ECLI:NL:RBNNE:2022:1184

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
18/270219-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige berovingen van kwetsbare slachtoffers via datingapps door een groep minderjarige verdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een serie gewelddadige berovingen. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld en mishandeling. De rechtbank behandelde de zaken in het kader van het adolescentenstrafrecht, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De feiten vonden plaats tussen 29 september en 6 oktober 2021 in Emmen, waar de verdachte samen met medeverdachten slachtoffers, vaak via de datingapps Grindr en Bullchat, naar afgelegen locaties lokte om hen te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten op gewelddadige wijze te werk gingen, waarbij slachtoffers werden bedreigd en mishandeld. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de berovingen wettig en overtuigend bewezen, en legde een jeugddetentie op van 225 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht van de jeugdreclassering en deelname aan een behandeltraject. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die ook als benadeelde partijen in het proces waren betrokken. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachten kwetsbare personen hadden uitgekozen om te beroven, wat bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/270219-21 en 18/122095-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 april 2022 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2022 (regie), 9 maart 2022 (inhoudelijk) en 14 april 2022 (sluiting).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd,
onder
parketnummer 18/270219-21- kort gezegd -:
1) diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd op 29 september 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij een portemonnee (inclusief inhoud) en/of een Iphone 7 telefoon en/of autosleutels van [slachtoffer 1] is/zijn weggenomen
en/of
afpersing op 29 september 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij [slachtoffer 1] is gedwongen tot afgifte van een portemonnee (inclusief inhoud) en/of een Iphone 7 telefoon en/of autosleutels;
2) diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd op 4 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij een telefoon en/of autosleutels en/of huissleutels en/of een geldbedrag van 5 euro van [slachtoffer 2] is/zijn weggenomen
en/of
afpersing op 4 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij [slachtoffer 2] is gedwongen tot afgifte van een telefoon en/of autosleutels en/of huissleutels en/of een geldbedrag van 5 euro;
3) diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd op 5 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij een portemonnee en/of een Samsung Galaxy S9+ telefoon en/of een pinpas en/of een rijbewijs van [slachtoffer 3] is/zijn weggenomen
en/of
afpersing op 5 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij [slachtoffer 3] is gedwongen tot afgifte van een portemonnee en/of een Samsung Galaxy S9+ telefoon en/of een pinpas en/of een rijbewijs;
4) diefstal op 5 oktober 2021 te Emmen, in vereniging, waarbij een geldbedrag van 5.000 euro van [slachtoffer 3] is weggenomen door onbevoegd gebruik van zijn pinpas en pincode;
5) poging tot diefstal met (bedreiging van) geweld, in vereniging, om goederen en/of een geldbedrag weg te nemen van een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’, gepleegd op 6 oktober 2021 te Emmen
en/of
poging tot afpersing, in vereniging, om een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ te dwingen tot afgifte van goederen en/of een geldbedrag, gepleegd op 6 oktober 2021 te Emmen;
onder
parketnummer 18/122095-21, dat
hij op of omstreeks 8 mei 2021, in de gemeente Emmen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door op/tegen de kaak van die [slachtoffer 4] te stompen.
De tekst van de gehele tenlastelegging onder parketnummer 18/270219-21 is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

Beoordeling van het bewijs

Inleiding(parketnummer 18/270219-21)
In september/oktober 2021 hebben, in een tijdsbestek van een week, drie gewelddadige berovingen plaatsgevonden. Hierbij werden de slachtoffers via een datingapp voor voornamelijk homoseksuele mannen (Bullchat en Grindr) onder valse voorwendselen naar een afgelegen plek gelokt. Daar zijn zij vervolgens door een groep (overwegend minderjarige) verdachten beroofd. Daarbij is telkens fors verbaal en fysiek geweld gebruikt. De groep verdachten trad op in wisselende samenstelling.
Op 6 oktober 2021 is een politieambtenaar ingezet, de zogenoemde lokagent, om een seksafspraak te maken. Tijdens de hierop volgende ontmoeting zijn zes verdachten aangehouden op verdenking van poging tot beroving.
Verdachte wordt betrokkenheid verweten bij alle berovingen en de diefstal met een valse sleutel.
Standpunt van de officier van justitie
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een bewezenverklaring gevorderd van de onder parketnummer 18/270219-21 ten laste gelegde feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair (respectievelijk medeplegen van diefstal met geweld (aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ), medeplegen van diefstal van geld van [slachtoffer 3] met diens pinpas en -code en poging tot medeplegen van diefstal met geweld). Ook heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/122095-21 (mishandeling [slachtoffer 4] ) gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat ten aanzien van de beroving van aangever [slachtoffer 1] (parketnummer 18/270219-21, feit 1) er mogelijk sprake is van medeplichtigheid in plaats van medeplegen, hetgeen echter niet is tenlastegelegd, zodat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het pinnen met de pinpas van aangever [slachtoffer 3] (parketnummer 18/270219-21, feit 4) heeft zij betoogd dat verdachte hier mogelijk juridisch niet verantwoordelijk voor is.
Voor de overige tenlastegelegde feiten onder parketnummer 18/270219-21 kan - telkens in de primaire vorm - een veroordeling volgen.
