regelde op verzoek van [naam 8] bankrekeningen en de bijbehorende pasjes en pincodes.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, van 5 oktober2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021058370 van 6 mei 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Op dinsdag 29 september 2020 te 00:04 uur heb ik een sms gekregen van nummer [telefoonnummer] . De sms leek afkomstig te zijn van de ING en had als inhoud dat mijn rekening zou zijn beperkt. Er stond een link in de SMS welke zou dienen tot een verificatie. Ik heb om 09:49 uur nog een sms gehad van zoals het lijkt de ING. Dit ging over een activeringscode van de mobiel bankieren app van de ING. Ik ben volgens mij op die bewuste dag gebeld op mijn vaste telefoon door een man welke vertelde werkzaam te zijn voor de ING. Hoe het gesprek exact verliep heb ik niet helder voor de geest maar ik vertrouwde het in ieder geval niet. Ik heb vervolgens contact opgenomen met de fraudelijn van de ING.
Op vrijdag 2 oktober 2020 werd ik in de avond weer gebeld op de vaste telefoon door een man welke aangaf werkzaam te zijn bij de ING. Ik was zo in de war dat het de man uiteindelijk gelukt is om tot 3 keer toe 4.985,- euro van mijn rekening af te schrijven. Hiervan bleken later 2 transacties geslaagd. Ik ben dus een kleine 10.000 euro kwijtgeraakt omdat ik ben opgelicht. Ik was in de war en er is misbruik van mij gemaakt. Mijn rekeningnummer is [rekeningnummer] .
Uit het bij de aangifte gevoegde rekeningafschrift blijkt dat van de ING bankrekening van aangever op 2 oktober 2020 om 21:34 uur, door middel van online bankieren 4985 euro is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 3] en op 2 oktober 2020 te 21:53 is door middel van online bankieren 4985 euro overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 10] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2020,opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 28 oktober 2020, ontving ik naar aanleiding van mijn vordering 126NDA bij Geldmaat de camerabeelden van de pintransacties aangaande dit onderzoek.
Ik zag dat er op 2 oktober 2020 te 21:34:44 een persoon aan komt rennen in de richting van de pinautomaat.
Ik zag drie transacties welke achter elkaar uitgevoerd werden, ik zag dat dit overeenkwam met de uitslag van de vordering 126ND die ik op het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 3] heb gedaan.
Ik zag op de vordering het volgende:
Op 2 oktober 2020 om 21:35 uur werd er een bedrag van 2000 euro opgenomen.
Op 2 oktober 2020 om 21:36 uur werd er een bedrag van 2000 euro opgenomen.
Op 2 oktober 2020 om 21:38 uur werd er een bedrag van 950 euro opgenomen.
Ik zag dat er op 2 oktober 2020 te 21:54:40 een jongen naar de pinautomaat liep.
Ik zag dat de twee transacties overeenkwamen met de uitslag van de vordering 126ND die ik op het rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 10] . Ik zag op de vordering het volgende:
Op 2 oktober 2020 om 21:55 uur werd er een bedrag van 2000 euro opgenomen.
Op 2 oktober 2020 om 21:56 uur werd er een bedrag van 2950 euro opgenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 6 april 2021, opgenomenop pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Het klopt dat er op 2 oktober 2020 meerdere keren geld op mijn rekening is gestort dat niet van mij was.
Ik ben toen in oktober 2020 benaderd door een gozer die ik ken als [verdachte] . Deze had een verhaal over bitcoins die van een rekening af moesten en dat kon niet op een rekening en daarom had die nog een andere bankrekening nodig. Ik heb deze [verdachte] toen mijn bankpas gegeven en de pincode. Hiervoor heb ik 500 euro gehad.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 januari 2021,opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik was afgelopen maandag 4 januari 2021 aan het werk bij [bedrijf] , dit is een pompstation.
Tussen 17.00 uur en 17.45 uur kwam een bekende van mij binnen in de shop van het pompstation. Deze bekende is [verdachte] . Ik heb eerder bij [verdachte] in de klas gezeten. [verdachte] kocht in de shop een pakje sigaretten.
