ECLI:NL:RBNNE:2022:1168

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
180928
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogd voor minderjarige

Op 20 oktober 2021 ontving de rechtbank een verzoek van een minderjarige, geboren in 2004, om het ouderlijk gezag van haar moeder te beëindigen en haar pleegouders tot voogd te benoemen. De minderjarige woont al veertien jaar bij haar pleegouders en heeft geen contact meer met haar moeder. De rechtbank heeft op 3 december 2021 met de minderjarige gesproken, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) aanwezig was. De RvdK heeft vervolgens een onderzoek ingesteld, wat resulteerde in een rapport op 24 februari 2022. Op 31 maart 2022 vond de mondelinge behandeling plaats, geleid door mr. J. Teertstra, rechter en kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. S.W. Tijms.

Tijdens de behandeling werd vastgesteld dat de minderjarige niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat de wet geen rechtsgrond biedt voor een minderjarige om zelf een verzoek tot beëindiging van het gezag in te dienen. De rechtbank kon echter het verzoek van de RvdK inhoudelijk behandelen. De rechter oordeelde dat het belang van het kind voorop staat en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De minderjarige heeft al jaren geen contact meer met haar moeder en zou ernstig in haar ontwikkeling bedreigd worden als zij bij haar moeder zou moeten wonen.