Voorts kan voor het tenlastegelegde onder parketnummer 18/122095-21 een veroordeling volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/270219-21, feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/122095-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot bovenstaande bewezenverklaarde feiten het volgende.
parketnummer 18/270219-21, feit 1 primair(aangever [slachtoffer 1] ):
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik hoorde later dat [medeverdachte 1] de afspraak had gemaakt met de man, die later [slachtoffer 1] bleek te heten. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waren hierbij ook betrokken. Het plan was om die man te beroven. Ik wist wel een beetje van de plannen, een beroving. Gewoon zeggen: “Geef je spullen”. Het idee was om er geld aan te verdienen. Mij werd verteld dat bij het maken van de afspraak al zou worden gemeld dat diegene met wie de afspraak zou zijn, minderjarig was. Ze vertelden dat er een man aankwam. Ik deed gewoon mee. [medeverdachte 3] moest daar naar toe. [slachtoffer 1] zag ons toen zij de bocht om kwamen. We zaten een beetje verborgen. Ik had een capuchon op, mogelijk ook een mondkapje. De bedoeling was om slecht herkenbaar te zijn. Ik heb [slachtoffer 1] uitgescholden en vastgepakt. Ik vroeg ook om geld. [medeverdachte 3] of [medeverdachte 4] heeft zijn autosleutel gepakt. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zijn naar de auto geweest. Er is ook een creditkaart uit de auto gepakt. Ik was toen met de anderen bij [slachtoffer 1] . Ik heb gehoord dat iemand zei: “Ik sla je dood”. De telefoon is afgepakt. De telefoon was ook belangrijk om bij geld te komen bij de bank. Ik heb gehoord dat om de pincode werd gevraagd. De man is geslagen en geschopt. Toen die andere twee zijn auto ophaalden, hielden wij [slachtoffer 1] vast.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 september 2021, opgenomen op pagina 27 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R021099 (onderzoek STITCH) van 23 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 29 september 2021 heb ik contact gelegd met iemand via de site Bullchat. Deze morgen had ik met een persoon een afspraak gemaakt om elkaar te ontmoeten voor de Statenhoekflat aan de Angelsloërdijk te Emmen. Omstreeks 11:15 uur ben ik daar in mijn auto naar toe gereden. Ik zag daar dat er een jongeman op mij stond te wachten. Deze jongen vertelde tegen mij dat de plek waar wij stonden niet geschikt zou zijn. Verderop zou een bankje staan waar wij rustig konden zitten om mogelijk seks te hebben. Ik kwam samen met de jongen aan bij de weg richting de tennisvereniging. Ik zag op het moment dat wij op de weg liepen dat er 4 jongens uit de bosjes kwamen lopen. Ik hoorde dat deze jongens tegen mij zeiden “Vieze pedofiel, vuile homo”. Ze hebben mij enkele keren op de grond gegooid, geslagen in het gezicht en op de schouder en in het kruis geschopt. Ik weet zeker dat ik wel 15 keer geslagen ben. Ze wilden van mij de portemonnee en mijn telefoon. Deze had ik op dat moment niet bij me omdat deze nog in de auto lagen. Ze hadden mij op dat moment nog vast en pakten mijn autosleutels uit mijn jaszak. Ik zag dat er op dat moment twee personen weg liepen in de richting van mijn auto. Ik zag dat op een gegeven moment de twee jongens weer terug kwamen met mijn auto. Ik weet dat ze mijn portemonnee (met inhoud) en mijn telefoon (Iphone 7) hebben gevonden in de auto. Ze bedreigden mij dat als ik de pincode niet zou geven ze mij hartstikke dood zouden slaan. Ik weet dat 1 of 2 van deze personen mogelijk gefilmd hebben ten tijde van de mishandeling en diefstal.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 oktober 2021, opgenomen op pagina 764 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Concreet is het dus zo dat er via het IP adres van je ouders contact is gezocht met de aangever [slachtoffer 1] . Ben jij dat geweest die contact zocht via Bullchat met [slachtoffer 1] ?
A: Ja dat ben ik geweest.
V: Wie zijn idee was dit?
A: Dat was gewoon van de groep.
V: Was het dan zo dat steeds iemand anders contact zocht?
A: Nee meestal doet [medeverdachte 3] of [verdachte] dit, maar nu was ik gevraagd.
V: Wat deed [verdachte] ?
A: Een duw en een klap gegeven.
V: Wat deed [medeverdachte 3] ?
A: Ook een duw, een klap en volgens mij een trap.
V: En jij?
A: Twee keer een duw.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 oktober 2021, opgenomen op pagina 858 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 3] :
O: Je verklaarde gisteren dat jij op 29 september 2021 een man hebt opgehaald onder druk van de andere jongens. Wie bedoel jij met andere jongens?
A: Vooral [verdachte] en [medeverdachte 2] .
V: Wat heb je nadien met [medeverdachte 4] besproken?
A: Over wat er gebeurd is. Dat we hem zo hadden toegetakeld. Ik moest van [verdachte] de man ophalen bij de parkeerplaats. lk heb die man toen opgehaald. [verdachte] die bracht mij naar de flat op Angelsloërdijk en [verdachte] liep terug naar het bosje waar ik met het slachtoffer naartoe moest lopen. Dit was bij de flat naast de oude Aquarena. lk nam de man mee in de richting van het afgesproken bosje bij de flat in de buurt.
V: Wat is de rol geweest van [verdachte] tijdens deze afpersing/diefstal van geweld?
A: De man berichten via Bullchat en mij naar de plek brengen waar de man zou komen. Hij was als eerste uit de bosjes gekomen toen ik arriveerde met die man.
V: Wat is de rol geweest van [medeverdachte 2] tijdens deze afpersing/diefstal van geweld?