[verdachte] vertelde mij nu, bij het pompstation, dat hij met bitcoins heel veel geld had verdiend. Zelfs zoveel dat hij het niet op zijn rekening kon laten staan. Hij vertelde mij dat hij graag geld naar mijn rekening over wilde maken. Hij zou dan het geld er af halen en ik zou geld hiermee kunnen verdienen. Ik zou ongeveer 200 of 250 euro krijgen.
heeft onder valse voorwendselen, hij gaf aan dat ik geld zou verdienen en dat hij alleen het geld er af zou halen wat hij er op zou zetten, mijn bankpas gekregen en heeft zonder mijn toestemming er meer af gehaald dan was afgesproken. [verdachte] mocht geen geld, wat van mij was, van de rekening halen.
heeft 780 euro (de rechtbank begrijpt: 740 euro) van mijn rekening gehaald. Mijn rekeningnummer van de Rabobank is [rekeningnummer] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 6 april 2021, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op de beelden gemaakt door de camera's bij het tankstation [bedrijf] aan [adres] is te zien dat de auto waar [verdachte] op 4 januari 2021 mee kwam omstreeks 17.00 uur parkeerde en dat [verdachte] uitstapt aan de passagierszijde en naar binnen komt in de shop.
Ik heb het pasje om 17.12.35 uur aan [verdachte] gegeven.
Nadat [verdachte] met die jonge vrouw weg was gereden heb ik mijn bankiersapp in de gaten gehouden. Hij zou geld over storten naar mijn rekening en dat er weer af halen. Ik zag echter dat er kort nadat hij weg was gegaan, geld van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening was overgemaakt en dat dit geld, 740 euro even later, op 4 januari 2021 om 18.04 uur bij een geldautomaat van de bank is gehaald.
Ik weet dat [naam 10] ongeveer hetzelfde is overkomen. Die vertelde mij dat hij ook aangifte heeft gedaan. Ik sprak hem tijdens het schaatsen in januari. Hij noemde het een "gevalletje [verdachte] ".
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte zowel de rekening van [naam 3] alsook de rekening van [naam 10] heeft geregeld. Naar deze bankrekeningen is het geld van [slachtoffer 5] overgemaakt. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij [naam 8] die hem een aantal malen benaderd heeft om rekeningnummers met pasjes te regelen, wel heeft zien werken met een laptop en een koptelefoon op. Hij wist wel dat dat te maken had met oplichtingspraktijken. De bankpasjes en de daarbij behorende bankrekeningen waren nodig om de geldbedragen van de bankrekening van [slachtoffer 5] over te kunnen maken, waarna die geldbedragen konden worden opgenomen bij geldautomaten. Verdachte kreeg voor zijn bijdrage een vergoeding.
Met het regelen van de bankrekeningen is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij de oplichting van [slachtoffer 5] , zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van medeplichtigheid aan oplichting. Nu verdachte pas ter zitting is gekomen met de naam van [naam 8] valt niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat hij de persoon is die verantwoordelijk kan worden gehouden voor de oplichting zodat de rechtbank ervan uit kan blijven gaan dat een onbekend gebleven persoon/personen de oplichting heeft/hebben gepleegd, waarbij verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest.
De rechtbank komt tevens tot een bewezenverklaring van diefstal van 740 euro, gepind met de pinpas van [slachtoffer 6] . Verdachte haalt een pas en pincode op bij [slachtoffer 6] . Uit de aangifte blijkt dat verdachte aangever vertelt dat de pas gebruikt zou worden om geld op te storten, waarvoor aangever een vergoeding zou ontvangen. Kort daarna wordt met de pas en pincode € 740,- van de rekening van aangever gepind. Aangever heeft verklaard dat verdachte hierna niet meer heeft gereageerd op zijn pogingen om contact met hem te krijgen. Verdachte kon zich tijdens het politieverhoor op 2 april 2021 niets herinneren
3met betrekking tot dit voorval. Pas ter zitting, als duidelijk is dat er ook beelden zijn van het tankstation waaruit blijkt dat hij de pas heeft opgehaald, geeft verdachte dit deel toe. Op basis van dit alles, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte degene is geweest die het geld van de rekening van [slachtoffer 6] heeft gepind. De pas ter zitting door verdachte afgelegde verklaring van verdachte dat hij slechts de pinpas en pincode had geregeld en vervolgens aan [naam 8] had gegeven, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.