De rechtbank besloot het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en benoemde de pleegouders tot voogd. De rechter benadrukte het belang van de betrokkenheid van Pleegzorg voor ondersteuning. Hoger beroep tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld, met tussenkomst van een advocaat. De uitspraak werd mondeling gedaan door mr. J. Teertstra en is op 4 april 2022 schriftelijk vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/180928 / FA RK 21-1123
C/17/183148 / FA RK 22-338
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, zoals bedoeld in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 31 maart 2022
inzake het verzoek van [de minderjarige] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
bekend onder zaaknummer: C/17/180928 / FA RK 21-1123,
en
inzake het verzoek van de
Raad voor de Kinderbescherming,hierna te noemen de RvdK,
gevestigd te Leeuwarden,
(bekend onder zaaknummer: C/17/183148 / FA RK 22-338),
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
[de pleegmoeder] en [de pleegvader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de pleegouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 20 oktober 2021 een brief ontvangen van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [plaats] , waarin [de minderjarige] - kort samengevat - de rechter verzoekt om het ouderlijk gezag van de vrouw over haar te beëindigen en om de pleegouders tot voogd te benoemen. [de minderjarige] heeft aangegeven dat ze al veertien jaar bij haar pleegouders woont. Met haar vader, die geen gezag heeft over haar, heeft ze wel contact maar hij woont in Frankrijk.
1.2.
De rechter heeft op 3 december 2021 met [de minderjarige] gesproken over haar brief. Bij dit gesprek was ook [naam] van de RvdK aanwezig. De RvdK heeft naar aanleiding van dat gesprek aangegeven onderzoek te gaan verrichten.
1.3.
Het onderzoek van de RvdK heeft geresulteerd in het rapport van 24 februari 2022.
Bij verzoekschrift van 24 maart 2022 heeft de RvdK de rechter verzocht om het eenhoofdig gezag van de vrouw over [de minderjarige] te beëindigen en om de pleegouders tot voogd te benoemen.
1.4.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 maart 2022 ten overstaan van mr. J. Teertstra, rechter tevens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.W. Tijms, griffier. Daarbij zijn de volgende personen verschenen:
- de pleegvader,
- namens de RvdK, mevrouw [naam] .
1.5.
De rechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling gesproken met [de minderjarige] .
1.6.
De vrouw heeft bij e-mail van 24 maart 2022 aangegeven dat zij vanwege een operatie en het herstel daarvan, niet aanwezig kan zijn bij de mondelinge behandeling.
1.7.
De pleegvader heeft tijdens de mondelinge behandeling een schriftelijke bereidverklaring van hem en de pleegmoeder overgelegd.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling uitspraak gedaan. Zij heeft daartoe aan partijen mededeling gedaan van de navolgende gronden van de beslissing, zakelijk weergegeven:
 De rechtbank heeft op 20 oktober 2021 een brief ontvangen van [de minderjarige] . De rechter heeft begin december 2021, in het bijzijn van de RvdK, gesproken met [de minderjarige] over haar brief. Het gesprek gaf voor de RvdK aanleiding om een onderzoek in te stellen. Het onderzoek van de RvdK heeft geresulteerd in het rapport van 24 februari 2022.
 De wet kent meerdere rechtsingangen, op grond waarvan een minderjarige een verzoek kan voorleggen aan de rechter. Het door [de minderjarige] gedane verzoek om het ouderlijk gezag van de vrouw over haar te beëindigen en om de pleegouders tot voogd te benoemen, is niet in de wet geregeld. Dit maakt dat de rechter [de minderjarige] niet-ontvankelijk in haar verzoek moet verklaren.
 De rechter kan het verzoek van de RvdK om het ouderlijk gezag van de vrouw over [de minderjarige] te beëindigen en om de pleegouders tot voogd te benoemen, wel inhoudelijk behandelen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
 Gelet op internationale verdragen dient bij het nemen van een beslissing tot beëindiging van het ouderlijk gezag het belang van het kind voorop te staan. Voorts dient rekening te worden gehouden met artikel 8 EVRM.
 De rechter is, alles afwegende, van oordeel aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan. De vrouw is niet in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen. [de minderjarige] heeft al een aantal jaren geen contact meer met de vrouw en woont sinds zij een jaar oud is bij de pleegouders. Zij zou ernstig in haar ontwikkeling bedreigd worden indien zij bij de vrouw moest gaan wonen. De vrouw is niet in staat om goede beslissingen over [de minderjarige] te nemen, nu er geen contact is. [de minderjarige] is in het verleden door de beslissingen die de vrouw heeft genomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de vakantie en omgang, meerdere keren door de vrouw teleurgesteld. De rechter is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat het ouderlijk gezag van de vrouw over [de minderjarige] , wordt beëindigd.
 De rechter dient vervolgens op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over [de minderjarige] te noemen. De RvdK heeft geadviseerd om de pleegouders van [de minderjarige] te belasten met de voogdij. Dit is ook de wens van [de minderjarige] . [de minderjarige] woont al sinds 2006 bij haar pleegouders en haar pleegouders zijn naar oordeel van de rechter het best in staat om beslissingen over [de minderjarige] te nemen. De rechter zal bepalen dat de pleegouders worden belast met de voogdij over [de minderjarige] . Voorts merkt de rechter op dat het van belang is dat Pleegzorg betrokken blijft om, waar nodig, ondersteuning te kunnen bieden aan [de minderjarige] en de pleegouders.
 De rechter wijst tot slot betrokkenen erop dat hoger beroep tegen deze uitspraak kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak en dat hoger beroep moet worden ingestemd middels tussenkomst van een advocaat.

3.De beslissing

3.1.
De rechter heeft partijen medegedeeld dat zij beslist als volgt:
 de rechter beëindigt het ouderlijk gezag van [de vrouw] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] over [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [plaats] ;
 de rechter benoemt [de pleegmoeder] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en [de pleegvader] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , tot voogd over [de minderjarige] ;
 de rechter verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
 de rechter verklaart [de minderjarige] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
 de rechter heeft partijen erop gewezen dat hoger beroep tegen deze uitspraak kan worden ingesteld, binnen drie maanden na de uitspraak, en dat hoger beroep moet worden ingesteld middels tussenkomst van een advocaat.
Deze uitspraak is mondeling gegeven door mr. J. Teertstra, rechter, tevens kinderrechter in tegenwoordigheid van mr. S.W. Tijms als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van de beslissing is door de rechter vastgesteld op 4 april 2022.