A: [medeverdachte 2] stond gewoon bij de andere jongens mij en de man op te wachten.
V: Wat is de rol geweest van [medeverdachte 1] tijdens deze afpersing/diefstal van geweld?
A: Ook wachten op mij en de meneer om vervolgens uit de bosjes te springen.
V: Wat is de rol geweest van [medeverdachte 4] tijdens deze afpersing/diefstal van geweld?
A: Net als [medeverdachte 1] .
V: Wat is er gebeurd met de auto van het slachtoffer?
A: Volgens mij vroeg [medeverdachte 1] om de sleutel en heeft hij de auto opgehaald. Hij heeft de auto gecheckt en pasjes gevonden.
V: Wie heeft er in de auto gereden dan wel meegereden?
A: [medeverdachte 1] heeft gereden en [medeverdachte 4] zat er volgens mij naast.
V: Wat is er uit de auto gehaald van het slachtoffer?
A: Visakaart van het slachtoffer en 2 SNS bankpasjes, op naam van slachtoffer en partner.
V: Wat voor geweld heb jij gebruikt tegen het slachtoffer?
A: lk heb meneer 1 trap/schop tegen zijn schenen gegeven.
V: Wie heeft er nog meer geweld gebruikt tegen het slachtoffer?
A; [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 4] heeft het slachtoffer een duw gegeven.
V: Wat deed [verdachte] bij die man?
A: Hij haalde uit en sloeg de man in zijn gezicht. 1 uithaal heb ik gezien.
V: Wat deed [medeverdachte 1] bij die man?
A: Hij heeft de man in de bosjes geduwd en wachtte op de autosleutels van het slachtoffer.
V: Wat deed [medeverdachte 2] bij die man?
A: Hij bedreigde meneer, om zijn autosleutels en portemonnee te geven. Hij vroeg op een zeer agressieve manier om de sleutels en zijn portemonnee.
V: Hebben jullie nog iets opgedaan in de vorm van vermomming?
A: lk heb mijn capuchon opgedaan als een soort van camouflage vermomming.
V: De andere jongens dan?
A: [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden een mondkapje met capuchon. [verdachte] had een soort van bivakmuts op. Zwart van kleur.
Nadere bewijsoverwegingten aanzien parketnummer 18/270219-21, feit 1 primair(aangifte [slachtoffer 1] ):
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de juridische rol van verdachte bij deze beroving mogelijk als medeplichtigheid, in plaats van het tenlastegelegde medeplegen, dient te worden aangemerkt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat er (via internetsite Bullchat) een seksafspraak is gemaakt met aangever [slachtoffer 1] . Het doel was hem te beroven. Verdachte en zijn medeverdachten wilden op die manier geld verdienen. [1] Verdachte is met de medeverdachten, met vorenstaand doel, bij de seksafspraak aanwezig geweest.
Met geweld en bedreiging met geweld zijn goederen van [slachtoffer 1] afgepakt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft vastgepakt, samen met anderen heeft vastgehouden en geld heeft gevraagd. Daarnaast wordt er door medeverdachten verklaard [2] dat ook verdachte geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 1] .
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte heeft daarbij zowel een materiële als een intellectuele bijdrage van voldoende gewicht gehad aan het strafbare feit.
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
parketnummer 18/270219-21, feit 2 primair(aangifte [slachtoffer 2] ):
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/270219-21, feit 2 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 oktober 2021, opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R021099 (onderzoek STITCH) van 23 december 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
parketnummer 18/270219-21, feit 3 primair(aangifte [slachtoffer 3] ):
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/270219-21, feit 3 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 oktober 2021, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R021099 (onderzoek STITCH) van 23 december 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
parketnummer 18/270219-21, feit 4(medeplegen diefstal van [slachtoffer 3] door middel van een pinpas (valse sleutel)):
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ik heb die dag, 5 oktober 2021, zelf weer een afspraak gemaakt te Emmen. De afspraak was voor een trio, samen met [medeverdachte 5] . Slachtoffer [slachtoffer 3] kwam aan. Wij stonden daar al met een grote groep. Ik heb [slachtoffer 3] de telefoon met de vinger laten ontgrendelen. De bedoeling was het pinbedrag te verhogen tot de limiet. [medeverdachte 6] pinde eerst € 800 met de pinpas van [slachtoffer 3] . De tweede keer is er € 4.200 gepind. Het geld is gedeeld door vier man ( [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en ik). Ik kreeg een bedrag van € 550 van [medeverdachte 2] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 oktober 2021, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R021099 (onderzoek STITCH) van 23 december 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik moest mijn telefoon ontgrendelen door middel van mijn code en vingerafdruk. Ik was bang en gaf aan dat ik mee wilde werken. Vervolgens moest ik de code van de pinpas geven. Dit heb ik gedaan. Mijn pinpas werd door één van de groep uit mijn portemonnee gehaald waarna twee personen wegliepen met mijn pinpas. Later kwamen de mannen die waren weggelopen terug. Ik hoorde de Engels sprekende man zeggen: “I took 5000,00 euro from you”.
Ik keek in mijn bankieren app en zag dat er gepind was aan de Statenweg 55A te Emmen. Ik zag dat er een bedrag van 4200,00 euro en een bedrag van 800,00 euro was gepind. Dit was rond 20:30 uur, dit is in mijn app wel te zien.