In de zaak met parketnummer 18/262668-21

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 augustus 2020,opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021061211 van 13 augustus 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn snorfiets, merk LA Souris voorzien van het kenteken [kenteken] , blauw van kleur.
Mijn zoon [naam 11] woont aan [adres] in Emmen. Op 23 augustus 2020 rond 11:00 uur heeft mijn zoon mijn snorfiets aan de rechterkant van zijn portiek geparkeerd. Hij heeft de snorfiets op slot gedaan met zo'n veiligheidsslot. Ook heeft hij de snorfiets afgesloten middels het stuurslot. Mijn zoon [naam 11] kwam zondag rond 03.30 uur thuis en toen stond mijn snorfiets er nog. Toen hij 24 augustus 2020 rond 11:00 uur buiten kwam zag hij dat de snorfiets er niet meer stond.
De scooter is te herkennen aan de beschadigingen en krassen aan de zijkant.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 28 augustus 2020,opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik had op snapchat een post geplaatst dat ik op zoek was naar een scooter om op te knappen. [verdachte] reageerde hierop dat hij een scooter te koop had. Hij had tegen mij gezegd dat de scooter van hem was en dat deze gestolen was geweest. Maar dat hij hem net van de politie terug had gekregen.
We hadden 250 euro afgesproken. Ik heb 100 betaald en heb afgesproken met [verdachte] dat ik de rest de week erop zou betalen.
Ik heb de scooter van [verdachte] gekocht bij [adres] in Emmen op maandag 24 augustus 2020, rond 17:30 uur. De scooter was wel in een nette staat. Het contactslot was kapot en ook lag de uitlaat er half onderweg.De buddyseat was kapot en je kon deze zonder sleutel openen.
De cilinder van het contactslot was verbogen waardoor je met een andere sleutel bijvoorbeeld het contact kon omdraaien. Er zat een killswitch op de scooter, als je deze aanzette en de kickstart gebruikte ging de scooter aan. Als je de killswitch dan weer uitzette, ging de scooter weer uit.
Er was geen sleutel bij de scooter.
Aangezien [verdachte] mij vertelde dat hij de scooter net terug had gekregen van de politie omdat deze gestolen zou zijn geweest, vond ik het allemaal niet vreemd. Ik heb geen kentekenbewijs van de scooter gekregen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 9 februari 2021, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 12] :
V: Je wordt gehoord als getuige voor heling van een scooter, waar je broer [medeverdachte 1] verdachte is, begrijp je dat? Dit gaat over een La Souris City.
A: Ja, dan weet ik waar dit over gaat. Het was in Angelslo, aan [adres] in Emmen.
Ik was daar met mijn broertje [medeverdachte 1] , [naam 14] en [naam 13] . [medeverdachte 1] heeft daar een scooter gekocht van [verdachte] .
Het was een donkerblauwe Piaggio Zip achtige scooter. Een La Souris City. De scooter was gebruikt, er zaten wel een paar krassen op.
Uit de aangifte blijkt dat de scooter op maandag 24 augustus 2020 rond 11.00 uur door aangever werd gemist. De scooter stond om 3.30 uur nog voor de portiek, afgesloten middels een veiligheidsslot en middels een stuurslot. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 24 augustus 2020 om ongeveer 17.30 uur een scooter, die van diefstal afkomstig was, heeft verkocht aan [medeverdachte
1] .
