ECLI:NL:RBNNE:2022:1169

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
18/341657-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een demissionair minister met de dood via sociale media

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging van de demissionair minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De verdachte heeft op 15 september 2021 via Facebook meermalen een bedreigend bericht geplaatst, waarin hij de minister dreigde met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en heeft hem hiervoor een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen niet alleen de minister als persoon raken, maar ook een ontwrichtende uitwerking kunnen hebben op het functioneren van de democratie. De verdachte heeft een lange geschiedenis van strafbare feiten en was ten tijde van het delict op de veelplegerslijst van het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de bedreigingen, de impact op de minister en de maatschappij, en de noodzaak van een stevige interventie om recidive te voorkomen. De vordering van het openbaar ministerie tot oplegging van de ISD-maatregel werd door de rechtbank gehonoreerd, ondanks de bezwaren van de verdediging.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18/341657-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/920161-19

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

15 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2021, te Emmen in de gemeente Emmen en/of te Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] , (demissionair) minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (middels Facebook/social media) (telkens) dreigend de woorden toe te voegen: " [slachtoffer] Kogel door je kop, en een bom op de tweede kamer.
Alles opgelost!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen heeft bedreigd. Zij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat het aannemelijk is dat hetzelfde bericht door een technisch mankement meerdere keren is geplaatst onder de video gelet op het korte tijdsbestek waarbinnen de berichten zijn geplaatst. Voor het overige heeft de raadsvrouw geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359a, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 oktober 2021,opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2021339954 d.d. 22 december 2021, inhoudend de verklaring van [naam 1] , waaruit blijkt dat demissionair minister [slachtoffer] van de bedreiging op de hoogte is geraakt.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de raadsvrouw dat verdachte de bedreiging een keer en niet meermalen heeft gepleegd, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van het procesdossier stelt de rechtbank vast dat op 15 september 2021, op vijf achtereenvolgende tijdstippen, hetzelfde bericht door verdachte is geplaatst onder de video van de toenmalige demissionair minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Deze berichten zijn drie keer geplaatst om 01:10 uur, één keer om 01:11 uur en één keer om 01:39 uur.
Gelet op het tijdstip van het laatste bericht -bijna een half uur na het eerste bericht- acht de rechtbank het onaannemelijk dat dit per ongeluk dan wel door een technisch mankement is geplaatst. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte de bedreiging meermalen heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2021, te Emmen in de gemeente Emmen, [slachtoffer] , (demissionair) minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] middels Facebook telkens dreigend de woorden toe te voegen: " [slachtoffer] Kogel door je kop, en een bom op de tweede kamer.
Alles opgelost!".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het opleggen van een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel niet proportioneel is. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het opleggen van de ISD-maatregel een uiterst middel is, waartoe slechts moet worden besloten indien blijkt dat alle andere mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. Volgens de raadsvrouw is dat hier niet het geval. In de afgelopen vijf jaren is aan verdachte slechts één keer een voorwaardelijke straf opgelegd. Tot op heden heeft er geen juiste diagnostiek plaatsgevonden, waardoor behandelingen niet aanslaan. Verdachte heeft alleen in grootschalige klinieken gezeten, waar hij veel last had van prikkels. Verdachte kan terecht bij de zorgpraktijk van de heer [naam 2] . Dit betreft een zorgpraktijk waar in een kleine setting 24-uurs begeleiding wordt geboden in een civiel kader. Verdachte wil meewerken aan een dergelijke behandeling.
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan een aantal bijzondere voorwaarden te koppelen, waaronder de voorwaarde dat verdachte in behandeling gaat bij de zorgpraktijk van de heer [naam 2] . Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de reclassering aanvullend te laten rapporteren over (andere) bijzondere voorwaarden. Meer subsidiair heeft zij verzocht om verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat ingeval de rechtbank komt tot oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel deze in duur dient te worden beperkt tot 1 jaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport van de reclassering d.d. 18 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging van de toenmalig demissionair minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, [slachtoffer] .
Verdachte heeft de bedreigingen geplaatst op het (zakelijke) Facebookaccount van de demissionair minister. Ruim 50.000 volgers hebben kennis kunnen nemen van deze bedreigingen. Verdachte heeft als reden voor het bedreigen van de demissionair minister opgegeven dat hij het oneens is met het beleid rondom de coronapandemie. Hij vindt dat de demissionair minister hiermee angst zaait.
Verdachte heeft lang geen afstand genomen van de door hem geuite bedreigingen. Sterker nog, enige maanden na het plaatsen van de bedreigende berichten op facebook, heeft verdachte online zelfs beweerd op weg te zijn naar het huisadres van de demissionair minister. In een filmpje dat eveneens online is geplaatst heeft verdachte het woonadres ook genoemd. Pas ter zitting heeft verdachte zijn toon iets gematigd. Hij had beter de naam van de demissionair minister niet kunnen noemen, aldus verdachte ter zitting. Van de inhoud van de bedreigingen heeft hij weinig tot niets teruggenomen, noch heeft hij hierover berouw getoond.