Nadere bewijsoverwegingten aanzien parketnummer 18/270219-21, feit 4(medeplegen diefstal geld van [slachtoffer 3] door middel van een pinpas (valse sleutel)):
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte mogelijk juridisch niet verantwoordelijk is voor het pinnen van geld met de weggenomen pinpas.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft samen met anderen aangever beroofd. Hierbij is de bankpas en de telefoon van aangever buitgemaakt.
Aangever is vervolgens onder bedreiging gedwongen om zijn pincode te geven. Hierop zijn twee verdachten ( [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ) op pad gestuurd om te gaan pinnen. Aangever is tevens door verdachte gedwongen om zijn telefoon te ontgrendelen, waarna van de spaarrekening geld werd overgeboekt naar de betaalrekening. De pinlimiet van de betaalrekening werd vervolgens verhoogd. Daardoor kon na een eerste keer pinnen ook een tweede keer -nu een veel hoger bedrag- worden opgenomen van de rekening van aangever. In totaal is een bedrag van € 5.000,- buitgemaakt. Deze buit is verdeeld tussen de pinners, [medeverdachte 2] en verdachte. Terwijl de [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] gingen pinnen, werd aangever [slachtoffer 3] door de anderen onder bedreiging met geweld op de plek gehouden. Hierbij is ook gedreigd dat er geweld zou worden gebruikt als de pincode niet zou blijken te kloppen.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Verdachte heeft daarbij zowel een materiële als een intellectuele bijdrage van voldoende gewicht gehad aan het strafbare feit.
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van de diefstal met een valse sleutel bewezen.
parketnummer 18/270219-21, feit 5 primair(poging beroving lokagent [naam 1] ):
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/270219-21, feit 5 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van begeleiding van 7 oktober 2021, opgenomen op pagina 183 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN3R021099 (onderzoek STITCH) van 23 december 2021, inhoudend de verklaring van verbalisant F-2107;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2021, opgenomen op pagina 195 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [nummer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 oktober 2021, opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant [nummer]
.
parketnummer 18/122095-21(mishandeling [slachtoffer 4] ):
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/122095-21 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 mei 2021, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021118399 van 16 augustus 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/270219-21
1. primair
hij op 29 september 2021 te Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee (inclusief inhoud) en een Iphone 7 telefoon en autosleutels, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer 1] op de grond te gooien/trekken en
- te slaan/stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en
- te schoppen/trappen in het kruis van die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "we slaan je hartstikke dood".
2 primair
hij op 4 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon en autosleutels en huissleutels en een geldbedrag van 5 euro, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer 2] op de grond te gooien/trekken en
- te slaan/stompen in het gezicht van die [slachtoffer 2] en
- te schoppen/trappen tegen de schenen van die [slachtoffer 2] .
3 primair
hij op 5 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee en een Samsung Galaxy S9+ telefoon en een pinpas en een rijbewijs, die aan [slachtoffer 3]
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- te slaan/stompen tegen het hoofd en de ribben van die [slachtoffer 3] en
- te schoppen/trappen tegen de ribben van die [slachtoffer 3] en
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “Je krijgt opnieuw klappen” en “I put a gun to your head” en “je krijgt klappen als de code niet goed is”.
4
hij op 5 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van 5.000 euro, dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen
goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 3] .
5 primair
hij op 6 oktober 2021 te Emmen tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid goederen en/of een geldbedrag, die geheel of ten dele aan een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’, te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
- een afspraak heeft gemaakt via de app Grindr met een persoon die zich voordeed als ‘ [naam 1] ’ en die ‘ [naam 1] ’ heeft laten komen naar een afgelegen locatie en
- die ‘ [naam 1] ’ heeft getroffen bij zijn auto en vervolgens die ‘ [naam 1] ’ heeft gevraagd om mee te lopen en
- ( op voorhand en onderling) afspraken heeft gemaakt over de te verdelen buit en
- ( op voorhand en onderling) afspraken heeft gemaakt over hoe die ‘ [naam 1] ’ opgewacht zou worden op een donkere plek en wat er vervolgens tegen die ‘ [naam 1] ’ gezegd zou worden en/of
- ( op voorhand en onderling) afspraken heeft gemaakt over het toe te passen geweld tegen die ‘ [naam 1] ’, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
parketnummer 18/122095-21
hij op 8 mei 2021, in de gemeente Emmen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door tegen de kaak van die [slachtoffer 4] te stompen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/270219-21
1. primair
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 primair
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3 primair
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4 diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
5 primair
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
parketnummer 18/122095-21
mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair onder parketnummer 18/270219-21 en van het ten laste gelegde feit onder parketnummer 18/122095-21, (met toepassing van jeugdrecht) wordt veroordeeld tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 225 dagen, met aftrek voorarrest, waarvan 180 dagen
voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht en toezicht van de jeugdreclassering;
- voortzetting van de ITB Harde Kern voor de duur van 6 maanden;
- een ambulante behandeling;
- een locatieverbod met elektronische monitoring;
- dat verdachte al het beeldmateriaal, chats en eventuele printscreens op zijn
gegevensdragers wist die te relateren zijn aan de serie berovingen ( [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] ), eenmalig te controleren door de politie (onder begeleiding van
rechercheur [naam 2] of een door hem aangewezen collega).
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
- een werkstraf voor de duur van 200 uur.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit voor toepassing van berechting volgens het jeugdrecht. Zij kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, waarbij zij opmerkt dat - indien de rol van verdachte als minder zwaar wordt aangemerkt - kan worden volstaan met het opleggen van een lager aantal uren werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Van 29 september 2021 tot en met 5 oktober 2021 hebben in Emmen drie gewelddadige berovingen plaatsgevonden. Op 6 oktober 2021 is het door inzet van een zogenoemde ‘lokagent’ gebleven bij een poging daartoe.