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] volgt dat bij de scooter geen sleutel aanwezig was, dat de scooter op een bijzondere wijze moest worden gestart en dat de cilinder van het contactslot verbogen was. Gelet op deze omstandigheden en ook met name gelet op het korte tijdsverloop tussen het moment van vermissing en de verkoop van de scooter aan [medeverdachte 1] , kan het niet anders zijn dan dat verdachte op het moment van de verwerving van de scooter moet hebben geweten, gelet op de staat waarin de scooter zich bevond, dat de scooter van diefstal afkomstig was. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het
  • in de zaak met parketnummer 18/270212-21 onder 1 tot en met 5 en
  • in de zaak met parketnummer 18/227996-21 onder 1 en 2 en
  • in de zaak met parketnummer 18/236080-21 onder 1, 2 en 3 en
  • in de zaak met parketnummer 18/195429-21 onder 1 subsidiair en 3 en
  • in de zaak met parketnummer 18/262668-21 subsidiair
ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/270212-21
1. primair
hij op 29 september 2021 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee (inclusief inhoud) en een Iphone 7 telefoon en autosleutels, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • die [slachtoffer 1] op de grond te gooien/trekken en
  • te slaan/stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en
  • te schoppen/trappen in het kruis van die [slachtoffer 1] en
  • die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "we slaan je hartstikke dood";
2 primair
hij op 4 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon en autosleutels en huissleutels en een geldbedrag van 5 euro, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
  • die [slachtoffer 2] op de grond te gooien/trekken en
  • te slaan/stompen in het gezicht van die [slachtoffer 2] en
  • te schoppen/trappen tegen de schenen van die [slachtoffer 2] ;
3 primair
hij op 5 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee en een Samsung Galaxy S9+ telefoon en een pinpas en een rijbewijs, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • te slaan/stompen tegen het hoofd en de ribben van die [slachtoffer 3] en
  • te schoppen/trappen tegen de ribben van die [slachtoffer 3] en
  • die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “Je krijgt opnieuw klappen” en “I put a gun toyour head” en “je krijgt klappen als de code niet goed is”;
4 hij op 5 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 5.000 euro, dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde
[slachtoffer 3] ;
5 primair
hij op 6 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid goederen en/of een geldbedrag, die/dat geheel of ten dele aan een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
  • een afspraak heeft gemaakt via de app Grindr met een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ endie ‘ [naam 1] ’ heeft laten komen naar een afgelegen locatie en
  • die ‘ [naam 1] ’ heeft getroffen bij zijn auto en vervolgens die ‘ [naam 1] ’ heeft gevraagd om mee te lopen en
  • ( op voorhand en onderling) afspraken heeft gemaakt over de te verdelen buit en
  • ( op voorhand en onderling) afspraken heeft gemaakt over hoe die ‘ [naam 1] ’ opgewacht zouworden op een donkere plek en wat er vervolgens tegen die ‘ [naam 1] ’ gezegd zou worden en/of
  • ( op voorhand en onderling) afspraken heeft gemaakt over het toe te passen geweld tegen die ‘[naam 1] ’, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Parketnummer 18/227996-21

hij op 13 december 2020 te Emmen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk 2 auto's, die aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft beschadigd;
hij in de periode van 13 december 2020 tot en met 25 mei 2021 in Nederland, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool/automatisch vuurwapen, van het merk Stengun, type MKII, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad.

Parketnummer 18/236080-21

hij, op 10 juni 2021, te Emmen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 87,4 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij, in de periode van 28 oktober 2020 tot en met 6 november 2020, te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal ongeveer
€ 17.872,00 (€ 13.000 ( [slachtoffer 4] ) en € 4.872,00 ( [naam 2] )), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededaders telkens wisten, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
3 hij op 6 november 2020, ( 17.37 uur) te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van € 2.963,00, dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de bankpas van voornoemde [slachtoffer 4] , en daarbij behorende pincode, te betalen.

Parketnummer 18/195429-21

1. subsidiair
Een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) omstreeks 2 oktober 2020 in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten: twee geldbedragen, van in totaal € 9970, door sms(jes) naar die [slachtoffer 5] te sturen (zogenaamd) door/namens de ING-bank en te vermelden dat zijn (bank)rekening beperkt zou zijn of worden en dat de rekening geverifieerd moest worden zodat blokkade voorkomen kon worden en (vervolgens) een activatiecode voor een Mobiel bankieren app te sturen en (vervolgens) telefonisch contact op te nemen (zogenaamd) door/namens de ING-bank, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 oktober 2020 te Emmen opzettelijk behulpzaam is geweest door meerdere pinpassen en pincodes (en dus bankrekeningen waarop die geldbedragen gestort konden worden), toebehorend aan [naam 10] en/of [naam 3] , te regelen;
3 hij op 4 januari 2021 te Klazienaveen, gemeente Emmen een geldbedrag van in totaal € 740, dat aan [slachtoffer 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18/262668-21
Subsidiair hij op 24 augustus 2020 te Emmen, een snorfiets (LA Souris, blauw), voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
onder
parketnummer 18/270212-21
1. primair diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. primairdiefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. primairdiefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4. diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
5. primairpoging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
onder
parketnummer 18/227996-21
1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en het feit begaat met een wapen van categorie II, van de Wet wapens en munitie.
