In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 januari 2022 een beschikking gegeven over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) had verzocht om deze machtiging, omdat er ernstige zorgen waren over de veiligheid en het welzijn van [minderjarige]. De kinderrechter had eerder op 31 december 2021 een voorlopige ondertoezichtstelling uitgesproken en een spoedmachtiging verleend voor opname in een gesloten jeugdhulpinstelling. De situatie van [minderjarige] was zorgwekkend, met automutilatie en suïcidale gedachten, en er was een gebrek aan instemmende verklaringen van gedragswetenschappers, wat de urgentie van de zaak onderstreepte.
Tijdens de zitting op 12 januari 2022 zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de moeder, pleegouders en vertegenwoordigers van de RvdK en de Gecertificeerde Instelling (GI). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet toereikend was en dat er een ernstig risico bestond voor [minderjarige] zonder ingrijpen. De kinderrechter heeft de machtiging tot gesloten jeugdhulp verlengd tot 25 februari 2022, met de opdracht aan de RvdK en de GI om de rechtbank te informeren over de voortgang van de zaak.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie van [minderjarige] complex is en dat er snel duidelijkheid moet komen over de benodigde hulpverlening. De betrokken instanties moeten samenwerken om een geschikte behandelplek voor [minderjarige] te vinden, waarbij ook de resultaten van eerder uitgevoerd diagnostisch onderzoek van belang zijn. De kinderrechter heeft het verzoek om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, maar heeft wel de noodzaak van een multidisciplinaire aanpak onderstreept.