Op woensdag 29 september 2021 wordt via de app Grindr een seksafspraak gemaakt met de 75-jarige aangever [slachtoffer 1] . Aangever wordt door verdachte [medeverdachte 3] opgehaald op de afgesproken plek en meegevoerd naar de meer afgelegen plek waar de andere vier verdachten ( [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] ) in de bosjes wachten. Door middel van een duimpje in de snapchatgroep laat verdachte [medeverdachte 3] weten aan de groep dat hij met aangever onderweg is. Het slachtoffer wordt vervolgens uitgescholden, bedreigd, geslagen en geschopt. Het is de verdachten met name te doen om de telefoon en portemonnee van aangever. Wanneer blijkt dat deze spullen in de auto liggen, worden de autosleutels afgepakt, wordt de auto opgehaald en doorzocht. Nadat aangever ook na dreigementen en geweld volhardde in zijn weigering om zijn pincode af te geven, worden hem de autosleutels teruggegeven, waarna aangever heeft kunnen vluchten.
Op maandag 4 oktober 2021 wordt door [verdachte] via de app Grindr een seksafspraak gemaakt met aangever [slachtoffer 2] . Weer wordt de aangever opgehaald, dit keer door [verdachte] , en met een smoes meegevoerd naar de meer afgelegen plek waar nu een groep van 8 personen ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 10] ) verdekt in de bosjes op hen staat te wachten. De groep draagt gezichtsbedekking en aangever wordt uitgescholden, bedreigd en geslagen en getrapt. Ook nu worden de autosleutels en de telefoon afgepakt. De telefoon blijkt vergrendeld. Aangever heeft zijn telefoon terug weten te pakken. Na hevig verzet heeft aangever zich aan de groep weten te onttrekken en is er rennend vandoor gegaan.
Op dinsdag 5 oktober 2021 wordt wederom door [verdachte] een seksafspraak gemaakt, nu met aangever [slachtoffer 3] . Aangever wordt door [verdachte] en [medeverdachte 5] opgehaald en meegevoerd naar de plek waar vijf andere verdachten ( [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] ) zich in de bosjes hebben verstopt. Daar aangekomen wordt de aanval ingezet. Aangever ziet twee mannen met bivakmuts op zich afkomen, probeert te ontkomen, maar valt. Hij wordt vervolgens onder meer met de vuist tegen het hoofd gestompt en geschopt tegen zijn ribben. Hij moet op zijn knieën met de armen op de rug. De groep schreeuwt dan om geld en zijn telefoon. Zijn auto- en huissleutels en portemonnee worden hem afgepakt. Hij wordt gedwongen om twee vingers in zijn mond te stoppen. Ondertussen wordt aangever meermalen uitgescholden voor onder meer pedofiel en wordt hij gefilmd en wordt er een foto van zijn rijbewijs gemaakt. Ook wordt in het Engels [3] tegen hem gezegd dat er een wapen tegen zijn hoofd zou worden gezet. Aangever [slachtoffer 3] wordt ook gedwongen om zijn pincode af te geven en zijn telefoon, waarna twee van de groep ( [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] ) zijn gaan pinnen. Ondertussen wordt aangever gedwongen om de telefoon te ontgrendelen waarna geld wordt overgeboekt van de spaarrekening naar de lopende rekening en de pinlimiet wordt verhoogd. De eerste keer wordt een bedrag van € 800,- gepind, de tweede keer, zeven minuten later, wordt een bedrag van € 4.200,- buitgemaakt. Al deze tijd wordt aangever door de vijf overige verdachten, onder wie dus ook verdachte [verdachte] , onder bedreiging met geweld op de plaats gehouden.
Op 6 oktober 2021 heeft [verdachte] opnieuw via Grindr een seksafspraak gemaakt. Dit keer was er echter door de politie een lokagent ingezet. [verdachte] en [medeverdachte 5] zijn naar de afgesproken plek toegelopen, terwijl de andere vier achterbleven bij/in de bosjes. Nadat contact werd gelegd met de lokagent zijn vervolgens de verdachten ( [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] ) aangehouden.
Zowel op basis van het procesdossier alsook op basis van de verklaring van verdachte ter zitting kan worden vastgesteld dat er plannen zijn gemaakt om mannen (pedofielen) te overvallen die een seksafspraak zouden hebben gemaakt met een minderjarige. Deze mannen zijn bewust uitgekozen omdat ervan werd uitgegaan dat zij niet snel de politie zouden inschakelen. Daarmee hebben verdachten heel bewust kwetsbare slachtoffers uitgekozen met als doel hen te beroven en de kans op betrapping zo klein mogelijk te maken. Hiertoe werden valse accounts op datingssites voor homoseksuele mannen aangemaakt. Deze nepaccounts werden kort na de berovingen weer verwijderd. Duidelijk is geworden dat het de verdachten te doen was om geld en niet om het ‘pedojagen’. Voor zover er verdachten hebben meegedaan omdat zij (in eerste instantie) een rechtvaardiging zagen in het jagen en afstraffen van pedofielen, dient duidelijk te zijn dat hierin geen rechtvaardiging voor hun handelen ligt. In een rechtstaat is het aan de politie onder leiding van het openbaar ministerie om strafbare feiten op te sporen en ligt de beoordeling hiervan in handen van de onafhankelijke rechter. Alleen op die manier kunnen burgers worden beschermd tegen willekeur en wordt voor een ieder het recht op een eerlijk proces en beoordeling van hun zaak door de onafhankelijke rechter gewaarborgd. Eigenrichting ondermijnt onze rechtstaat en levert een ernstig gevaar op voor de veiligheid in onze maatschappij. Zoals reeds verwoord, was het de verdachten echter te doen om geld en hebben ze kwetsbare slachtoffers gezocht. De slachtoffers zijn gelokt naar een afgelegen plaats waar de groep met gezichtsbedekking tevoorschijn is gekomen. Daarna zijn de slachtoffers op gewelddadige wijze beroofd. De acties van de verdachten waren erop gericht om zo snel mogelijk de pinpas en pincode, alsook de toegang tot internetbankieren te verkrijgen. In het geval van aangever [slachtoffer 3] is dat gelukt en is een bedrag van € 5.000,- buitgemaakt.