onder
parketnummer 18/236080-21
1. opzettelijk handelen in strijd van een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod. 2 medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
3 diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
onder
parketnummer 18/195429-21
1. subsidiair medeplichtigheid aan oplichting.
3
diefstal.
onder
parketnummer 18/262668-21
subsidiair opzetheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
onder parketnummer 18/270212-21
[slachtoffer 1] tot een bedrag van € 394,89 ter zake van materiële schade en € 1.500,- tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1002,11 ter vergoeding van materiële schade en
€ 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 720,56 ter vergoeding van materiële schade en € 1.500,-tervergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
onder parketnummer 18/195429-21
4. [ [slachtoffer 6] tot een bedrag van € 740,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
onder parketnummer 18/236080-21
5. [ [slachtoffer 4] tot een bedrag van € 13.000,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Daarnaast wordt in het schadeformulier een bedrag van € 7.000,-- genoemd als immateriële schade. Dit bedrag wordt niet vermeld onder punt 4E van het verzoek tot schadevergoeding.
Inleiding
In het onderzoek onder de naam Stitch (aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) zijn dertien verdachten in wisselende samenstellingen betrokken geweest bij 3 berovingen. Van de dertien verdachten zijn er slechts twee alleen bij het feit van 6 oktober 2021 betrokken geweest (poging tot beroving). Dat betekent dat in de zaken van de overige elf verdachten, vorderingen benadeelde partij zijn ingediend, al naar gelang de feiten die op hun dagvaarding staan.
De rechtbank zal de vorderingen benadeelde partij in alle zaken in het onderzoek Stitch waarin deze zijn ingediend op gelijke wijze beoordelen, zodat ten aanzien van de civiele vorderingen wordt gekomen tot dezelfde uitspraak in alle zaken waarin tot een bewezenverklaring wordt gekomen van het feit waarop de vordering betrekking heeft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de hiervoor onder 1, 2, 3 en 4 genoemde verzoeken tot schadevergoeding toewijsbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met betrekking tot de gevorderde schade door [slachtoffer 4] acht de officier van justitie een bedrag van € 12.865,60 toewijsbaar omdat verdachte daar mede voor verantwoordelijk is.
De gestelde immateriële schade wordt door de officier van justitie als niet gevorderd beschouwd nu dit bedrag niet terugkomt in de slotberekening.
Standpunt van de verdediging
De raadsman acht de vordering van [slachtoffer 6] niet toewijsbaar omdat verdachte van dat feit moet worden vrijgesproken.
Voor de overige gevorderde schadevergoedingen refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte is bereid een schadevergoeding te voldoen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële en immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270212-21 feit 1 primairbewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2021.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270212-21 feit 2 primairbewezen verklaarde.
Materiële schade
De navolgende kosten, tot een totaal bedrag van € 741,96, komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking:
  • weggenomen contant geld (€ 5,00);
  • vervanging sloten (€ 149,60);
  • nieuwe huissleutels (€ 28,65);
  • jas (€ 49,99);
  • eigen risico zorgverzekering (€ 385,-)
  • de reiskosten: afspraken/bezoek ziekenhuis Zwolle (€ 81,08), huisarts (€ 13,88), praktijkondersteuner GGZ (€ 10,42), EMDR therapie (€ 9,52) en CT-scan (€ 4,42); - parkeerkosten ziekenhuis (€ 4,40).