De bedreigingen die verdachte heeft geuit jegens de demissionair minister betreffen strafbaar en verwerpelijk gedrag en hebben met het uiten van kritiek op het gevoerde coronabeleid niets te maken. Het op dergelijke wijze bedreigen van een minister raakt niet alleen de betreffende minister als persoon maar kan tevens een ontwrichtende uitwerking hebben op het uitoefenen van deze publieke taak en daarmee ook op het goed functioneren van onze democratie. De door verdachte geuite bedreigingen zijn dan ook op breder vlak schadelijk en dit rekent de rechtbank verdachte ernstig aan.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, dat 18 pagina's telt, blijkt dat verdachte vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke alsook andersoortige strafbare feiten. Het grootste deel van deze straffen is reeds tenuitvoergelegd. Verder stond verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit op de veelplegerslijst van het Openbaar Ministerie en was hij daarvan op de hoogte. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om over te gaan tot het plegen van weer een strafbaar feit. Daarnaast heeft verdachte het feit gepleegd kort nadat hij na detentie is vrijgekomen. Verdachte slaagt er kennelijk niet in om zijn gedrag in goede banen te leiden zonder stevige interventie.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen het reclasseringsrapport dat is uitgebracht door [naam 3] van 18 januari 2022. Dit rapport is door de deskundige ter zitting bevestigd en nader toegelicht en houdt onder meer -zakelijk weergegeven- het volgende in:
Verdachte kampt sinds zijn twaalfde levensjaar met gedragsproblemen. Er zijn in het verleden diverse diagnoses gesteld, die later in twijfel zijn getrokken, gewijzigd of ontkracht. De reclassering schrijft dat verdachte veelal vanuit zijn eerste impulsen reageert en weinig grip heeft op zijn agressie. Hij heeft een verminderde gewetensfunctie waardoor hij niet geremd wordt vanuit het besef van goed en kwaad. Onderhavig delictgedrag zou hieruit verklaard kunnen worden.
Verdachte is als veelpleger aangemerkt. In de afgelopen jaren is reeds ingezet op
gedragsbeïnvloeding door verschillende ambulante en klinische hulpverlengingstrajecten in vrijwillig en in justitieel kader. Voornoemde trajecten werden allemaal voortijdig beëindigd door grensoverschrijdend gedrag van verdachte. Hij recidiveerde meerdere malen tijdens de proeftijd. Het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden wordt dan ook als hoog ingeschat. Er is sprake van een patroon van detentie, vrijkomen, terugvallen en opnieuw gedetineerd raken. In de visie van de reclassering kan dit patroon niet op een andere manier worden doorbroken dan door oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. In het kader van deze maatregel kan verdachte langdurig verblijven in een gestructureerde omgeving waar hij uitgebreid diagnostisch kan worden onderzocht en de juiste behandeling kan ondergaan. Daarbij zal er ook aandacht zijn voor het vervolgtraject gericht op het terugdringen van recidive.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat verdachte in de vijf jaren hieraan voorafgaand ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld, terwijl de onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Daarnaast moet er, gelet op het reclasseringsrapport en de veelvuldige eerdere veroordelingen van verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en/of goederen eist naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft tevens vastgesteld dat verdachte valt onder de definitie van stelselmatige daders, zoals bedoeld in de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers.
De rechtbank constateert hiermee dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan.
De rechtbank acht oplegging van deze maatregel ook geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. Verdachte verbleef in de afgelopen jaren in diverse instellingen en er zijn tal van verschillende interventies ingezet, maar geen enkele interventie heeft geleid tot (blijvende) gedragsverandering. Vanwege het grensoverschrijdende gedrag van verdachte werden de trajecten voortijdig beëindigd. Het is dan ook niet te verwachten dat een nieuwe interventie buiten het kader van de ISD-maatregel, zoals ambulante behandeling bij de zorgpraktijk van de heer [naam 2] , zoals bepleit door de verdediging, dit keer wel tot gedragsverandering en vermindering van het recidiverisico zal leiden. Naar het oordeel van de rechtbank dient de beveiliging van de maatschappij te prevaleren boven het belang van verdachte, te meer nu met oplegging van de ISD-maatregel ook de mogelijkheid van diagnostiek en behandeling bestaat wanneer verdachte daaraan wil meewerken.
Het is van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Zo kan de recidive van verdachte worden beëindigd en krijgt verdachte alle kansen om aan zijn problematiek te werken. Voorts dient dit ter optimale bescherming van de maatschappij. Gelet hierop zal de rechtbank de maatregel voor een maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 4 oktober 2019 is de verdachte onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 215 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Bij rechterlijke uitspraak van 4 september 2020 is de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf reeds bevolen. Nu is gebleken dat de verdachte deze straf inmiddels volledig heeft uitgezeten, wordt het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tenuitvoerlegging.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Legt op de maatregel tot

plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.

Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering na voorwaardelijke veroordeling van 6 januari 2022 in de zaak met parketnummer 18/920161-19.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. L.B. Bartels-van Goor, rechters, bijgestaan door mr. L. Ugurlu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2022.
Mrs. Läkamp en Bartels-van Goor zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.