Of het filmen van de slachtoffers door de verdachten als extra vernedering moet worden gezien dan wel als een mogelijkheid om de slachtoffers op een later moment nog te kunnen chanteren, kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Beide redenen zijn echter verwerpelijk en tonen waartoe deze groep verdachten in staat is gebleken.
De ernst van de feiten, het georganiseerde verband waarin deze zijn gepleegd, het gebruikte fysieke geweld en de kwetsbaarheid van de slachtoffers rechtvaardigen al een onvoorwaardelijke jeugddetentie van enige duur. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat feiten als deze vaak lange tijd grote nadelige gevolgen hebben voor de slachtoffers, zoals ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen is gebleken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben met de gevoelens en de gevolgen voor de slachtoffers geen enkele rekening gehouden toen zij besloten op deze gewelddadige manier aan geld te komen. Zij hebben kennelijk alleen hun eigen geldelijke gewin voor ogen gehad. Daarnaast hebben de verdachten door zo te handelen ook bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Uit zowel de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als ook uit verklaringen van medeverdachten is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de leiders van de groep waren. Zij hebben in hun hang naar geld een groep, in sommige gevallen veel jongere verdachten, zover weten te krijgen om met hen mee te doen. Zij zijn ook degenen geweest die geld wilden maken en de pinners ( [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] ) hebben op 5 oktober 2021 het geld aan hen afgegeven. Verder kan ook worden vastgesteld dat [medeverdachte 2] degene is geweest die het grootste deel van de buit heeft gekregen. Voldoende is ook gebleken dat aan de andere verdachten niet is gemeld dat het is gelukt om geld te pinnen, zodat er meer te verdelen viel onder [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] .
In de strafmaat zal het voorgaande moeten doorklinken en de rol die verdachte in dat geheel heeft gespeeld, is geen geringe. Hij heeft tot drie keer toe het account aangemaakt waarmee de slachtoffers moesten worden gelokt. Ook heeft hij tot twee keer toe, waarvan een keer samen met [medeverdachte 5] , het slachtoffer opgehaald en met een smoes weten mee te lokken naar de rest van de groep en hij heeft ten slotte gedeeld in het buitgemaakte bedrag op 5 oktober 2021. Dit alles is zeer laakbaar gedrag en verdachte heeft samen met anderen een fors aantal zeer ernstige feiten gepleegd, die gelet op hun ernst, het georganiseerde verband waarin deze zijn gepleegd, het gebruikte fysieke geweld en de kwetsbaarheid van de slachtoffers al een onvoorwaardelijke jeugddetentie van geruime duur rechtvaardigen. De door verdachte gestelde bedreiging vanuit het criminele circuit die voor hem de aanleiding hebben gevormd voor het plegen van deze feiten maakt voorgaande niet anders.
Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat feiten als deze vaak lange tijd grote nadelige gevolgen hebben voor de slachtoffers, zoals ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen is gebleken.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben met de gevoelens en de gevolgen voor de slachtoffers geen enkele rekening gehouden toen zij besloten op deze gewelddadige manier aan geld te komen. Zij hebben kennelijk alleen hun eigen geldelijke gewin voor ogen gehad. Daarnaast hebben de verdachten door zo te handelen ook bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft zich ook nog schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 4] op 8 mei 2021. Ook dit is een ernstig feit dat zeer beangstigend is geweest voor het slachtoffer. Bovendien hebben dergelijke feiten niet alleen invloed op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers maar tasten zij ook in bredere zin het gevoel van veiligheid in de maatschappij aan.
Adolescentenstrafrecht (ASR)
Ten tijde van het plegen van de feiten onder parketnummer 18/270219-21 was verdachte 18 jaar. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde onder parketnummer 18/122095-21 was verdachte 17 jaar. Ter zitting van 9 maart 2022 heeft de rechtbank de dagvaardingen gevoegd, zodat beoordeling van de zaak conform het jeugdrecht het uitgangspunt is.
Door de reclassering is blijkens haar rapport van 1 februari 2022 onderzoek gedaan naar de vraag of het jeugd- dan wel het volwassenstrafrecht moet worden toegepast, omdat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten tussen de 16 jaar en de 23 jaar oud was. Na weging van de relevante factoren is gekomen tot een advies voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering ziet, ook na overleg met de Raad voor de Kinderbescherming, mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding en acht dit ook wenselijk. Dit wordt ook gevorderd door de officier van justitie en bepleit door de verdediging.