De overige kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank overweegt hierbij dat de gevorderde verplaatste schade, na betwisting, onvoldoende is onderbouwd. De overige gevorderde reiskosten zijn geen rechtstreekse materiële schade. De rechtbank verwijst in verband naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:10689). Hieruit volgt dat gevorderde reiskosten die zien op de gesprekken met de officier van justitie geen rechtstreekse materiële schade zijn en dat daarnaast niet toewijsbaar zijn de kosten voor het bijwonen van de zittingen, nu de slachtoffers zich hebben laten vertegenwoordigen door Slachtofferhulp Nederland.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is aangetoond dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel (een bloedneus) opgelopen en heeft ten gevolge van de beroving psychisch leed bekomen. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik, machteloosheid vallen echter niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, ter vergoeding van immateriële schade. Daarnaast zijn de posttraumatische cognitieve klachten (ernstige psychiatrische schade) ten gevolge van de beroving onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1.500,00 voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal dit bedrag ter vergoeding toewijzen. Het overige deel van de immateriële schade zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag aan (materiële en immateriële) schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2021.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270212-21 feit 3 primairbewezen verklaarde.
Materiële schade
De navolgende kosten, tot een totaal bedrag van € 549,20, komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking:
  • bril (€ 257,30);
  • paracetamol (€ 2,38);
  • telefoonhoesje (€ 5,00);
  • kosten nieuwe betaalpas (€ 3,95);
  • reiskosten (€ 8,17);
  • tegemoetkoming verlofuren (€ 272,40).
De overige kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank overweegt hierbij dat de door de politie inbeslaggenomen jas en portemonnee niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu verdachte deze terug kan vragen. De overige gevorderde reiskosten zijn geen rechtstreekse materiële schade. De rechtbank verwijst naar de hiervoor genoemde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020.
Immateriële schade
De door de benadeelde partij gestelde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270219-21 feit 3 primairbewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag aan (materiële en immateriële) schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/195429-21 feit3 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 januari 2021.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het
onder parketnummer 18/236080-21 feit 2 en feit 3bewezen verklaarde.
De materiele schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, is daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 12.963,--.
Voor zover de benadeelde partij heeft bedoeld immateriële schadevergoeding te vorderen tot een bedrag van € 7.000 wijst de rechtbank de vordering in zoverre af omdat immateriële schade als gevolg van financieel gemis niet onder de regeling van artikel 361 Wetboek van Strafvordering valt.
hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten in het onderzoek Stitch samen met anderen heeft gepleegd en dat de verdachte en de medeverdachten naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Het toe te wijzen bedrag dient dan ook hoofdelijk te worden opgelegd.
schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte telkens aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal, met betrekking tot toegewezen vorderingen in het onderzoek Stitch, het bedrag van de schade naar rato verdelen over de verdachte en de medeverdachten, gelet op de leeftijd van verdachten.
Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Heropening en schorsing van het onderzoek ter terechtzitting

Bij de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. De rechtbank acht zich ten aanzien van de persoon van verdachte op basis van de beschikbare adviezen onvoldoende geïnformeerd en niet in staat een weloverwogen en verantwoorde eindbeslissing te nemen over de afdoening van deze zaak.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een dertiental misdrijven. Vooral de drie berovingen, een poging daartoe en het schieten met een stengun springen er uit en dit zijn alle zeer ernstige strafbare feiten.
Bij de berovingen heeft verdachte een aanzienlijk aandeel gehad in het toegepaste geweld. Uit zowel de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als ook uit verklaringen van medeverdachten is gebleken dat verdachte samen met medeverdachte
[medeverdachte 2] de leider van de groep was. Zij zijn ook degenen geweest die geld wilden maken en verdachte heeft het grootste aandeel gehad in de buit. Uit de verschillende procesdossiers met opgemelde parketnummers blijkt dat jongeren in zijn omgeving (erg) bang zijn voor verdachte. Ook blijkt uit alle procesdossiers dat verdachte over veel geld wil beschikken en dat hij dit wil bereiken door het plegen van strafbare feiten, waarbij ook het gebruik van fors geweld niet wordt geschuwd. De slachtoffers van de berovingen zijn bewust uitgekozen omdat verwacht werd dat deze mannen niet snel naar de politie zouden gaan. Verdachte lijkt verder een groep om zich heen te hebben verzameld, waaronder ook zeer jonge medeverdachten van zelfs 14 jaar ([medeverdachte 4]) en 15 jaar ([medeverdachte 5]) en ook andere kwetsbare minderjarigen ([medeverdachte 6]), die naar hem opkeken en ontzag voor hem leken te hebben.