Ook de rechtbank ziet geen aanleiding om te komen tot toepassing van het strafrecht voor volwassenen, nu verdachte gebaat is bij de mogelijkheid van toepassing van de binnen het jeugdrecht bestaande mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op hetgeen verder in het rapport van de reclassering vermeld staat en op de toelichting ter terechtzitting van de deskundige J. Ploeger, jeugdreclasseerder.
Ploeger heeft aangegeven dat verdachte zich goed aan de strenge schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, waaronder ITB Harde Kern met elektronische monitoring. Verdachte heeft baat bij dit elektronisch toezicht. Het geeft hem structuur. Nader diagnostisch onderzoek door AFPN moet uitwijzen of een behandeling geïndiceerd is. Er wordt geadviseerd het ingezette ITB Harde Kern-traject nog 6 maanden na de uitspraak voort te zetten, met elektronisch toezicht en een eventuele behandeling, op te leggen als bijzondere voorwaarden.
Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de bemiddelingsovereenkomst, als bedoeld in artikel 51h Wetboek van Strafvordering, tussen slachtoffer [slachtoffer 2] en verdachte.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van geruime duur aan de orde is. De rechtbank zal echter gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn positieve ontwikkeling op bijna alle levensgebieden (dagbesteding, zijn sociaal netwerk en de relatie met zijn familie en zijn vriendin), zoals ook is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting, deze straf deels voorwaardelijk opleggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel ( 45 dagen) gelijk is aan het voorarrest. Het voorwaardelijk deel van de vrijheidsstraf, 180 dagen, dient als waarschuwing aan de verdachte, om te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. Tevens zullen aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden van jeugdreclasseringstoezicht en een meldplicht,een locatiegrbod deelname aan het ITB Harde Kern-traject (maximaal 6 maanden) en indien geïndiceerd na diagnostisch onderzoek, een eventuele ambulante behandeling worden verbonden. De rechtbank acht met name van belang dat verdachte meewerkt aan een geïndiceerde behandeling (bij de AFPN) omdat verdachte ook heeft aangegeven, blijkens het rapport van de Reclassering Nederland van 2 februari 2022, dat het delictgedrag voortkomt uit algehele gevoelens van neerslachtigheid, waarbij zijn emoties werden afgevlakt.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers van de berovingen. De rechtbank zal daarom ook als bijzondere voorwaarde stellen dat beeld- en filmopnames van de (in totaal 3) berovingen op controleerbare wijze worden verwijderd, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie en het verzoek van benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Dit kan worden uitgevoerd door rechercheur [naam 2] dan wel een van zijn collega’s door de officier van justitie aan te wijzen..
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 160 uren opleggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de aard en de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten, de problematiek van de verdachte die verband houdt met zijn delictgedrag, ook in groepsverband en het recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon verbeurd verklaard dient te worden, nu met behulp van deze telefoon de afspraken met de slachtoffers van de berovingen zijn gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave van de telefoon verzocht, nu met elke willekeurige telefoon bedoelde afspraken kunnen worden gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de inbeslaggenomen telefoon van verdachte verbeurd verklaren, nu met behulp van deze telefoon de strafbare feiten zijn voorbereid. Verdachte heeft namelijk met deze telefoon meerdere afspraken gemaakt voor de ontmoetingen met de slachtoffers.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
onder
parketnummer 18/270219-21
1. [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 394,89 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 1.002,11 ter vergoeding van materiële schade en
€ 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 720,56 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Ten aanzien van alle vorderingen is verzocht om het toe te wijzen bedrag hoofdelijk op te leggen.
Inleiding
In het onderzoek onder de naam Stitch zijn 13 verdachten in wisselende samenstellingen betrokken geweest bij de drie berovingen. Van de 13 verdachten zijn er slechts twee alleen bij het feit van 6 oktober 2021 betrokken geweest (poging tot beroving). Dat betekent dat in de zaken van de overige 11 verdachten 1 tot 3 vorderingen benadeelde partij zijn ingediend, al naar gelang de feiten die op hun dagvaarding staan.
De rechtbank zal de vorderingen benadeelde partij in alle zaken waarin deze zijn ingediend op gelijke wijze beoordelen, zodat ten aanzien van de civiele vorderingen wordt gekomen tot dezelfde uitspraak in alle zaken waarin tot een bewezenverklaring wordt gekomen van het feit waarop de vordering betrekking heeft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voldoende zijn onderbouwd en dat de vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente, derhalve kunnen worden toegewezen.
Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. In een aantal zaken heeft de officier van justitie gevorderd om de vorderingen van de benadeelde partij(en) niet hoofdelijk op te leggen maar te delen over de betrokken verdachten.
Standpunt van de verdediging
Nu de rechtbank de vorderingen in alle zaken waar deze op zien op gelijke wijze zal toetsen, waarbij de meest verstrekkende standpunten zullen worden betrokken, zal zij niet in elke zaak ook in het vonnis het standpunt van de verdediging opnemen. De rechtbank acht voldoende dat de standpunten blijken uit de pleitnotities en het proces-verbaal ter terechtzitting. Wel van belang is dat de raadslieden hebben verzocht de civiele vorderingen niet hoofdelijk op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële en immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270219-21 feit 1 primairbewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 september 2021.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270219-21 feit 2 primairbewezen verklaarde.
Materiële schade
De navolgende kosten, tot een totaal bedrag van € 741,96, komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking:
  • weggenomen contant geld (€ 5,00);
  • vervanging sloten (€ 149,60);
  • nieuwe huissleutels (€ 28,65);
  • jas (€ 49,99);
  • eigen risico zorgverzekering (€ 385,-)
  • de reiskosten: afspraken/bezoek ziekenhuis Zwolle (€ 81,08), huisarts (€ 13,88), praktijkondersteuner GGZ (€ 10,42), EMDR therapie (€ 9,52) en CT-scan (€ 4,42);
  • parkeerkosten ziekenhuis (€ 4,40).
De overige kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank overweegt hierbij dat de gevorderde verplaatste schade, na betwisting, onvoldoende is onderbouwd. De overige gevorderde reiskosten zijn geen rechtstreekse materiële schade. De rechtbank verwijst in verband naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:10689). Hieruit volgt dat gevorderde reiskosten die zien op de gesprekken met de officier van justitie geen rechtstreekse materiële schade zijn en dat daarnaast niet toewijsbaar zijn de kosten voor het bijwonen van de zittingen, nu de slachtoffers zich hebben laten vertegenwoordigen door Slachtofferhulp Nederland.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is aangetoond dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel (een bloedneus) opgelopen en heeft ten gevolge van de beroving psychisch leed bekomen. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik, machteloosheid vallen echter niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, ter vergoeding van immateriële schade. Daarnaast zijn de posttraumatische cognitieve klachten (ernstige psychiatrische schade) ten gevolge van de beroving onvoldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1500,00 voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal dit bedrag ter vergoeding toewijzen. Het overige deel van de immateriële schade zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag aan (materiële en immateriële) schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2021.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270219-21 feit 3 primairbewezen verklaarde.
Materiële schade
De navolgende kosten, tot een totaal bedrag van € 549,20, komen naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking:
  • bril (€ 257,30);
  • paracetamol (€ 2,38);
  • telefoonhoesje (€ 5,00);
  • kosten nieuwe betaalpas (€ 3,95);
  • reiskosten (€ 8,17);
  • tegemoetkoming verlofuren (€ 272,40).
De overige kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank overweegt hierbij dat de door de politie inbeslaggenomen jas en portemonnee niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu verdachte deze terug kan vragen. De overige gevorderde reiskosten zijn geen rechtstreekse materiële schade. De rechtbank verwijst naar de hiervoor genoemde uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 december 2020.
Immateriële schade
De door de benadeelde partij gestelde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
parketnummer 18/270219-21 feit 3 primairbewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank zal bepalen dat het toe te wijzen bedrag aan (materiële en immateriële) schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021.
Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij geldt tevens het navolgende.
hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat de verdachte en de medeverdachten naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Het toe te wijzen bedrag dient dan ook hoofdelijk te worden opgelegd.
schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte telkens aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal het bedrag van de schade naar rato verdelen over de verdachte en de medeverdachten, gelet op de leeftijd van verdachten.
Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 312 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/270219-21, feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/122095-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 225 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich op afspraak meldt bij Jeugdbescherming Noord, ITB Harde Kern, op het adres [straatnaam] te Assen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
2. dat veroordeelde het (reeds ingezette) ITB Harde Kern-traject voortzet voor maximaal 6 maanden vanaf de datum van deze uitspraak;
3. dat veroordeelde zich, indien geïndiceerd, ambulant laat behandelen door AFPN te Emmen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. De behandeling start nadat er een intakegesprek heeft plaatsgevonden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. dat veroordeelde al het beeldmateriaal, chats en eventuele printscreens op zijn
gegevensdragers wist die te relateren zijn aan de serie berovingen ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] ), eenmalig te controleren door de politie (onder begeleiding van rechercheur [naam 2] of een door de officier van justitie aan het wijzen politieambtenaar).
Geeft aan Jeugdbescherming Noord, locatie Assen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden onder 1, 2 en 3 en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

een werkstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.

Verklaart verbeurd, de onder verdachte in beslag genomen telefoon.

Ten aanzien van 18/270219-21, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.894,89(zegge: duizend achthonderdvierennegentig euro en negenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 394,89 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 378,97(zegge: driehonderdachtenzeventig euro en zevenennegentig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 29 september 2021. Dit bedrag - naar rato verdeeld onder verdachte en de medeverdachten - bestaat uit € 78,97 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 0 dagen worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/270219-21, feit 2 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.241,96(zegge: tweeduizend tweehonderdeenenveertig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 741,96 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij betreffende de overige materiële schade af.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel in de vordering betreffende de immateriële schade niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 280,24(zegge: tweehonderdtachtig euro en vierentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2021. Dit bedrag
- naar rato verdeeld onder verdachte en de medeverdachten - bestaat uit € 92,74 aan materiële schade en € 187,50 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 0 dagen worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/270219-21, feit 3 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.049,20(zegge: tweeduizend negenenveertig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 549,20 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij betreffende de overige materiële schade af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 292,73(zegge: tweehonderdtweeënnegentig euro en driëenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2021. Dit bedrag bedrag - naar rato verdeeld onder verdachte en de medeverdachten - bestaat uit
€ 78,45 aan materiële schade en € 214,28 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 0 dagen worden toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G. Eelsing en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2022.

Voetnoten

1.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 maart 2022
2.Verklaringen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (op respectievelijk pag. 764 e.v. en pag. 858 van het procesdossier Stitch)
3.verdachte [medeverdachte 2] was degene die Engels sprak volgens verklaringen van [verdachte] (pag. 642 e.v.), [medeverdachte 7] (pag. 829 e.v.) en [medeverdachte 5] (pag. 480 e.v.)