Uit het procesdossier in de zaak met parketnummer 18/227996-21 (onderzoek CARLOS) blijkt ook van de angst om te verklaren over verdachte. Het feit dat hij in die zaak met een volautomatisch wapen heeft geschoten op een plek waar kort daarvoor nog mensen hebben gelopen, laat zien dat die angst niet onterecht is. Verder valt de rechtbank niet alleen in de verhoren, maar ook in zijn opstelling ter zitting een verharde, procriminele proceshouding op. Verdachte geeft alleen iets toe als hij er echt niet onderuit kan. Dit, terwijl hij ten tijde van de gepleegde feiten nog deels minderjarig was en ook nu nog steeds een verdachte is van slechts 19 jaar oud.
De rechtbank beschikt over het Pro Justitia rapport van GZ-psycholoog N. van der Weegen van 8 februari 2022 en over het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 22 maart 2022 van reclasseringswerker M.J. Lakke. Overleg tussen deze twee deskundigen heeft niet plaats kunnen vinden omdat het rapport van de reclassering pas kort voor de zitting van 24 maart 2022 gereed was.
Daarnaast beschikt de rechtbank over een bericht van de Raad voor de Kinderbescherming van 23 maart 2022.
Uit de conclusies van de psycholoog volgt dat de feiten aan verdachte volledig kunnen worden toegerekend. Ook adviseert de psycholoog om het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ondanks de geconstateerde antisociale persoonlijkheidsstoornis, het gebrek aan een adequaat functionerend geweten en een hoog recidiverisico wordt niet geadviseerd om verdachte enige vorm van behandeling aan te bieden.
Uit het rapport blijkt ook dat verdachte niet alle ten laste gelegde feiten met de psycholoog wilde bespreken.
De rechtbank constateert dat het onderzoek van de psycholoog heeft plaatsgevonden op momenten kort na het overlijden van de moeder van verdachte. Voorstelbaar is dat deze gebeurtenis met daarbij het ondergaan van detentie van invloed is geweest op de wijze waarop verdachte heeft meegewerkt aan het psychologisch onderzoek.
Daar komt bij dat verdachte niet alle verweten feiten met de psycholoog heeft willen of kunnen bespreken. De psycholoog adviseert, als gezegd, de feiten aan verdachte volledig toe te rekenen en dit advies is deels gebaseerd op de houding van verdachte tijde van het onderzoek.
De reclassering acht juist interventies aangewezen vanwege het geconstateerde recidiverisico en de jonge leeftijd van verdachte, ook omdat verdachte zich hier ontvankelijk voor toont en ook in het kader van persoonsgebonden aanpak (PGA) mee heeft gewerkt aan (verkennende) gesprekken met de reclassering. De reclassering adviseert onder andere ambulante begeleiding of verblijf in een instelling voor begeleid wonen als bijzondere voorwaarden op te leggen.
Uit het rapport van de reclassering kan worden afgeleid dat verdachte een meer open houding heeft getoond in de gesprekken met de reclassering dan eerder het geval was.
De reclassering ziet indicaties die pleiten voor de toepassing van het jeugdstrafrecht, zoals het feit dat betrokkene verstandelijk beperkt is en er geen sprake is van een lange justitiële voorgeschiedenis. Na weging met andere factoren adviseert de reclassering echter toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Gelet op de zwaarte van de feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard, de rol die verdachte hierin heeft gespeeld en zijn houding als hiervoor in de overwegingen van de rechtbank weergegeven, acht de rechtbank zich op basis van de nu beschikbare rapporten over de persoon van de verdachte alsook over de mogelijke strafafdoeningen onvoldoende voorgelicht.
Dit is ook met name zo omdat de conclusies als verwoord in de psychologische rapportage er in feite op zouden neerkomen dat verdachte op deze leeftijd eigenlijk al is opgegeven, terwijl het recidiverisico somber wordt ingeschat en er geen beschermende factoren kunnen worden aangewezen. Verdachte toont geen empathie en geen berouw, is opportunistisch en berekenend te werk gegaan en staat niet open voor hulp, zo concludeert de psycholoog. Ook wordt door haar vastgesteld dat verdachte laagbegaafd is, waarbij significant lager is gescoord door verdachte op logisch redeneren.
Wanneer gekeken wordt naar de belaste voorgeschiedenis en de recente, zogenoemde ‘life-events’ (overlijden moeder verdachte, detentie), ook bezien tegen de achtergrond van de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis en de laagbegaafdheid van verdachte, wenst de rechtbank nader geïnformeerd te worden over de persoon van verdachte en de mate waarin de ten laste gelegde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend alsook over wat een passende strafafdoening zou zijn.
De rechtbank zal daarom bevelen dat verdachte tevens wordt onderzocht door een psychiater zodat meer duidelijkheid wordt verkregen over zijn persoon en de mate van toerekeningsvatbaarheid. In het rapport van de psychiater zal ook naar voren moeten komen welke strafafdoening passend zou kunnen zijn waarbij aandacht dient te zijn voor de wijze waarop het aanwezig geachte recidiverisico (ook op de langere termijn) zou kunnen worden ingeperkt.
De rechtbank zal tevens opdracht geven dat na ontvangst van de onderzoeksresultaten van de psychiater, de psycholoog Van der Weerden wordt verzocht aanvullend te rapporteren. Vervolgens dient de reclassering te worden verzocht aanvullend te rapporteren.
Hoewel nader onderzoek met zich brengt dat verdachte langer in voorlopige hechtenis dient verblijven, acht de rechtbank dit nadere onderzoek noodzakelijk alsook in het belang van verdachte.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris teneinde psychiatrisch onderzoek te laten verrichten, en (gelijktijdig dan wel daarna) aanvullend psychologisch onderzoek te laten verrichten. Hierbij dienen de gebruikelijke vragen aan de psychiater (en, indien nodig, aanvullende vragen aan de psycholoog) te worden gesteld, bij de rechter-commissaris bekend.
Na ontvangst van de rapportage van de psychiater en de aanvullende rapportage van de psycholoog, dient de reclassering te worden verzocht aanvullend te rapporteren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen voor onbepaalde tijd, maximaal drie maanden, nu het nadere onderzoek niet binnen één maand na heden gereed zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de ernstige bezwaren en de gronden voor de voorlopige hechtenis nog onverkort aanwezig zijn en dat ook de situatie als genoemd in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering op dit moment niet aan de orde is.
De voorlopige hechtenis dient daarom voort te duren.

Uitspraak

De rechtbank
  • heropent het onderzoek ter terechtzitting;
  • stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken indeze rechtbank, teneinde zorg te dragen voor het laten opmaken van een psychiatrisch rapport, zoals hiervoor overwogen, alsook hierop volgend zorg te dragen voor het laten opmaken van aanvullende rapportage door de reeds betrokken psycholoog, een en ander met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen;
  • stelt de stukken in handen van de officier van justitie teneinde - na ontvangst van de rapportage vande psychiater en de aanvullende rapportage van de psycholoog - de reclassering opdracht te geven tot het opmaken van (aanvullende) rapportage;
  • beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman mr. P. Keijzer, de vader van verdachte en debenadeelde partijen tegen de nader te bepalen terechtzitting en tijdstip;
  • schorst het onderzoek voor een langere dan de in artikel 282, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering gestelde termijn van een maand, maar niet langer dan drie maanden, om de klemmende reden dat bedoeld onderzoek niet binnen een maand kan worden voltooid.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr.
R. Depping, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2022.
Proces-verbaal bevindingen verbalisant, [nummer] op pagina 195 en 196 van het dossier
Verklaring van verdachte op pagina 52 e.v. van het dossier
In het dossier staat per abuis vermeld dat verdachte op 16 maart 2021 is gehoord dit moet 2 april 2021 zijn; het geplande verhoor op 16 maart 2021 kon geen doorgang vinden.